30 september 2011

De ballen bulten in haar broekje

Ze loopt over de tennisbaan. Aan de tennisbaan grenzen volkstuintjes. Daar groeit kool, verschiet sla en geurt ui. Zij staat op de tennisbaan. Alleen. Zenuwachtig draait ze het racket terwijl ze naar de andere kant van de baan loopt. Ze raapt af en toe een verloren bal op de baan. De bal verdwijnt zorgvuldig in een zak.

Al ballen pakkend komt ze bij de andere kant aan. Ze gaat helemaal in de hoek van het veld staan, grabbelt een bal uit haar broekje en werpt de bal omhoog. Precies op het juiste moment slaat het racket de bal. Met een vaartje raakt de bal de grond waarna hij weer omhoog stuitert van het gravel.

Ze werpt de ballen in de lucht en laat ze het racket raken tot ze door het voorraadje heen is. Dan loopt ze traag weer naar de andere kant en raapt de ballen op. Ze verdwijnen in haar broekzakken. De ballen bulten in haar broek. Als de wratten van een pad vormt haar broek een grimmig geheel van onregelmatigheid.

De bulten deinen mee naar dezelfde kant van de baan. Een stukje uit de zon. Ze grabbelt weer in haar broekje en haalt een bal omhoog. Ze bekijkt het ronde ding als een kind dat net een cadeautje uit de grabbelton heeft gehengeld. Dan gooit ze de bal met een vaartje de lucht in en geeft er een klap tegen met het racket.

Als de ballen op zijn, loopt ze weg van de bulten naar de tafel die aan de rand van de baan staat. Ze pakt het flesje water, brengt de opening naar haar lippen en drinkt. Tevreden kijkt ze naar de man die languit op het blad van een tafel verderop ligt. Haar tennismaatje is duidelijk nog niet klaar voor de training. Ze loopt terug en raapt de gele ballen van het rode veld.

Als ze naar haar plekje teruggaat, bulten de ballen in haar broekje.

29 september 2011

Dode egel op fietspad

Hij ligt stijdvaardig, half op de rug. Een egeltje dat deze nacht gesneuveld is. Midden op het fietspad heeft hij de doodstrijd geleverd. Het mocht niet baten. De forens ziet hem bij het krieken van de ochtend. De fietsband kan net op tijd uitwijken. Zo rijdt hij met een waardig bochtje om het diertje heen.

Geen monument voor hem. Zelfs geen moment. De dag roept. Geen tijd lang stil te staan bij het heengaan van een egel. De trein vertrekt dadelijk van spoor 2. De flitser schiet ongeduldig het donker in. Een volgende forens ontwijkt het dode dier. ‘Jakkes’, roept de vrouw die achter hem aan ternauwernood de dood passeert.

Hoe zou dit zo gekomen zijn. Hij is duidelijk slachtoffer van een ongeval. Een brommer die hij niet zag aankomen. Iets anders dat hem midden op het fietspad geschept heeft. Ik vraag het mij af. Een schuldgevoel bekruipt me. Waarom heb ik zijn dode lichaam niet even met de zijkant van mijn schoen in de goot geduwd?

Tegelijkertijd ben ik tevreden met het beeld van al die forensen die het lijkje ontwijken. Dan zien ze goed hoe de natuur het van de stad verliest.

28 september 2011

Blogje schrijven

image

Het licht gaat uit. Ze doet de deur dicht. ‘Vannacht doe ik de deur open’, zegt ze. Ze komt naar beneden. ‘Hallo Inge.’ En gaat zitten op de bank. ‘Ik heb Doris net naar bed gebracht.’ ‘Moet jij niet naar boven?’ vraagt Inge. Verbaasd kijkt ze haar moeder aan. ‘Papa gaat altijd naar boven om een blogje te schrijven.’

Ze gaat de trap weer op, doet het licht naar zolder aan en klimt verder omhoog. Achter de computer kruipt ze en ze begint te tikken op het toetsenbord. Haar vader is achter haar aangegaan. ‘Wat ben je aan het doen?’  vraagt hij. ‘Ik ben een blogje aan het schrijven’, zegt ze. Ze tikt onverstoorbaar verder op het toetsenbord.

Met een wisseling van paradigma kun je niet vroeg genoeg beginnen.

27 september 2011

5 kinderen in 1 maand

image

De najaarszon schijnt alsof het een zomerdag is. De lunchpauze trekt al het kantoorpersoneel uit de kantoren. Ze flaneren door de straten van Amsterdam Zuid die direct aan het kantoorpark grenzen. Het verbaast mij hoeveel heren nog keurig in het jasje met dasje lopen.

Een groepje van 3 heren komen mij tegemoet. Ze hebben de singel net gehad. Nu trekken ze een rechte lijn naar het kantoor. Het einde van de pauze nadert. De mannen zijn van mijn leeftijd. De ene aardappel zit nog dieper verstopt in de keel dan de ander. Het ene pak ziet net iets netter uit dan het andere. Maar iemand als ik ziet het verschil niet.

Het lijkt of ze even stil zijn geweest. ‘Dus’, hoor ik de roodharige jongen tegen de 2 andere mannen zeggen. Het gesprek was even vastgelopen, maar de smeerolie begint te druppelen. ‘Dus Andries krijgt ook een kind.’ Zijn taal klinkt zeer geaffecteerd. Alsof iemand de taal loeihard op zijn donder geeft.

De leren hakken klinken dof in deze heerlijke najaarszon. De blonde jongen trekt zijn dasje recht. Hij nadert kantoor. ‘Dat is wel heftig’, zegt de stropdas met het donkere haar. Zijn taal heeft dezelfde zweepslag gehad als dat van zijn blonde korpsgenoot.

‘Inderdaad’, roept de blonde. En ik kan het verschil niet meer horen tussen de 3 mannen. ‘5 kinderen in 1 maand’, eindigt de roodharige als hekkensluiter. ‘Dat is wel heftig zeg.’ De automatische deuren gaan open en de mannen worden opgeslokt door hun werk.

26 september 2011

Turk op glijbaan

image

De speeltuin is druk op zondagmiddag. Een straaltje zon jaagt iedereen naar buiten. Kinderen buitelen over elkaar heen in de speeltuin van het Beatrixpark. Het speeltoestel dat midden in de speeltuin staat, trekt de meeste aandacht. Zo’n 20 kinderen springen, hangen en klimmen over elkaar heen in het hoge gevaarte.

Het ding zit boordevol uitdaging. De glijbaan is de waardige afsluiter van een klimavontuur dat je op diverse plekken kunt beginnen. Zo nemen kinderen het kromme trapje omhoog. Is de klimwand een uitdaging voor wat grotere kinderen. Daarnaast leven kinderen zich uit aan de 2 stangen die evenwijdig aan elkaar omhoog gaan.

De glijbaan is van boven afgesloten. Zo ontstaat een ronde koker. Wellicht is dit nodig voor de veiligheid. Maar voor veel kinderen vormt het de gelegenheid om de boel flink op te houden. Ze gaan dan aan het begin van de tunnel overdwars zitten en laten zich niet meer naar beneden glijden. Sommige ouders staan aan het einde van de glijbaan te gillen. ‘Ga glijden joh. Anders kunnen de andere kinderen niet glijden.’

Ik verwacht elk moment een corrigerende zin van de kinderen in de glijbaan. Iets als ‘doe eens normaal joh’. Maar in deze tijd krijgt een dergelijke zin direct een bepaalde bijklank. Net als het woord Turk dat onder de glijbaan geklad staat. Het haalt alle onschuld uit zo’n glijbaan. En uit deze blog.

25 september 2011

Hoe facebook je kan raken

Kan facebook je raken? Zeker. Het overkomt me zeker een paar keer per week. Daarmee behoort het social network tot uitingen als het boek, een concert of een film. Laat ik eens een voorbeeld geven: de muziek van Arvo Pärt.

De organist Kees van Eersel vertelde een paar dagen geleden op facebook hoe hij zijn vingers stukspeelde op een orgelstuk van Arvo Pärt. De dominee van de Haagse Kloosterkerk vroeg of hij het stuk Mein Weg hat Gipfel und Wellentäler wilde spelen in de dienst van 2 oktober.

Een verzoek dat duidt op een goede muzikale smaak. Al klaagde Kees van Eersel over de korte tijd die hij had zich het stuk eigen te maken. Want het is zeker niet makkelijk. De snelle dalende en stijgende tremolo’s en het hoge tempo vragen om veel aandacht en oefening.

Ik kende de compositie niet en zocht op youtube naar een uitvoering. Het pakte me gelijk.  Misschien zorgen de foto’s van de Alpen en de eenzame bergklimmer voor de juiste sfeer. Het idee van de mens op de toppen en dalen van het leven, begreep ik. Je kunt niet voortdurend op de top blijven staan, want dan zie je niet dat je op de top staat. Zo zorgde de ogenschijnlijk nietszeggende opmerking van Kees van Eersel voor een mooie ervaring.

Overigens speurde ik gelijk verder naar werk van Arvo Pärt. Jaren terug kon ik al die commotie over de muziek van deze Estse componist niet begrijpen. De uitvoering van Pari intervallo op het derde festival Min of meer minimal, haalde me over meer van hem te beluisteren. Zo heb ik nu weer zijn Spiegel im Spiegel beluistert. Een indrukwekkende compositie voor piano en viool die een sfeer van melancholie en weemoed oproept. Ronduit prachtig en treffend. Wat mij betreft kan die zo mee in de dienst van de kloosterkerk.

