De brief die Abdelkader Benali aan zijn pasgeboren dochter Amber schrijft, hinkt op 2 gedachten. Enerzijds spreekt de hoop op een nieuwe toekomst. Anderzijds is er de angst te behoren tot een minderheid die beschimpt en veracht wordt.
Als kind van een minderheid hoop ik dat het jou bespaard blijft om steeds uit te moeten leggen, alleen omdat je lid bent van die groep. Het doet me pijn om dit te zeggen, maar vrijheid is geen vrijheid wanneer op zijn minst over een deel ervan door een ander wordt beschikt. (118) |
Zeker zoals Abdelkader Benali schrijft over de jongens om heen, hoe zij de druk van thuis niet aankunnen. Iedereen moet advocaat of dokter worden, als je het niet redt, faal je. En dat falen komt eerder dan je verwacht: al bij het eerste lage cijfer.
Niemand om ze te vertellen dat falen geen tragedie was, dat een onvoldoende niet hoefde te voelen als het zwaard van Damocles. Dat op de lange, grillige weg naar een diploma en een nette baan ook misstappen gemaakt konden worden. In dat vacuüm boden de wetten van de straat uitkomst. Schaamte brandt de ambitie af, en de verleidingen die op de loer lagen waren sterk en giftig. (51) |
Zijn afkomst heeft hem gemaakt tot wie hij is. De publieke opinie oordeelt hem op zijn afkomst en verdedigen heeft geen zin:
Toen ik jonger was ben ik weleens ingegaan op uitnodigingen om uit te leggen hoe het zit met die Marokkanen. Ik weet nu dat dat een vergissing was, omdat het optreden als representant (de welbespraakte variant van de monsters) ervoor zorgde dat het misverstand de waarheid in de weg bleef staan. (119) |
Het wekt alleen maar argwaan en maakt je meer onderdeel van de groep waarover je zelf spreekt. Daarmee versterk je juist de plaats waar je voor de ander staat. Het opent niet de dialoog waar je op hoopt, maar verengt de discussie alleen maar.
Abdelkader Benali: Brief aan mijn dochter. Amsterdam, Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers, 2016. ISBN 978 90 295 0561 1. Prijs: € 15. 172 pagina’s.Bestel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten