31 oktober 2013

Ideaalbeeld - #WOT

image

Een ideaalbeeld is een beeld dat je in je hoofd hebt en dat stemt zelden overeen met het beeld dat de werkelijkheid toont. Bovendien is het de vraag of het beeld dat je van de werkelijkheid hebt, wel overeenkomt met hoe anderen het zien. Je kunt heel ongelukkig zijn terwijl anderen denken dat je heel gelukkig bent. Dat het ideaalbeeld ook nog eens door de tijd heen verandert, maakt het extra lastig.

Mijn ideaalbeeld zwabbert altijd tussen elementen waar ik het ene moment meer aandacht aan besteed dan het andere. In de tijd dat ik geen relatie had, was ik daarmee bezig. Je zou het een ideaalbeeld kunnen noemen. Later vroeg afstuderen mijn aandacht en daarna het zoeken naar werk.

Allemaal praktische zaken. Elke keer ligt het doel buiten een totaalplaatje, maar wordt in beslag genomen door een gedeelte. Het zijn de delen die het ideaalbeeld vormen, maar je kunt je steeds op één gedeelte richten. Na een jaar zoeken, ben ik nu heel hard bezig de beste manier te vinden mijzelf te ontplooien en daar de juiste baan bij te vinden.

Een ideaal houdt je van het hier en nu weg. Terwijl genieten en geluk belevingen van het moment zijn. Daarom kies ik ervoor ideaalbeeld in mijn achterhoofd te houden, maar het niet te laten overheersen. Ik probeer te genieten van de situatie waarin ik nu zit en op die manier een balans te vinden.

En die balans lijk ik gevonden te hebben. Al blijft er genoeg te wensen over. Het is iets wat me nog nooit overkomen is. Misschien is dat het beste ideaalbeeld: balans! Balans met jezelf en je omgeving.

30 oktober 2013

Psychologie van de eenvoud

image

In de eenvoudige zinnen, spreekt de kracht. In de roman Van dode mannen win je niet, is die zin er al op de tweede bladzijde. Het is de bepalende zin voor de nieuwe roman van Walter van den Berg. Net als dat de ik-verteller bepalend is voor het verhaal dat volgt. De zin luidt:

Jullie woonden in die flat in Slotervaart en je vader was twee jaar dood. (6)

De dode vader verdwijnt snel naar de achtergrond. Het verhaal gaat namelijk over de hoofdpersoon. Hij vertelt met veel bluf over zijn veroveringen, het vertrouwen dat hij wint van vrouwen en vervolgens de ontmaskering. Het een bijzonder jaloerse man die het niet uit kan staan dat Wesley en zijn moeder de liefde voor een andere man delen, deze man is dood. En van dode mannen kun je niet winnen, want je kunt niet tegen ze vechten.

De eerdere romans van Walter van den Berg West en De hondenkoning overdonderen door de eenvoudige – bijna simpele – taal en de mooie personages. Zijn personages zijn namelijk jongens die helemaal niet opvallen. Ze houden van computers en wonen in hoge flats in de buitenwijken van Amsterdam. Ze kijken videofilms en proberen in contact te komen met de buitenwereld, wat maar moeizaam lukt. Het zijn de personen die je wel ziet, maar nooit hoort. Walter van den Berg geeft ze een stem in deze bijzondere romans.

De derde roman van Walter van den Berg Van dode mannen win je niet, onderscheidt zich van de eerdere twee. De hoofdpersoon is niet de teruggetrokken puber die met een hoofd vol puistjes op de computer zit te gamen. Het is een lul die het niet zo nauw neemt met relaties maar vooral erg agressief is en zijn vrouwen terroriseert. De teruggetrokken puber komt er zeker ook in voor. Dat is Wesley, de persoon tot wie de ik-verteller zijn verhaal richt.

Ook voor Van dode mannen win je niet kiest Walter van den Berg de deprimerende buitenwijken van Amsterdam als locatie van het verhaal. Op van die plekken waar veel schrijvers niet hun roman situeren, heeft Walter van den Berg een voorliefde. De wijken waar niemand graag woont, maar waar iedereen woont. Voor hem geen grachtengordel of mooie natuur. Bij hem staan er flats met lage stukjes groen ertussen:

Jullie woonden achter de Derkinderenstraat, en we reden weg tussen de flatjes door, laffe flatjes van vier verdiepingen, beton en wat baksteen, flatjes die haaks op elkaar waren gezet met veldjes en parkeerhavens en garages ertussen, struiken aan de voet van de flatjes met zwerfvuil in de takken. (11)

Geen betere locatie voor een boek waarin de hoofdpersoon losse handjes heeft en de schoolgaande Wesley houdt van strips en computers. In deze flat in Slotervaart weet een man het leven van een vrouw en haar zoon te terroriseren. Walter van den Berg probeert in Van dode mannen win je niet in de psychologie van deze terrorist door te dringen. De locatie helpt daar wel een aardig handje bij.

Een perfecte dag voor literatuur

Dit is een bijdrage aan Een perfecte dag voor literatuur van notjustanybooks.nl. Lees in de reacties de bijdragen van anderen.

Boekinformatie

Walter van den Berg
Van dode mannen win je niet
Amsterdam: De bezige bij, 2013
ISBN: 978 90 234 8511 7.
208 pagina’s
Prijs: € 18,50

29 oktober 2013

Na de storm

image

De storm is uitgeraasd. De sterke wind neemt geleidelijk af en ik ga het park in met de honden. Om te zien wat de storm heeft aangericht. Maar vooral wil ik genieten van de prachtige luchten bij dit onstuimige weer. Als de staart van een beest zweven de wolken groots en meeslepend over het land. De wind sleurt ze niet meer zo hard mee, maar genoeg om elk moment een compleet nieuw plaatje te zien.

Takken liggen op de grond, versperren de doorgang. Het pad is niet meer te vinden door alle bladeren die zich hebben verzameld in grote hopen. De ravage lijkt mee te vallen, tot ik drie bomen zie liggen op het fietspad. Ze hebben de harde Zuidwester niet overleefd. Het zijn lindebomen waarbij het volle blad de genadeloze klap heeft gegeven. Teveel wind tegen het gewicht van de bladeren.

image

Met stam en al uit de grond gewipt. Dat is bij twee bomen gebeurd. De derde is in tweeën gespleten door de stormkracht. Er ligt een bijna even dikke stam op het fietspad. Geen doorgang meer. Ik maak wat foto’s van de ravage. Wat een kracht zit er in de wind. Bomen ontwortelen en alles is door elkaar gegooid. Alsof iemand in razernij naar iets heeft gezocht, zonder het te vinden.

Ik loop verder. Geniet van de rust in het park. Het lijkt of niemand nog naar buiten durft. Geen hond kom ik tegen, terwijl ik normaal op elk willekeurig uur van de dag meerdere honden en hun bezitters tegenkom. Ik kom op het pad dwars door het Beatrixpark en zie hoe twee omgevallen bomen dit pad versperren. Nog niet zo heel lang geleden lag hier al een boom. Toen een windstille dag, nu heeft de wind een einde gemaakt aan deze twee reuzen van het park.

image

Ik geniet van al die luchten die elk moment de hemel van kleur veranderen. De zon probeert door al die wolken heen te breken, maar het lukt nog niet zo vaak. Het levert een mooi spel op dat mij dwingt omhoog te kijken. De hemel inspireert en lijkt mij uit te dagen. Onstuimigheid levert genoeg spanning op om elk moment een nieuw schilderij te presenteren. De compositie van kleuren geeft om de haverklap een nieuwe verrassing.

Ik denk nog even terug. Wat was dat genieten, wat eerder vanmiddag aan het Weerwater. De stille welving in het water is een onstuimige golvenzee geworden. Het lijkt wel of ik aan het stand sta. Een hele golfslag komt op de kade af en slaat tegen het steen. Ik word kletsnat van al het water dat opspat.

image
Weerwater op hoogtepunt van de storm

De hemel zorgt ervoor dat je wegdroomt. Maar het is genoeg geweest. We gaan weer naar huis. We lopen langs het appelboompje. De sierappeltjes liggen tussen de losgewaaide bladeren op het pad. Saartje scharrelt haar maaltje wel bij elkaar. We lopen de gracht op, en zien hoe de schutting van de buurman omver is geblazen. Overal takken en bladeren. De eerste herfststorm is voorbij en de gevolgen zullen nog dagenlang door onze media en in onze hoofden blazen.

image
Het Den Uylpark na de storm

28 oktober 2013

Innoveren - #WOT

image

Te pas en te onpas komt het woord voorbij: ‘innoveren’. In de meeste gevallen verkeerd gebruikt. Een bedrijf moet innoveren om de crisis te overleven. Onzin natuurlijk. Marketing stopt oude wijn in nieuwe zakken en zegt dat het een nieuw product is, maar is dat wel zo. Ik geloof er eigenlijk nooit iets van.

Het verbaast mij altijd dat producten altijd vernieuwd moeten worden. Het suggereert dat een vernieuwing een verbetering is. En dat is pertinent onjuist. Een vernieuwing is geen verbetering, een vernieuwing is een vernieuwing. Het is vaker een verslechtering dan een werkelijke verbetering.

Vooral leveranciers van elektronica en software hebben er last van. Ze willen doen geloven dat elke update een verbetering is van de bestaande. Dat ze hier heel vaak ongelijk in hebben, bewijst de apparatuur zelf.

UPC Mediabox Horizon

Neem bijvoorbeeld de UPC Mediabox Horizon. We hadden een andere mediabox. Hij viel regelmatig weg maar na de lange opstart kregen we een soort balans met het apparaat. Maar als je een abonnement hebt, moet je regelmatig kijken of je niet besodemieterd wordt. Daarom ontdekten we dat het goedkoper kon. We sloten een nieuw abonnement bij dezelfde leverancier en kregen de Mediabox Horizon cadeau.

Het moet bij die mediabox allemaal anders en daarmee bewijst UPC dat innoveren niet altijd een verbetering betekent. De horizon biedt weinig perspectief voor de interactieve televisiekijker. Het begon met een verschrikkelijke afstandsbediening, waarbij je eindelijk op knopjes moest drukken en dan niet bij je programma kwam. Er werd een andere afstandsbediening gestuurd, maar daar waren weer niet alle knopjes op zodat je nu met twee afstandsbedieningen zit.

Dan is het vinden van programma’s in Uitzending gemist een drama. Stonden vroeger de titels kort en overzichtelijk in een rij, nu moeten de programma’s met een plaatje worden gepresenteerd.

Het resultaat een onmogelijk door te komen interface die het onmogelijk maakt een programma terug te kijken. want als je iets eindelijk gevonden hebt, laat hij het afweten en kun je weer van voren af aan beginnen.

Update

Ik zie hetzelfde terug bij softwareprogramma’s als Windows, Android en vergeet natuurlijk niet iOS. Stuk voor stuk drama’s bij een nieuwe release. En als gebruiker vraag je je af waar het allemaal voor nodig is. De oude versie werkte prima na een lang traject van bugs en missers. Waarom moet het helemaal anders?

De andere kant van innoveren is het stopzetten van diensten. Google is daar de laatste tijd heel goed in. Zo zie ik al dagen achter elkaar dat mijn iGoogle over een paar dagen stopt. Het is jammer, want ik vond het altijd wel een prettig openingsscherm. Volgens Google omdat er genoeg alternatieven zijn. En zo helpt de vernieuwing een oude dienst om zeep. Nee, innoveren maakt meer kapot dan je lief is.

image

27 oktober 2013

Voorlezen - #50books

Voorlezen is heerlijk om te doen, maar het is ook heerlijk voorgelezen te worden. Vooral kinderen worden veel voorgelezen, maar als een verhaal goed voorgelezen wordt, kan dat een volwassene eveneens ontroeren.

Zo raakte ik getroffen door een fragment bij Zomergasten waarbij Jan Wolkers voorleest uit De Walgvogel. De taal verandert bij het voorlezen. Je hoort duidelijk waar hij de inspiratie vandaan heeft gehaald: je hoort de taal van Jesaja en Jeremia. Het is geen proza meer dat je hoort, maar poëzie.

Het voorlezen van gedichten – dat dan ineens voordragen heet – geeft dezelfde ervaring. De klanken krijgen een nieuwe betekenis. Lucebert is een dichter die werkelijk prachtig kon voordragen. Het gedicht ‘Het laatste avondmaal’ is overdonderend in zijn voordracht. Het werkt inspirerend om zo naar de gedichten van hem te luisteren.

Misschien helpt het mee om de gedichten op wolkenhemel toegankelijker te maken door ook een paar voor te dragen. Al vind ik zelf dat ik niet mooi kan voordragen. Ik vind het leuk om voor te lezen of een gedicht hardop te lezen, maar ik vind niet dat ik het heel mooi kan doen.

De verhalen van Dickens komen helemaal tot leven als ze voorgedragen worden. Echt genieten om te luisteren naar ‘The Great Winglebury Duel’ uit Sketches by Boz. Ik ben nog op zoek naar de hele voordracht van Roy Macready. De voordracht brengt het verhaal helemaal tot leven. Zo wil ik wel luisteren naar een verhaal.

Voorlezen hoort bij de opvoeding. Het mooiste moment bij het voorlezen dat ik meemaakte als ouder, was dat het boek van schoot wisselde. Ik las haar niet meer voor, maar zij las mij voor uit Jip en Janneke.

Of het verhaal dat ze laatst op school voorlas uit Meester Jaap. Ik was ontzettend trots en liet af en toe een traan los van ontroering. En voor mij heeft zij nog steeds gewonnen!

Dit is het antwoord op vraag 42 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.

26 oktober 2013

Bestolen

image

Als Paul Theroux in het boek Laatste trein naar Zona Verde in Angola komt, verergert de situatie alleen maar. Zijn persoonlijke gegevens zijn van zijn creditcard gestolen en langzaam verdwijnt een enorm bedrag van zijn bankrekening. Paul Theroux heeft dit nog helemaal niet in de gaten en komt er pas een maand na vertrek uit Namibië achter. Het slechte karma dringt al veel eerder binnen, namelijk bij het passeren van de grens van Namibië met Angela.

Hier ziet hij het uitzichtloze Afrika. De essayvorm waarmee hij door Zuid-Afrika en ook door Namibië trok, verandert in de vertrouwde weergave van zijn oude reisverhalen. Hij reist weer. Prachtig schrijft hij over de autorit met Camillo, ‘een echte snelheidsmaniak’. Die steeds dronkener wordt. Hoe ze vast komen te zitten in de bush omdat de auto niet meer start. Na een lang oponthoud, raakt de auto weer aan de praat en bereikt hij zijn bestemming toch.

Verbazing

Het verblijf in Luanda brengt hem van de ene verbazing in de andere. Hoe kan een land dat voor miljarden euro’s per jaar aan olie uitvoert, zo arm zijn. Hij ziet hoe de mensen in de olie-industrie bakken met geld binnenhalen. Het zijn allemaal buitenlanders, omdat, zo menen zij, de Angolezen niet willen werken. Afpersing en opportunisme vieren hoogtij, constateert Paul Theroux:

Uit de immense uitgestrektheid van de sloppenwijken, de slechte toestand van de wegen en de willekeur waarmee er gebouwd werd, kon ik afleiden dat de overheid corrupt was en de mensen uitbuitte, dat zij tiranniek en onrechtvaardig was en volkomen ongeïnteresseerd in haar bevolking, maar tegelijkertijd de mensen vreesde om wat ze zagen en haatte om wat er werd gezegd en geschreven. (357)

Het is niet de armoede die Angola in de greep houdt, maar de hebzucht:

Angola was een land zonder plan, één grote graaipartij, ingegeven door hebzucht. Je kon onmogelijk door het land reizen zonder te voelen dat er een vloek op rustte – niet de vloek van de geschiedenis, zoals waarnemers vaak zeiden, maar de vloek van zijn immense rijkdom. (358)

Als Paul Theroux aangeeft dat hij verder wil naar Cagandala met de trein, krijgt hij te horen van een documentairemaker dat dit ‘Zona verde’ is. Een benaming die hij eerder al hoorde toen hij met pech langs de weg stond. Het staat voor de ‘groene zone’, alles wat geen stad is. Maar eerst wil hij met de documentairemaker een tijdschriftartikel maken over de bedreigde antilope, het laatste stuk nog levend wild in de wildernis van Angola.