24 september 2011

Vuilnisbeer

image

Een grote blauwe vuilniszak staat naast de wagen. De bezem is geparkeerd tegen het busje met open achterkant. In de laadbak staat een man voorovergebogen bij het rek dat bestuurderscabine en laadbak van elkaar scheidt. Hij heeft een baseballpetje in de hand. Hij staat tegen een enorme knuffelbeer. De beer hangt aan het rek en de man frunnikt de pet op de kop van de beer.

Zelf heeft de berenversierder een kale kop. Uit het open raam van het busje klinkt dreunmuziek. Zijn collega komt met een andere bezem en een andere blauwe vuilniszak uit het bosje. Hij kwakt de vuilniszak tegen de voorband van het busje. Ook hij frunnikt maar dan in zijn zak en haalt een sigaret tevoorschijn.

Als hij de sigaret aansteekt, zit het petje op de kop van de beer. Trots kijkt de kale pettenman naar zijn collega. ‘Die zit’, mompelt hij. ‘Inderdaad, die zit’, krijgt hij als antwoord. De rook blaast omhoog in de richting van de beer. De beer, een afdankertje, net als de pet, kijkt niet op of om. Even onbewogen als het moment dat een kale man over hem hing om een petje op zijn hoofd te klemmen.

23 september 2011

Huisspin

image

Voor het raampje achter heeft de huisspin een web gemaakt. Het ziet er imposant uit. De spin precies in het midden. De poten gespreid, wachtend op een prooi.

De achterdeur staat open vanwege het lekkere najaarsweer. Zodoende vliegt een grote bromvlieg binnen. Hij trekt lange lijnen door de kamer. Al vliegend bromt hij zo dat een oud vliegtuig er niks bij voorstelt. Met lange halen tikt hij tegen de ruiten voor en achter.

Even later is het stil. De spin zit stil in zijn web. Onder het web, op de vensterbank liggen kadavers van dode vliegen. Zij zijn gesneuveld in hun baantjes tussen het raam voor en het raam achter. Bijna trots bromt het vliegtuig door de kamer.

Dan vliegt hij in de richting van de openstaande achterdeur. Ik zie hem naar buiten vliegen. Verbaasd en opgewonden tegelijk. Als ik teleurstelling op het gezicht van de spin zou kunnen lezen, dan zou ik die nu kunnen lezen. Misschien zwerft ergens een papiervisje voor hem.

22 september 2011

Keizer Karelplein

Het Keizer Karelplein in Nijmegen is niet een geliefd verkeersplein voor mij. Ik had 2 maanden mijn rijbewijs en wachtte keurig voor het stoplicht. Ineens ging een vrachtwagen voor mij in zijn achteruit. Ik kon niet snel genoeg wegkomen en de voorkant van onze auto werd aan gort gereden.

De vrachtwagenchauffeur bleek bij het invullen van de papieren een dag eerder zijn vrachtwagenrijbewijs te hebben gehaald. Sindsdien zitten onze koplampen niet meer zo mooi in de carrosserie.

Gisteren mocht ik opnieuw over het Keizer Karelplein rijden. Het idee er overheen te moeten, treiterde me al lange tijd voordat we Nijmegen inreden. Bij het aankomen bij de rotonde mocht ik ook nog eens bijna de hele rotonde rijden. Ik begrijp de rotonde niet zo goed. Dat komt vermoedelijk ook omdat het 1 van de weinige echte rotondes in Nederland is. Daar heeft het opkomend verkeer voorrang. Op vrijwel alle rotondes heeft het verkeer dat op de rotonde rijdt voorrang.

Als ik op het Keizer Karelplein rijdt, lijkt het of alle Nijmegenaren precies begrijpen hoe het verkeersplein werkt. Alle bezoekers raken de weg volledig kwijt zodra ze de rotonde oprijden.

Het ging goed. Alleen nam ik een afslag te vroeg, waarna ik wat verderop mocht keren en nog een keer het Keizer Karelplein mocht nemen. Gelukkig 1 afslag. Net als op de terugweg. Ik hoefde enkel voor het stoplicht te wachten. Daar waar het in 2003 misging. Maar zelfs dat ging goed.

In de tweet dat ik het Keizer Karelplein had overleefd, zat evenveel opluchting als verbazing. Wel jammer dat ik op de terugweg de kringloopwinkel van Nijmegen miste, want wat was ik graag in de Nijmeegse vestiging van Kringloopwinkel Het Goed binnengestapt.

21 september 2011

Broodzakje

De donkere kop drukt de snavel in het plastic zakje. Vervolgens maakt hij zich los van het zakje en hakt flink in het plastic. Beducht van alles wat voorbij komt. Ik fiets langs. Zie hem druk in de weer. ‘Zo jij hebt mazzel’ , mompel ik. Het kauwtje vliegt op van zijn prooi. Ik weet niet of het van mij komt of van de bus die met hoge snelheid voorbij raast.

Als ik even later terugfiets omdat ik het zakje met kraai dolgraag op de foto wil hebben, zit een ekster op het zakje. Zijn klauwen grijpen in het plastic. Hij hakt wat kalmer. Met minder driftige bewegingen dan het kauwtje. Ook hij vliegt op als ik te dicht bij hem kom. Zo ligt het zakje daar eenzaam.

Een meeuw vliegt voorbij en kijkt of de kust veilig is. Een rode spitsbus rijdt over de brug en de meeuw ziet weinig kans. Het zakje boterhammen is duidelijk verloren door een fietser die over de bus reed. Uit de rugzak gevallen of op een andere manier kwijtgeraakt. Een kraai heeft een plekje gevonden in de boom bij de brug. Ik weet dat hij toeslaat als ik weg ben.

20 september 2011

Traanoog

Haar oog traant al onder de douche bij het zwembad. Ik krijg een oranje papiertje in de hand gedrukt. Ze kijkt heel trots. Ik antwoord net zo trots.

Als ik haar op het achterrekje van mijn fiets hijs, begint haar oog weer te tranen. Niet van ontroering. Er is een andere oorzaak. Het oog kijkt rood en is geïrriteerd. Dat terwijl ze een groep verder is bij de zwemles.

We eten heerlijke stamppot rauwe andijvie. Met andijvie uit dekrat.nl. De Leidse kaas bestaat uit de juiste bestanddelen. De gehaktbal is net zo biologisch als smaakvol. Het oog traant opnieuw. Ze vraagt of ik er oogdruppels in wil doen.

Altijd als er problemen met het oog zijn, worden mijn oogdruppels als wondermiddel gehaald. Bij mij helpt het om mijn oog te behoeden voor de oude beschadiging. Als ik droge ogen heb, druppel ik ze. Zo haalt mijn ooglid niet de wond van weleer open.

De druppel valt in het oog. Nu moet ze haar oog dichthouden voor de genezing. Ze belt oma en opa om te vertellen van de stap voorwaarts bij het zwemmen. Het diploma komt nu echt dichtbij. Want na oranje is het zwemdiploma de volgende stap. Ze wil heel graag het diploma halen.

Als ik wat later boven met haar ben, doet het oog het weer. Het doet niet zeer meer. Dat komt door de oogdruppel zegt ze stellig. Ik vraag me af of het de oogdruppel was of het langere tijd gesloten houden van het ooglid. Ik denk het laatste. Zij het eerste.

Misschien ligt de waarheid in het midden.

19 september 2011

Oefenuurtje verliest van recreatief uurtje in Almeers zwembad

De lijnen trekt de badjuf uit het zwembad van Almere Stad. Een collega van haar haalt de bordjes bij de banen weg. ‘Babbelbaan’ en ‘Turbobaan’ zie ik op 2 bordjes staan. Ik herinner me een discussie op zondagmorgen tussen een trage oudere vrouw en een jonge, gespierde turbo-zwemmer. De vrouw kwam in het vaarwater van de man.

Hij vond dat zij daar helemaal niet moest zwemmen. Zij vond dat hij haar helemaal niet mocht inhalen. Zij noemde het bejaardendiscriminatie. Met de ruzie zorgden de ruziemakers ervoor dat 2 banen voor niemand bruikbaar waren. Wellicht dat de banen om benamingen als ‘ruziebaan’ of ‘woordenwisselbaan’ vroegen.

Deze morgen sta ik met een groep andere ouders met bijbehorende kinderen onder de douche. Mijn dochter gebaart al dat ze wil gaan zwemmen. Het oefenuurtje is begonnen. De klok heeft 9 geslagen en het is onze beurt.

Het zwembad loopt langzaam leeg met de banentrekkers. Ze hijsen zich uit het water. De oudere vrouw die ik herken van de oude ruzie, ligt languit in het water. Haar armen gespreid en het hoofd omhoog. Ze neemt ermee de 3 zojuist binnengetrokken banen in beslag. Links en rechts proberen nog enkele banentrekkers haar voorbij te zwemmen. Ze kunnen moeilijk afscheid nemen van hun baantjes.

Wij lopen naar de andere kant van het zwembad. Ze wil duiken. Het is moeilijk ruimte te winnen van een groep mensen die nog geen zin heeft te stoppen. Een zwembad is de wereld in het klein. Daar vraagt iedereen ruimte, terwijl er niet veel van is. Daarom wordt zo eindeloos onderhandeld. Geld drukt vrijheid en ruimte uit. Geld is het water in het zwembad.

We trekken een paar baantjes. Oefenen de schoolslag. De halen worden langer, al heeft ze soms de neiging heel snel onaffe slagen te maken. De duik gaat goed. Iets te plat op de buik, maar wel door het diepste gat. Soms staat het resultaat boven de uitwerking. Zeker ook als het eindeloos goed gaat.

Dan verovert een nieuwe groep machthebbers het zwembad: de recreant. Het recreatief zwemmen begint pas om 10 uur maar om kwart over 9 glijden de eerste matrassen het water in. Een stel pubers drijft op het vlot. De Vikingen passeren de kinderen die met moeite borstcrawl oefenen. Een andere groep pubers demonstreert de duik van de duikplank met een grote aanloop. Dit heeft met oefenen weinig van doen.

En zo roept om 10 uur de badmeester om dat het oefenuurtje voorbij is. De zwembandjes moeten weer aan voor degene die geen diploma heeft. Ik vraag me af of dat oefenuurtje überhaupt geweest is. De duikplank, drijfmatrassen en volwassenen dobberen in grote aantallen door het water. Niemand die een drijfbandje om de armen trekt. Niemand die in het water dobbert heeft geen diploma.

Inderdaad wint het geld. Een commercieel draaiend zwembad trekt zich weinig aan van gemeenteregels. Zeker op zondagmorgen als recreanten het zwembad veroveren van de kleintjes die moeten leren zwemmen.

18 september 2011

Paardenmeisjes, hinniken en liefde

image

Voor ons rijden 2 meisjes op een fiets. Ze slaan af, het bruggetje op. Het achterste meisje draagt een hoed om te kunnen paardrijden, een cap. Haar paardrijlaarzen tikken tegen het metaal van het achterrekje waarop ze zit. Het lijkt wel of ze een heuse klikklak maakt naar het vriendinnetje dat voorop rijdt.

Als ze midden op het bruggetje staan, roepen ze met lange halen een naam. Direct gevolgd door nog een naam met bijna dezelfde haal. Plotseling klinkt tussen de bomen een luid gehinnik. Een paard staat met de kont naar de meisjes toe. De kop draait in hun richting, achterstevoren. Een grijns verschijnt en de blote tanden hinniken mee.

Ik verbaas me over zoveel blijdschap. Zouden de paarden de meisjes herkennen, vraag ik mij af. Uren later zie ik vanuit de auto het meisje lopen. Ze loopt over hetzelfde fietspad maar dan veel verderop. Haar broek is nat. Bij haar billen tekenen zich de sporen van gras en nat. Een meisje in de regen dat terug naar huis loopt.

Ze denkt aan het paard. Het samenzijn. En ik denk aan Midas Dekkers. Hij suggereerde namelijk eens dat de liefde voor het paard er alleen maar is om zich voor te bereiden op een andere liefde. Het paard zou daarmee de eerste liefde zijn. Ze loopt precies zo. Doorweekt van regen en toch gelukkig.

17 september 2011

Zalm en raapstelen van palmkool

Ik ben geen viseter en het pakket van dekrat.nl zit deze week zalm. Het is biologisch verantwoorde zalm. Wilde zalm, gevangen met een hengel. En zoals beloofd, zou ik proeven van deze hoogwaardig gevangen zalm.

De zalm was heerlijk klaargemaakt. Zeker in combinatie met de seizoensgroenten uit het pakket. Het was zo lekker dat ik gisteravond zelfs genoot van mijn stukjes zalm. Samen met de kappertjes, aardappels, knolselderij en raapstelen van palmkool was het een gerecht van de topchef.

Zo smikkelde zelfs iemand die helemaal niet van vis houdt, de zalm tot de laatste hap op.

16 september 2011

Lekken

Prinsjesdag is een feestje. Ook als de boodschap geen feestje is, blaast de klaroen door Den Haag. Iedereen op zijn netst. De minister van Financiën trots met zijn koffertje. Daar liggen dan de documenten waar iedereen reikhalzend naar uitziet. Ook al is de boodschap die in die stapel papieren staat, geen feest.

Als iemand dan eerder de boodschap verklapt, valt een rouwkrans om het feest. Geen waxinelichthouder meer te gooien door een waxinelichthoudergooier. Geen vrolijk getrappel mee en tramsporen bezaaid met paardenvijgen. Nee, in plaats daarvan liggen de papieren op straat.

Met een druk op de knop heeft het ict-bedrijf de documenten zichtbaar gemaakt. Ze waren keurig verstopt, maar iedereen kon er toch bij. In de documenten staat dat er een nieuwe website voor het koninklijk huis komt. Daar is 300.000 euro voor. Ik zal niet verklappen wat deze site gekost heeft.

Wat ik wel wil verklappen is dat iemand die dit artikel gisteren had willen lezen, het niet kon vinden. Terwijl het gisteravond om 21 uur al klaar was.

15 september 2011

Zwemles

image

Een zere rug heeft haar verhinderd naar het zwembad te gaan. Ik heb me gehaast om precies op tijd thuis te komen en gelijk door te fietsen met haar naar het zwembad. Een lange rij voor de kassa. Ze wordt bijna omver geduwd. Een mevrouw trekt ongedurig een kind achter zich aan.

Ik voel hoe de energie van een dag werken zich vermengt met de berusting van het wachten straks. Ze kleedt zich om. Haar badpak draagt ze al. Het oude shirt dat ze aan heeft, mag ook het water in. Ze trekt de deur open terwijl ik nog de plastic folie om mijn schoen friemel. Een deel van de zool steekt door het plastic heen. De zool drukt druppels vocht in het folie.

Ze staat al onder de douche. Kinderen dringen een plekje onder de stralen die uit het plafond naar beneden vallen. Geduldig wacht ze op haar beurt. Een jongetje drukt haar weg. Ze komt naar me toe en vraagt onder welke douche ze moet staan. ‘Neem die dan’, wijs ik ongeduldig naar een douche langs de wand. ‘Die is kapot.’ Ik wijs naar een andere. Als ze er staat, komt het andere jongetje daar weer staan.

Hoe makkelijk verschuiven anderen hun probleem naar een ander. Eindelijk vindt ze een plekje en laat het vocht vanuit het plafond op het shirt vallen. Dan mag ze naar de juf. De groep kinderen die klaar is met zwemmen, druipt met de ouders richting kleedkamer af. Ik geef haar het bonnetje mee. Een moeder naast mij schreeuwt tegen haar kind dat ze geen bonnetje heeft. ‘Zeg maar dat het rotapparaat het niet deed.’

Het restaurant zit bomvol. Ouders hebben hun tassen op de tafels gezet als merkteken dat zij daar zitten. De rij voor de bar is lang. Een vrouw vraagt een kaassoufflé en een patat. ‘De frituur is niet aan vandaag’, zegt de medewerkster. De vrouw begint te schelden. Ik hoor iets over slechte service.

Als de vrouw voor mij in discussie is over een theezakje geef ik de moed op. Hier valt niet veel te halen. De tafels bij het raam zijn allemaal bezet. Ik zie nog een vrij plaatsje naast een meneer die net een hap neemt van een kaassoufflé. De vrouw naast hem laat een theezakje in het hete water zakken.

Ook het bankje in het kijkhok is bezet. Ik zie weer terug hoe mijn moeder in een bomvol hok naar mij keek. Ik bleef drijven en vroeg of ze het gezien had. Ze stond daar in net zo’n bedompte ruimte als waar ik nu sta. Niks te zien en benauwd. De ramen waren altijd beslagen. Sommige ouders drukten hun handen tegen het glas. Zo maakten ze kijkers naar de zwemmende kinderen.

Ik vlucht naar buiten. Een moeder steekt net een sigaret op. Ze staat naast een oudere man met een bril die naar het puntje van zijn neus is gezakt. In zijn mond rookt eveneens een stengel. Ik heb haar al eens eerder gezien. Alleen weet ik niet waar en wanneer.

‘Aan het begin van de vakantie waren we inderdaad gestopt’, zegt ze tegen de man met de bril. ‘Maar de eerste avond verveelden we ons zo dat we er eentje hebben opgestoken.’ Ze neemt een flinke hijs van de sigaret en blaast de rook naar de lucht.

14 september 2011

Papiervisje

Sporen van het papiervisje
Sporen van het papiervisje

De nachtmerrie voor elke boekenverzamelaar: het papiervisje. Onlangs kreeg ik een prachtige stapel boeken van een vriend. Ik nam ’s avonds trots mijn nieuwe bezittingen door en bladerde aandachtig door de boeken. Het was mij wel opgevallen dat er een paar beduimelde exemplaren tussen zaten. Ik had niet direct in de gaten dat ze aangetast waren.

Ik bladerde door een boekje met allerlei gedichten over de zee en toen gebeurde het: een klein beestje schoot vliegensvlug omhoog over de bladzijde. Ik wist het diertje tijdig te vermorzelen door de bladzijde met een klap dicht te klappen. ‘Hé’, zei ik. ‘Een zilvervisje in mijn boek.’ ‘Dat is geen zilvervisje volgens mij. Deze eet je boek op’, antwoordde Inge.

Ze sloeg haar mobiel open en toverde het wikipedia-artikel tevoorschijn. Inderdaad ik had zojuist een papiervisje vermoord. Het diertje leeft in boeken, kan tot 8 jaar oud worden en legt eitjes van een millimeter. Op zich kan de waarneming van een enkel diertje niet direct tot schade leiden, meldt het artikel van de online encyclopedie.

Ik ben maar eens verder gaan kijken en ik ontdekte dat de boeken behoorlijk zijn aangetast. Vooral het boek over orgels heeft het flink moeten ontgelden. De sporen in Nader tot u zijn echter heel duidelijk zichtbaar. Een flinke schade en als het ontaardt in een plaag, ben je aardig de klos.

Niet heel erg, maar ik vreesde gelijk het ergste voor mijn boekenverzameling. Daarom heb ik de boeken eventjes geïsoleerd in een plastic tas. Daar wacht ik even koudere dagen af. Mogelijk leg ik ze even in de vriezer. Ze kunnen niet overleven bij temperaturen onder de 15 graden.

13 september 2011

De grote oversteek

Een beeld waar ik eindeloos naar kan kijken: ons meisje dat de oversteek maakt van het ene weiland naar het andere. De bezorgde vader is trots en zenuwachtig tegelijk.

De afstand waarmee de foto genomen is, maakt het allemaal nog mooier. Ze neemt de oversteek over het water. Voetje voor voetje schuifelen haar roze laarzen over het koord. Met haar handen houdt ze zich goed vast. Het water is geen gevaar, maar een uitdaging.

Dat ze de overkant haalt, kan alleen de afloop zijn van dit verhaal. Dat spreekt voor zich.

12 september 2011

Boomstamkano van eikenhout

Bouwer Charlie Timmermans vaart in zijn replica van de boomstamkano van Pesse

Het lag er opvallend bij op het terrein: een enorme boomstronk waar allemaal houtsnippers omheen lagen. Hier werd gehakt en hier vielen spaanders. Ik vroeg me af wat dit nu moest voorstellen. De stellage van kleinere stammen hout onder de dikke boomstam riep wel de associatie met de scheepstimmerwerf op.

Ik kreeg even later de uitleg van de bouwer Charlie Timmermans: het stelde een replica voor van de Boot van Pesse. De boot werd bij de bouw van de A28 in 1955 opgegraven in de buurt van Hoogeveen. De opgravers hadden in de enorme boomstronk van 3 meter niks gezien. De boer Hendrik Wanders vond de boomstam langs de weg en nam hem mee naar huis. De gealarmeerde voorzitters van de (pre)historische verenigingen in Drenthe zagen er gelukkig de waarde van in. Onderzoek door archeologen wees uit dat het om een kano ging uit 8200 tot 7600 voor Christus.

De operatie daar in zijn tuin leek wel een beetje op bouw van Noachs ark. Water was in geen velden of wegen te bekennen. Hij sloeg hele stukken hout uit de stam met beitels en gutsen. In tegenstelling tot het origineel gebruikte hij een boomstam van eikenhout. Dat hout is een stuk zwaarder dan het oorspronkelijke hout van de grove den.

Hij was ergens halverwege in zijn hakwerk en verwachtte aan het eind van de zomer de kano wel in het water te kunnen laten. Zijn grote droom was om een flink boegbeeld bij de kano te maken. Hij haalde hiermee wel 2 tijden door elkaar, maar als je zelf een schip bouwde, moest het een mooi boegbeeld hebben.

Afgelopen vrijdag testte de bouwer Charlie Timmermans zijn replica. Een spannend moment. Want blijft een stuk eikenhout drijven en kan het stuk hout de roeier aan? Ik zag het fragment van rtv Drenthe. Ook eikenhout blijft drijven. De kano houdt zelfs een roeier. Al moest de bouwer eraan geloven: hij bleef niet drijven. Maar dat kan natuurlijk ook liggen aan het enorme beeld dat op het voorsteven rust.

Bekijk het filmpje op rtvdrenthe

11 september 2011

De grote spoorwegcarrousel van Paul Theroux

Een beetje treinreiziger of spoorliefhebber zou het moeten lezen: De grote spoorwegcarrousel van Paul Theroux. Het is de vertaling van The Great Railway Bazaar uit 1975. Waarom vertaler Cor Koreman gekozen heeft voor carrousel in plaats van bazaar is mij onduidelijk. De oorspronkelijke titel verwijst naar een perzisch woord dat niet alleen een overdekte markt betekent, maar ook verwijst naar het (verre) oosten. Dit aspect komt veel terug in het boek.

Theroux verwijst vaak naar de oosterse bazaar en noemt de trein soms een marktplaats op wielen. Het woord carrousel verschuift de betekenis naar de beweging van de wielen en brengen een temporeel aspect in het verhaal. Terwijl het tempo juist wegvalt. Als je maar lang genoeg in de trein zit, verdwijnt de tijd en maken 5 minuten of 5 uur vertraging niet meer uit.

Paul Theroux maakte in de laatste 4 maanden een bijzondere rondreis door Europa en Azië. De Amerikaan stapte in Londen op de trein om via Triëst, Belgrado en Istanbul naar Azië te reizen. Daar maakt hij een trip in heel veel spectaculaire spoorlijnen zoals in Iran, India, Thailand en Japan. Uiteindelijk reist hij terug met de Transsiberië-express en Moskou naar Amsterdam en uiteindelijk naar Londen.

De grote spoorwegcarrousel is het eerste treinreisverslag van Paul Theroux. Later verschijnen nog zijn verslag in China: China per trein, en Latijns-Amerika: De oude Patagonië-Expres. De reis van De grote spoorwegcarrousel maakt hij zelfs nog een keertje 30 jaar later. Dit boek is in 2008 bij uitgeverij Atlas verschenen als De grote spoorwegcarrousel retour. Een boek dat nog op mijn wensenlijstje staat.

De treinreizen van Paul Theroux die ik in mijn bezit heb

Kringloopwinkels
Het boek De grote spoorwegcarrousel is een groot verkoopsucces geweest. Dat zie je terug in de mate waarin het boek terug te vinden is in antiquariaten en kringloopwinkels. Ik bezit 2 exemplaren van dit boek, maar ben het vaak tegengekomen op mijn speurtochten naar boeken. Het boek ziet er echter vaak ongelezen uit. Terwijl het echt de moeite van het lezen waard is.

Theroux maakt op zijn reis van Londen naar Tokio – en terug – heel veel mee. Het is een spectaculaire reis vol ontberingen, ontmoetingen en belevenissen. Geen dag is hetzelfde als je met de trein reist. Zeker op de plaatsen die Theroux aandoet. Dat is me wel duidelijk geworden bij het lezen van De grote spoorwegcarrousel.

De reis bestaat uit mooie ontmoetingen met medereizigers. Theroux bekommert zich niet zozeer in wat voor een trein hij zit. Of een diesellocomotief of een stoomlocomotief de trein trekt. Hij beschrijft de reis en de ontmoetingen met anderen. Hij doet dit erg aanstekelijk. Zoals hij de eerste reiziger beschrijft, zo volgen er velen. De eerste medereiziger is de heer R. Dufill, zijn naam en adres waren op al zijn bezittingen te lezen. Zijn naam wordt later een werkwoord, schrijft Theroux.

De reis die Paul Theroux maakt in De grote spoorwegcarrousel

Oriënt Expres
Dat heeft te maken met de bijzondere reis in de Oriënt Expres. Er ontbreekt een restauratierijtuig in de trein. De roemruchte verhalen over deze bijzondere trein van Londen naar Istanbul zijn in 1973 niet meer van toepassing. Het gebeurt als Theroux met zijn medereizigers Molesworth en Duffill uitstappen op het Italiaanse station Domodossola voor een ontbijtje. De aanschaf verloopt niet soepel en als ze bij de trein aankomen, lijkt deze te gaan rijden. Ze denken dat de trein een rangeerbeweging maakt en niet vertrekt. Maar hij rijdt weg.

Theroux en Molesworth weten nog op tijd op de rijdende trein te stappen. De oudere Duffill slaagt hier niet in en blijft achter. Sindsdien duidt Molesworth elke situatie waarbij de trein dreigt te vertrekken met ‘Ik laat me niet Duffillen.’ Theroux neemt deze uitspraak gretig over in zijn verslag. Als er ook maar een situatie dreigt te ontstaan met een vertrekkende trein waar hij nog op moet stappen, wordt Duffill van stal gehaald. Zo is R. Dfufill die de reis met de Oriënt-expres ook in 1929 maakte, mooi vastgelegd.

De grote spoorwegcarrousel onderscheidt zich van andere reisverslagen door het enthousiasme waarmee Paul Theroux zijn reis maakt. Hij weet dit prachtig over te brengen in het verslag dat niet alleen over treinen gaat, maar vooral over mensen. Zeker Theroux heeft veel bewondering voor de techniek. Zo wil hij hoe dan ook de treinreis naar Maymyo in Birma maken omdat de Mandalay-expres hier over een prachtig viaduct rijdt bij Gokteik. Ook bewondert hij de oude houten rijtuigen. Ze bieden hem de juiste mate van verkoeling, in tegenstelling tot de hypermoderne stalen rijtuigen. De airconditioning levert alleen maar kou op, vindt Theroux.

Juist die vermenging van techniek, reizen en de ontmoetingen in de treinen maken De grote spoorwegcarrousel tot een heel aantrekkelijk reisboek. Dat komt ook door de oneindige verwondering van Theroux. Hij registreert alles. Op bijna onnavolgbare wijze weet hij zijn medereizigers en situaties in een paar zinnen heel treffend te beschrijven. Het levert hilarische situaties op die elke reiziger meemaakt bij zo’n reis, maar die bijna nooit zo prachtig worden verteld.

Als Paul Theroux arriveert in Istanbul maakt hij spoedig de oversteek naar Azië. Via het Aziatische deel van Turkije en Irak komt hij in Teheran. Een totaal andere stad dan de huidige. Nog sterk onder invloed van Amerika. Hij komt uiteindelijk per spoor tot in Masjhad. Via allerlei busverbindingen door Afghanistan en over de Khyber pas bereikt hij India.

Drollenwereld
India is een droomland voor treinreizigers. Zo reist Paul Theroux met de Kalka Mail naar Simla, de Rajdhani Expres naar Bombay, de Delhi Mail en de Grand Trunk Expres van Delhi naar het zuidelijk gelegen Madras. Hier is Theroux verbaast over de Indiërs die zich er niet voor schamen om langs de spoorbaan te poepen. In een prachtige alinea verwoordt hij de ‘derde wereld’, die verdacht veel heeft van een drollen (Turd) wereld:

Het zuiden was onverwacht koel en weelderig: de groenheid van het landschap kwam overeen met het groen op de kaart, de zeeniveaukleur van het gebied. Omdat het nog vroeg was, en omdat Indiase dorpsbewoners de spoorbaan als de grens met de wereld beschouwen, zaten er overal langs de baan mensen gehurkt, bezig met schijten. Eerst dacht ik dat ze gewoon gezellig op de hurken zaten om de trein voorbij te zien gaan, tot ik de felgele lappen onder hen ontdekte. Ik zag één man, maar hij bleek de voorganger van een hondertal anderen, allemaal naar de trein kijkend vanwege het vermaak, en intussen de baan bevuilend. Ze waren aan het schijten toen de trein arriveerde; en dat deden ze nog steeds toen de trein vertrok. Er zat een wonderlijk stel – een man, een jongen en een varken – op een rijtje te schijten, ieder op zijn eigen manier. Een waardige heer zat met opgetrokken dhoti op enige afstand van de spoorbaan. Hij bekeek de trein en het zag ernaar uit dat hij daar nog wel eventjes zou blijven: hij hield een grote, zwarte paraplu boven zijn hoofd en een krant op zijn knieën. Hij scheen werkelijk het volmaakte zinnebeeld te zijn voor wat een man in Delhi ‘The Turd World’ had genoemd. (163-164)

De droom van Theroux is om door te reizen naar Ceylon. Hij wordt uitgelachen door de Indiërs op de station, maar hij krijgt toch zijn zin. Hij vindt de boemel naar Rameswaram. Hier gaan 2 wensen van hem in vervulling: hij vindt een trein naar Ceylon en hij krijgt een slaapwagen voor zich alleen. Hij moet hier wel iets voor over hebben. Theroux zit in wat hij de langzaamste trein ter wereld noemt. De trein stopt om de 10 minuten bij een halte. In de vlugheid telt hij 49 haltes voor de rit naar Rameswaram. De rit duurt uiteindelijk zelfs 22 uur.

Mandalay Expres
De reis die Theroux in Birma maakt met de Mandalay Expres is van een ongekende schoonheid. Zeker ook omdat Theroux er met zoveel liefde en passie over schrijft. Hij heeft het grote verlangen – bijna zelfs een obsessie – om het viaduct bij Gokteik te zien. Jarenlang zou al geen westerling over dit viaduct zijn gegaan. De Fransen hebben dit viaduct gebouwd. Theroux rekent dit viaduct absoluut tot een knap staaltje ingenieurskunde.

Birma is echter al jaren geteisterd door burgeroorlogen en het regime heeft westerlingen uitdrukkelijk verboden naar Rangoon naar Maymyo te reizen. Uiteindelijk stapt hij in, krijgt het onderweg te verduren met 6 soldaten die de trein op een zijspoor laten rijden en Paul Theroux ondervragen. Hij krijgt permissie, maar de veiligheidsofficier U Sit Aye zit de hele reis bij hem. Dan krijgt hij het viaduct te zien. Het doemt op uit de vochtdampen van het regenwoud:

Het viaduct, een monster van zilveren symmetrie tussen de ruige rotsen en de wildernis kwam in zicht en verdween toen achter een uitstekende rots. Het kwam af en toe weer te voorschijn, werd groter, minder zilverzchtig, indrukwekkender. De tegenwoordigheid van dit door mensen gemaakte ding op een zo afgelegen plaats, wedijverend met de grootsheid van de geweldige kloof was vreemd, en toch leek het nog grootser dan zijn omgeving, die ook niet mis was – het water dat door de dwarsbalken stroomde en op de toppen van de bomen viel, de zwermen vogels tussen de wervelenne wolken en de duisternis van de tunnels aan de andere kant van het viaduct. […]
Bij de oprit van het viaduct stonden huiverende schildwachten met geweren over hun schouders; de wind blies door de muurloze onderkomens en de druilregen hield aan. Ik vroeg aan U Sit Aye of ik uit het raam kon leunen. Hij vond het best, ‘maar val niet.’ De treinwielen dreunden op de stalen overspanningen en het neerstortende water verjoeg de vogels drie honder meter lager uit hun nesten. Het lange verblijf in de kou had me gedeprimeerd, en de reis was saai geweest, maar dit wekte mijn enthousiasme op, een lange brug per trein oversteken, van de ene steile heuvel naar de andere, over een diepe wildernis, waar een rivier kolkte die door de moesson een bulderende stem had gekregen, en het steeds weer terugkerende geluid van de fluit horen, waarvan de echo door het ravijn naar China werd gedragen. (241-242)

De verleiding loert op deze bladzijden en brengt de fantasie op hol. Hoe is het om over dat viaduct te rijden: overweldigend. Hier spreekt Theroux gepassioneerd over de schoonheid die hij aantreft onderweg. Hier kan geen verbeelding meer tegenop: dit wens je te zien met eigen ogen.

De 2 exemplaren van De grote spoorwegcarrousel die ik in mijn bezit heb.

Noordster Nachtexpres
Een andere rit dat ik met rode oortjes las, is de route van Bangkok naar Singapore met de Noordster Nachtexpres. De 1600 kilometer lange treinreis maakt Theroux het liefste met oude, houten rijtuigen. De moderne gekoelde rijtuigen vindt hij maar niks. Ze zijn ronduit koud. Daar heeft hij een broertje dood aan. Bij Singapore is Theroux veel geld kwijt aan een douanebeambte die meent dat hij te lang haar heeft. Te lang haar kan je duur komen te staan in de politiestaat. Daarom betaalt Theroux de beambte een flinke steekpenning.

Of de spectaculaire reis door Vietnam. Het land is volop in oorlog. De Amerikaanse schrijver mag op audiëntie bij de directeur van de landelijke VVV. Daar krijgt hij te horen dat hij vooral moet schrijven hoe veilig het reizen is door Vietnam. Oké, het land is volop in oorlog en Amerika trekt zich weliswaar terug, maar het is echt veilig om per trein door het land te reizen.

Als hij voorstelt naar Bien Hoa te reizen, krijgt Theroux van de directeur te horen dat het de slechtste trein ter wereld is. Die moet hij vooral niet nemen. Maar voor Theroux is het negatieve reisadvies juist een argument de reis wél te maken. Het levert hem inderdaad een prachtige reis op.

Helaas kan hij niet via Noord-Vietnam (Hanoi) doorreizen naar China. En van daaruit naar Japan. Hij moet het vliegtuig naar Japan nemen. De efficiënte spoorwegen van Japan bevallen hem maar matig. Theroux verwijt dit aan de hoge bevolkingsdichtheid. Elke storing veroorzaakt een ontploffing. Ook verwondert hij zich over de beleefdheid van Japanners. ‘De Japanners hebben de goede manieren zo vervolmaatk dat ze niet meer te onderscheiden zijn van onbeleefheid.’

Zo rijdt hij mee met de voor die tijd hypermoderne Super Hikari (=zonnestraal) Expres naar Kyoto. ‘De trein ging sneller dan mijn gedachten’, merkt de schrijver op. Hij vindt ook de ontmoetingen in deze efficiënte treinen minder aansprekend. Al raakt Paul Theroux juist in deze trein in gesprek met een Japanse professor in de literatuur.

Transsiberische expres
Na de overtocht naar Nachodka neemt Theroux de beroemde Transsiberische expres. Hij gebruikt slechts 35 bladzijden voor deze reis van 9600 kilometer. Hij voelt zich overduidelijk niet zo op zijn gemak. Het troosteloze landschap en zijn even troosteloze medereizigers brengen hem tot wanhoop. Het brengt hem maar tot 1 ding: de fles.

Deze troosteloosheid brengt prachtige beschrijvingen voort. Zoals de dikke Anna Fjodorovna. Theroux mag haar liefkozend Anoesjka noemen. ‘Dat deed ik en ze beloonde me met een apart gerecht, koude aardappelen en kip – donker, pezig vlees dat iets weg had van dicht textielweefsel.’ Weer terug in de coupé grijpt hij naar de fles. Net als hij zich de volgende morgen voorneemt overdag een verhaal te gaan schrijven in plaats van te drinken, gebeurt het. In Novosibirsk stapt een medereiziger in die niet veel verder komt dan hem aan te staren. Hij eet hetzelfde mistroostige grauwe vlees. Al probeert Paul Theroux hem een halte verder te duffillen, het mislukt.

Hij had zijn eigen eten, deze sukkel, daarom hoefte hij niet naar de restauratie. Zijn maaltijden waren iets buitengewoons Hij omringde zich met het eten dat hij had meegebracht: een klomp boter in vettig papier, het brood, het brok vlees en nog een krantenpakje met zuur en de jampot. Hij rukte een stuk brood los en kwakte er met het lemmet van zijn zakmes boter op. Dan pakte hij een zure bom en een stuk vlees, waarvan hij om de beurt een hap nam, zure bom, brood, vlees, daarna een lepel jam; daarna weer een hap van de bom, enzovoorts, zijn mond vullend voor hij begon te eten. Ik kon op het laatst niet meer naar hem kijken. Ik bracht hoe langer hoe meer tijd in de restauratie door. (388)

Leesfeest
Dit soort observaties maken De grote spoorwegcarrousel tot een feest om te lezen. Het boek zweeft tussen fictie en werkelijkheid. Dat geeft dit reisverslag zo’n extra schwung. Als lezer neem je – zonder er erg in te hebben – de reishouding aan. De letters trekken aan je voorbij zoals het landschap langstrekt als je in de trein zit. Je bereikt een halfdromerige extase waarbij de gebeurtenissen in een cadans passeren. Het verveelt je en grijpt je bij de kladden tegelijk. Het verhaal pakt je zo dat je aan het einde net zo verontwaardigd bent als Theroux. Hij krijgt in Moskou geen doorreisvisum door Polen om in Amsterdam te komen. Zo moet hij nog langer wachten voordat hij eindelijk terug naar huis kan.

En zo eindigt het verhaal ook voor de lezer bij het begin. Zelfs de schrijver Paul Theroux begint met het lezen van zijn eigen boek:

De reis is voltooid, net als het boek en zometeen zal ik de eerste bladzijde openslaan en, om me te amuseren op weg naar Londen, met enige voldoening mijn reis lezen, die als volgt begint: Al sinds mijn kindertijd, toen ik op gehoorsafstand van de Boston & Maine woonde, heb ik zelden een trein voorbij horen gaan, zonder te wensen erin te zitten… (398)

Bronnen
Paul Theroux: De grote spoorwegcarrousel. Vertaald door Cor Koreman. 6e druk. Uitgeverij De Arbeiderspers, 1993 [1979]. AP-pocketeditie. De Engelse versie, The Great Railway Bazaar verscheen in 1975 bij uitgeverij Hamish Hamilton in Londen.

In 2006 maakte Theroux de reis opnieuw na 30 jaar. Dit boek verscheen bij uitgeverij Atlas als De grote spoorwegcarrousel retour in 2008. Als ik dat boek te pakken krijg…

Update
En of ik het te pakken kreeg: De grote spoorwegcarrousel 33 jaar later.

10 september 2011

Droomboek en pollessie

image

We hadden de middag samen en besloten om naar de kringloopwinkel De kringloper in Almere te gaan. Heerlijk liepen we door de boekenkasten te struinen op de bovenste etage. Het was iets na vieren, maar dat hoefde niet kwalijk te zijn.

Na een tijdje droeg ik een behoorlijk stapeltje boeken. Mooie boeken, niet dat ik ze echt zocht, maar ze waren de moeite van het lezen waard. Op het stapeltje lag ook een boek van Maarten Biesheuvel. De titel Brommer op zee sprak me wel aan. Bovendien heb ik een aardige verzameling Maarten Biesheuvel opgebouwd. Het is een populaire auteur in kringloopwinkels. Blijkbaar wil iedereen van zijn boeken af. Net als de boeken van Renate Rubenstein.

Voorin het boekje stond geen prijs. Ik dacht dat dit wel goed zou komen. Vorige keer had ik ook eens een ongeprijsd boek meegenomen. Het werd door de leider van de boekverkoop in de kringloopwinkel keurig afgerekend. Aan de beprijzing zal het niet snel liggen. Zo droeg ik ook de Brieven van Willem Walraven in mijn stapel boeken.

We rekenden af. Een onhandige man deed de boeken in de plastic tasjes. ‘Dat doe je door eventjes je vingers nat te maken’, zei de vrouw van de kassa. Ze was chagrijnig, de dag liep bijna ten einde en op vrijdagmiddag heeft niemand meer zin.

De stapel boeken slonk aardig en verschoof naar de andere kant van de kassa. Daar deed de onhandige man ze in de plastic zakjes. Het ongeprijsde boekje ging door haar hand. Ze bladerde door De brommer op zee op zoek naar het prijsje. De potloodstreep met erachter een nummer met een schuine streep erin. Maar de prijs gaf zich niet prijs.

Ze zuchtte, keek zenuwachtig rond. Goodwill schijnt zoiets te heten. Zij deed er vandaag niet aan. Klantvriendelijkheid, is ook zo’n woord. Maar die was er niet. De klok wees al kwart over 5. Er was geen tijd meer te verliezen. Ze gingen sluiten.

Ze smeet het boekje op de tafel achter haar. Hij schoof nog een eindje door en tikte zachtjes tegen het witte opstaande plankje. ‘En die kan ik niet verkopen, want er staat geen prijs op.’ ‘Dat is jammer’, zei ik. ‘En als dat nou net mijn droomboek is?’ ‘Dan heeft u pech gehad.’

‘Kunt u het dan niet apart leggen’, vroeg mijn lief. ‘Nee, dat kan niet’, antwoordde ze en ze tikte nerveus op het bordje dat bij de kassa stond. ‘Niet geprijsd = niet te koop’, stond erop. ‘Dat is de pollessie.’

Ik verzamelde de enorme hoeveelheid plastic tasjes met boeken die de man had gemaakt. Het leken wel meer tasjes te zijn dan boeken. Dat is weer goed voor onze plasticbak, dacht ik. Daarna liep ik weg. Nog even keek ik om. De titel Brommer op zee grijnsde mij aan. Gelukkig was het geen droomboek.

09 september 2011

Anoniem berichtje op WhatsApp

Ik ben druk bezig in de trein maar hoor mijn mobieltje in mijn jaszak fluiten. Dat ben ik niet gewend zulke vroege berichtjes. Het zal wel een nieuwe twittervolger zijn, denk ik snel. Maar als ik de trein uitstap en over het perron loop, kan ik het niet laten eventjes te kijken. Het is een whatsApp-berichtje dat flikkert. Een ongewoon tijdstip voor dergelijke berichten. Iets over half 8.

Ik open het bericht en zie een onbekend telefoonnummer bovenin staan. En dan een fabelachtige zin: “Hi, ik heb dat stukje voor in de nieuwsbrief gemaild, het is anoniem, maar gaat over een 23 jarige man.”

Een zin om een roman mee te beginnen. Een enorme stapel vragen verzamelt zich in mijn brein. De vroege ochtend helpt daar ook aan mee:

  • wat voor een stukje?
  • welke nieuwsbrief?
  • waarom is het anoniem?
  • waarom een 23-jarige man?
  • en vooral: waar gaat het over?

De fantasie slaat op hol. Ik daal het trapje af dat mij naar de straat brengt. De buitenveldertselaan voert mij weer verder naar de bunkers van mijn werk. Ik geniet van woeste wolken. Zie hoe de lichten op de etages van de hoge kantoorpanden branden. Soms schuilt een haarbos achter een computerscherm.

Bovenal krioelen de kantoorbewoners buiten het kantoor. Ze lopen gericht een richting op. Gehaast, half gebogen, alleen voor hun voeten kijkend. Niets vermoedend. Anoniem. Het stukje voor de nieuwsbrief dat ze net vanuit de trein gemaild hebben. Ze hebben het vooral anoniem gelaten. Een 23-jarige man wacht nu in spanning op het antwoord.

08 september 2011

Rotkaart en raar apparaat

image

Ze zit in de trein en leest een Spitsje. Het papier ritselt door het compartiment. De conducteur komt binnen en tuurt door zijn uilenbrilletje de kaartjes langs. Ze houdt haar OV-jaarkaart omhoog. De conducteur pakt de kaart en houdt er zijn apparaat bij. ‘Ja, mag ik er het kaartje bij zien?’ ‘Dit is toch het kaartje’, zegt het meisje. Ze krijgt al een kleur. Het maakt haar onbedoeld schattig.

De lichtgrijze pullover en de blonde haren kleuren haar gezicht nog roder. Er zijn van die mensen die al een kleur krijgen voordat er iets aan de hand is. ‘Dit is vrij reizen door de week.’ Haar haren zitten in een staartje samengebonden. Het lijkt of het staartje meetikt op de schrik. De conducteur kijkt verbaasd door zijn kleine ronde brillenglazen. ‘Ik zie toch heel wat anders’, zegt hij. ‘Wacht even.’

Hij pakt het kaartje weer, laat het weer langs zijn apparaat glijden. ‘Heb ik weer’, verzucht het meisje. ‘Wacht nou even’, zegt de conducteur geruststellend. ‘Nog niet in paniek raken voordat er iets is.’ Het apparaat heeft veel tijd nodig om de informatie te verwerken.

‘Nou klopt het wel’, zegt hij na lang wachten. Het meisje slaat haar hand op haar borst. ‘Gelukkig.’ ‘Je hebt gewoon een rotkaart’, zegt hij. ‘Die dingen doen het nooit.’ Ze kijkt hem opnieuw verbaasd aan. ‘Maar mijn apparaat is ook een rare hoor. Hij zei net echt iets heel anders.’ Dan loopt hij naar de volgende rij banken. Het meisje slaat haar Spitsje weer open en leest verder. Alsof er niks gebeurd is.

07 september 2011

Zomertrek, vogelhonger en Annie M.G. Schmidt

Jip en de vogeltrek
Jip wil ook graag vliegen om mee te gaan met de vogels naar het Zuiden

Buiten giert de wind. De regen slaat tegen het raam. Ik lees Jip en Janneke voor. We lezen over de vogeltrek. Jips moeder vertelt dat sommige vogels in de herfst naar het Zuiden vliegen, maar Afrika. Jip zou ook wel naar Afrika willen vliegen in de herfst. Lekker de zon achterna. Maar als hij zich dan realiseert dat hij als vogel ook wormen moet eten, dan ziet hij af van zijn wens.

Annie M.G. Schmidt was gek op vogels. Ze schrijft in Jip en Janneke heel vaak over vogels. Jip wil nog een keer vliegen en ze voeren een keer de boterham van Jip op aan de vogeltjes. Ook broeden Jip en Janneke een keer een ei uit. Uit het ei komt geen kuiken, want het ei is een zuurtje dat aan de Jannekes jurk blijft kleven.

In meer boeken van Annie M.G. Schmidt spelen vogels een rol. Haar bekendste vogelverhaal is natuurlijk Otje. Eigenlijk zijn de vogels in Otje de helden van het verhaal. Ik ben ook stinkend jaloers op Otje en haar vader Tos. Zij kunnen de vogels verstaan. En al probeer ik weleens in mijn beste merels met de vogels te fluiten, met ze praten is een onmogelijkheid.

Stiekem zou ik met ze meewillen, naar het Zuiden. De regen door. De zon tegemoet. Maar we kunnen niet vliegen. Al spreekt Jip dit in het verhaal tegen. ‘We kunnen met het vliegtuig’. Dat is te duur, vindt zijn moeder. Vogels vliegen gratis en voor niks. Ik verlang best naar de warme zon in deze herfst zonder zomer. Ik denk dat ik eens een wormpje ga proberen.

06 september 2011

Beeld van levend in levensecht beeld

Soms stuit je op van die beelden die je ter plekke bedriegen. Eerst zie ik dit beeld, compleet met pijl en ballonnetjes. De versieringen en de plek waar het beeld staat. Dat kan geen echt beeld zijn, dat is een levend standbeeld. Zo levensgroot en op een onverwachte plek, vlakbij mensen die staan te wachten tot ze de zebra mogen oversteken. Het beeld zet net een stap. Wel heel knap gedaan, want het ziet er heel echt uit. Net een echt beeld van brons.

Ik verwacht dat het lichtjes beweegt, zoals een mens die voor standbeeld speelt, lichtjes beweegt. Het beweegt echter niet. Alleen het ballonnetje tikt tegen het papiertje aan op de maat van de wind. Dan kom ik dichterbij. De schubberige afwerking van het brons, duidelijk veroorzaakt door het aangedrukte materiaal. Dat kan geen levend standbeeld zijn.

Inderdaad. Het is een echt beeld. Een beeld waar reclame op geplakt is. Reclame voor iets waar vrouwen hun kleren voor uittrekken, maar hun beha’s en onderbroeken voor aanhouden. Eigenlijk ben ik een beetje teleurgesteld. Dat het geen levend standbeeld is en dat ik geen idee heb waar reclame voor gemaakt wordt.

En de pijl. Alsof een bruiloft hier in het water valt. De ballon om de nek maakt het beeld ongewild onderdeel van de reclame en zorgt onbedoeld voor mijn associatie. Net als dat de wachtende mensen onbedoeld onderdeel worden van deze compositie.

PS
Als je wilt weten waar de dames in lingerie naar verwijzen, kijk dan op deluiehonden.nl/welkomopjebruiloft

05 september 2011

Mies Bouwman en de politieagent

De publiekstrekker van manuscripta is Mies Bouwman. Het zaaltje waarin ze optreedt, is afgeladen vol. Alle stoelen zijn bezet. Sara Kroos die op een ander podium voorleest en F. Starik die geïnterviewd wordt over zijn Poule des doods, kunnen niet tegen de eminence grise van de Nederlandse televisie op.

Mies was ooit de concurrent van het boek. Als je televisie kijkt, dan speelt het boek even geen hoofdrol. Nu omarmt het boek haar. Er is een boek over haar leven geschreven. En Rik Felderhof mag haar interviewen in het Machinegebouw van de Westergasfabriek in Amsterdam.

De camera’s wachten verliefd op haar bij de deur. Als ze dan eindelijk naar buiten komt, is Rik Felderhof verdwenen. Aller ogen zijn gericht op Kwatta. Haar blik is even onschuldig als ontgoochelend. Ze wacht geduldig tot de camera zich voldoende hersteld heeft om haar goed op het scherm te krijgen. Het meisje dat haar moet interviewen zegt zenuwachtig dat ze het boek niet gelezen heeft. Mies knikt. In haar knik zit begrip en afkeuring ineen.

Als dan de camera loopt, klaart het gezicht op. Ze vertelt met enthousiasme en bravoure over haar optreden, het boek en natuurlijk over zichzelf. Na al die jaren staat ze nu zelf in de hoofdrol. Het leven van Mies, een boek waard.

De directeur van het CPNB staat er zenuwachtig bij. Hij heeft het programmaboekje opgerold tot een deegroller. Zo kan hij ongewenst publiek buiten de deur houden. De camera zoemt. Achter Mies komt een politieagent aanfietsen op een vouwfietsje. Een reclamestunt. Het hoofd van het wezen houdt het midden tussen een masker en een hoofddeksel. Groot staat de reclame voor een boekenheld op zijn voorhoofd. De agent spreekt een voorbijganger aan. Ze lacht. Hij kan alleen tussen de dunne spleet in zijn hoedenmasker kijken.

De camera kijkt, de microfoon luistert. De CPNB-directeur zwaait met zijn deegroller in de richting van de agent op het vouwfietsje. Hij drukt zijn wijsvinger uitdrukkelijk tegen zijn lippen. Stilte. Geen lawaai. Dan begint hij aggressiever te zwaaien. De cameraman kijkt even op van zijn camera. Hij ziet dat het nutteloos is en laat het verder gebeuren.

En Mies. Mies loopt alweer naar haar volgende optreden. Ze hangt als een echte diva bij de ingang van het Machinegebouw tegen de radiator. Ze leunt op haar armen, die ze breed heeft uitgespreid. De fotocamera’s krijgen nu de kans om een glimp van de flirt op te vangen. Ze knippen, ze klikken en ze schieten. Mies lacht.

De lach blijft strak op haar gezicht staan als ze een boek van een lezer onder haar neus gedrukt krijgt. Ze krabbelt met evenveel liefde een tekstje op het witte vel dat de lezer vasthoudt. Even lijken de glimlachen elkaar te kruisen.

04 september 2011

Jan Carlos

image

Ondanks de zere keel waarmee ik vanmorgen ben opgestaan, ga ik toch naar Amsterdam. Manuscripta roept. Ik voel de opgezwollen klieren drukken en probeer de ergste irritatie weg te slikken. Het helpt niet.

De trein vertrekt. Vlak achter mij is een gezin neergestreken. De kinderen rennen het hele compartiment door. Ze stoppen precies bij het klapdeurtje dat bij ophoudt. De trein meerdert vaart. Een jongetje met een kaarsrecht geknipte pony springt op de lege bank tegenover mij. Hij wipt op zijn knieën naar het raam en kijkt naar buiten.

De sporthal trekt aan ons voorbij. Het jongetje wurmt zich weer recht. De voetjes tikken tegen mijn broekspijp aan. Ik ken mensen die daar niet van houden. ‘Ja, gooi maar weg’, hoor ik iemand zeggen. Er klinkt een luid geraas. Blijkbaar klapt de vuilnisbak de verkeerde kant op. Van alles rolt over de grond. Geen reactie.

De familie bevolkt zeker 3 plekken in dit treingedeelte. De banken achter mij aan beide ramen en de banken nog een rij verderop bij het raam aan mijn kant. Het is een familie uit Latijns-Amerika. De Fillipijnen zou ook nog kunnen. Ik weet het niet. Bij het gezelschap zit 1 Nederlandse man. Het is een oudere man. Hij draagt een bril en zijn haren staan gekruld door het zweet. Vooral in zijn nek en rond zijn oren is het goed mis.

‘Nee, dat is een lago’, zegt de man tegen iemand die achter mij zit. Blijkbaar zijn er nog meer Nederlands. ‘Mare, is de zee’. We passeren een klein meertje in de buurt van Weesp. De trein staat even stil. De grafzerken van de begraafplaats van Diemen glijden traag langs het raampje. De spoorlijn die boven ons langsgaat, doorkruist het kerkhof.

Het jongetje rent weer door de trein. Hij heeft zijn zusje meegenomen. Precies bij het klapdeurtje stoppen ze. Dan begint het zusje heel hard te gillen. Zonder aanleiding. Achter mij begint nog een kinderstem hoog te gillen. Niemand zegt iets. Alleen het gillen klinkt. De trein maakt weer vaart.

De vrouw die schuin tegenover mij zit, kijkt ergerlijk op. Ze houdt de hele treinreis al een kaartje in haar hand dat lijkt op een gekopieerd bankbiljet. Ik zie het logo van de NS erop zitten. Onderin staat het euroteken met daarachter 10,60. Het bedrag ligt op alle fijnlijnige cirkels en kringen. Ze houdt het papiertje stevig vast terwijl de kinderen blijven gillen.

De man praat Spaans alsof hij nooit anders gedaan heeft. Naast hem zit een oudere vrouw. Ik vermoed dat het zijn Fillipijnse vrouw is. Ze draagt een donkere, korte rok. In het strakke blauwe shirt welft een weelderig buik naar voren. In haar oren zitten blauwe oorbellen in de vorm van wereldbolletjes. Ze kijkt de man aan en knikt.

Als de conducteur omroept dat we Amsterdam naderen, vliegt het jongetje weer langs mij. Hij springt op de bank. Wipt op zijn knieën naar het raam en tuurt naar buiten. We passeren het bordje Amsterdam. De hele familie staat op en loopt naar de deur. ‘Jan Carlos’, hoor ik een ouder roepen. Het jongetje drukt zijn voetje tegen mijn scheenbeen. Precies naast mijn voet springt hij op de vloer.

03 september 2011

De kauwtjes van de Linnaeushof

Ze scheren vlak over ons heen als wij aan komen lopen. We zien een mooi plekje. Overdekt en met bankjes. Hier zitten we beschut en tegelijk hebben we overzicht over het veld. Het verzamelpunt is geboren. De tassen spreiden zich over de bankjes. De kinderen hollen al over het veld in de richting van de draaimolen.

De rondsuizende kart-autootjes, de hoge glijbaan en het gillen van de kinderen doen de rest. Wonderwel schijnt de zon zo mooi vandaag. Het belooft een prachtige dag te worden. De kauwtjes zijn geland op veilige afstand van ons, maar genoeg in de buurt om ons in de gaten te kunnen houden.

Als we allemaal weg zijn en zelfs de tassenoppas er even tussenuit gepiept is, gebeurt het. Ze inspecteren de tassen als volwaardige douanebeambten op zoek naar drugs. Ze doorlopen elke tas op hun eigen drugs: etenswaar. En ze hebben beet: de lekkere havermout van een kleintje verdwijnt in de magen van de brutaalste kauwtjes.

Als een pauze verder de eetplek bezaaid ligt met chipsresten en broodkruimels, verdwijnt in een oogwenk al het afval in de snavels van de kauwtjes. De trouwe wachters turen ons toe wanneer we ons even laven aan eten en drinken. Ze wensen ons weg, verlangend naar de restjes. Hij kijkt me aan en spreekt met zijn ogen: ‘Wat zit je me aan te staren. Verdwijn, dan kan ik even rustig eten.’

02 september 2011

Theater en spektakel op zomerfestival De Kemphaan

3 theatercaravans stonden verspreid op het terrein van De Kemphaan bij het Zomerfestival 2011

Met zulk mooi weer ging ik gistermiddag met Doris naar Stadslandgoed De Kemphaan. Op de fiets, ook al had ik eerder die dag 25 kilometer gehold. Van mijzelf mocht ik het niet bij een autoritje houden. En het is voor mij een halfuur fietsen. Doris voorop en weg.

Op de heenweg genoot ik van alle bewolking die boven ons hing. Gelukkig zonder een spatje vrij te geven. Even meende ik een druppel te voelen, maar wellicht was de angst sterker dan de werkelijkheid. De terugweg zou in de volle avondzon zijn. Waarbij ik bijna de hele route tegen het zonlicht moest inkijken.

Over het terrein van De Kemphaan waren 3 theatercaravans verspreid. In de caravans zaten minitheaters verstopt waar zo’n 25 tot 30 kinderen met volwassenen in pasten. De 3 voorstellingen die in de caravans gegeven werden, verschilden van elkaar. Noortje Folkertsma zong Ghanese liederen over baby’s. Waarbij als afsluiting ieder kind een ei krijgt waarmee hij of zij op het ritme mee slaat.

Wachten tot de uitvoering begint bij het zomerfestival de Kemphaan op 1 september 2011

Brocéliande Jut en Julia voerden een heus toneelstuk op over Julia die tussen haar gejutte spullen wacht op haar echtgenoot Jut. Jut voert op zee en heeft beloofd over 100 dagen terug te komen.

En in de laatste caravan was een prachtig poppenspel van Ina Geisler. Ze nam de kinderen mee in een sprookje met een heks en een koning. De kinderen kregen hierbij een mooie rol te vervullen.

Het decor van het toneelstuk over de strandjutters Jut en Julia

Elke theater had zijn eigen kracht. Vooral bij het eerste en laatste optreden ging het er heel ontspannen aan toe. De middelste voorstelling was behoorlijk zwaar en vroeg veel van de verbeelding. Tegelijkertijd merkte ik bij de kinderen dat ze benieuwd waren naar het verloop van het verhaal. Al vond ik het publiek behoorlijk braaf, het was een leuke theatermiddag temidden van de natuur.

Na afloop hebben we nog heerlijk een broodje geroosterd boven het kampvuur. Het voelde heerlijk ontspannen na al dat spektakel. Natuurlijk zijn we daarna ook nog even langs het nieuwe Speelbos gereden. Dat dit niet zo’n heel verstandige keuze van mij was, spreekt voor zich. Het water met alle springmogelijkheden was erg verleidelijk. Maar ook daar vonden we een oplossing.

Zo reden we tevreden onder de behaaglijke avondzon weer naar huis.

Broodjes bakken boven het kampvuur ter afsluiting van het zomerfestival De Kemphaan 2011

01 september 2011

Station Arnhem: de fantasie en de werkelijkheid

Het stationsontwerp van Arnhem zoals fantasierijke ontwerpers dat bedacht hebben (bron: e-quale-infra.nl)

Het station Arnhem is al jaren een bouwput. Als ik uit mijn trein stap, laat ik me overdonderden door de diepe spoortunnel die onder de sporen is gebouwd. Het is er hoog en licht. Maar overal staan bouwschotten, hangen plastic folies en klinkt het geluid van werkende lui.

Als ik een kopje koffie haal bij de kiosk op het perron, staat een man voor mij. ‘Tjonge, ze zijn weer flink bezig’, zegt hij. Hij wijst naar de sporen achter hem. Daar trillen grote spoorwegmachines van Plasser en Theurer. Werklui hakken met grote metalen hamers op een stukje rails. Het klinkt als de smid die een hoefijzer smeedt.

‘Dat is heel snel klaar’, zegt de vrouw terwijl ze het plastic bekertje onder het apparaat zet en op de cappuccino-knop drukt. Het apparaat gorgelt. Vrijwel meteen overstemt een apparaat dat achter ons in beweging komt, de lopende koffie. ‘Ze schieten aardig op. Nog 1 week een speciale dienstregeling en dan zit het erop.’

Ze rekent de bestelling af, draait zich weer 180 graden en keert met het volle bekertje. ‘Dat wel’, zucht ze. ‘Ja, het gaat beter in Rotterdam’, zegt de man. ‘Die zijn al op de helft. Terwijl we hier…’ Hij denkt na. Ze onderbreekt zijn gepeins. ‘Tja, het stationsgebouw’, zegt ze. ‘Wanneer dat klaar is, weet niemand. Niemand durft zelfs meer een voorspelling te geven.’ ‘Ja, misschien doen we er nog wel 20 jaar over’, zegt hij waarna hij zijn bekertje pakt en groet. Ik ben aan de beurt.

Ik zie het kale veld, de tijdelijke fietsenstalling en de schotten die overal staan. Hier wordt gewerkt, maar gebeurt niks. Het oude, kleine stationshalletje verschijnt op mijn netvlies. Het paste zeker een paar keer in de huidige spoortunnel. Maar de fantasie heeft het hier bitter van de werkelijkheid verloren. Als je zo groot denkt en het geld is op, dan moet je het doen met weinig meer dan niks.

Die avond op de terugweg ben ik helemaal vergeten dat de dienstregeling veranderd is. Ternauwernood haal ik de trein die ik moet hebben. Zo kan ik mijn aansluiting in Zutphen halen. Een werkman staat achter mij bij de snackbar. Het meisje achter de toonbank is even gestopt met dweilen en helpt mij.

Als ik likkend aan het kinderijsje het juiste spoor zoek, wordt ik ingehaald door de werkman. Hij draagt in zijn hand een pilsje. Zijn diensttijd zit er schijnbaar op.