Roet in het eten

De dood gooit roet in het eten en Paul Theroux hikt steeds meer tegen die treinreis naar Zona verde aan. Het brengt hem tot wanhoop. De betovering van de treinen waar hij in de andere (trein)boeken mee reisde, is er niet meer. De vreugde in een trein te stappen die hem naar een bestemming brengt die hij niet kent, verruilt hij voor de keuze niet verder te gaan:

Dezelfde vreugde die ik altijd had gevoeld wanneer ik aan een lange reis begon, overviel mij nu bij dit besluit om niet verder te gaan. (390)

Voor het eerst verlangt de schrijver naar huis. Stelt hij aan het einde van Gelukkige eilanden dat thuis eigenlijk overal is, in zijn laatste reisverhaal komt hij tot een andere conclusie: ‘ineens kwam naar huis gaan me heel aanlokkelijk voor.’

Laatste reisverhaal

Het roept het vermoeden op dat dit boek het laatste reisverhaal is van Paul Theroux. Is hij zijn nieuwsgierigheid kwijtgeraakt? Of is het genoeg. Heeft hij genoeg gezien van de wereld om het kijken en reizen aan een ander over te laten?

Zo is Laatste trein naar Zona verde de ultieme afsluiting van een prachtig reisverhalenoeuvre geworden. Al zou ik het niet uitsluiten dat het over enige tijd toch weer gaat kriebelen bij deze reiziger en schrijver…

Meer lezen

Dit is het eerste deel van een serie over het nieuwste reisboek van Paul TherouxLaatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Lees de andere delen:

Gegevens boek

Paul Theroux: Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Vertaling van The Last Train to Zona Verde, My ultimate African safari. Vertaald door Nan Lenders, met dank aan Anneke Bok. Amsterdam: Uitgeverij Atlas/Contact, 2013. ISBN: 978 90 450 2451 6. Prijs: € 24,95.

25 oktober 2013

De ultieme Afrikaanse safari

image

De ultieme Afrikaanse safari begint in Kaapstad, de plek waar Paul Theroux in Dark Star Safari zijn reis door Afrika eindigde. Hij verwijst in Laatste trein naar Zona Verde heel vaak naar zijn vorige reis door Afrika.

Hij vergelijkt de townships en krottenwijken, met de plekken waar hij tien jaar eerder kwam in Dark Star Safari. Werd het hem in die tijd nog ontraden, nu is het bezoek aan een sloppenwijk een heuse vorm van toerisme. Naast een wildsafari in een natuurpark, kunnen toeristen zonder problemen hun neus steken in andermans zaken en een township bezoeken.

Paul Theroux herhaalt deze bevinding meerdere keren. Een bezoek aan de arme wijken van New York of Londen haalt iemand tegenwoordig wel uit zijn hoofd, maar in Zuid-Afrika stapt hij zonder gene een sloppenwijk binnen. Voor de Amerikaanse reisverhalenschrijver is het een vorm van voyeurisme. Hij gebruikt zijn bezoeken aan de sloppenwijken om veranderingen te bespeuren. En hij ziet deze zeker. Hij heeft het idee dat de situatie in deze wijken minder uitzichtloos is geworden dan eerst.

Machinegeweer

Dat positieve beeld is hij snel kwijt in de bus naar Windhoek. Zo is voor de president van Zuid-Afrika zijn lijflied een lied dat de machinegeweer verheerlijkt. Ook roepen veel leiders op tot het doden van de blanke boer. Ze vergeten daarbij dat hun land voor de voedselvoorziening sterk afhankelijk is van Afrikaner boeren.

In zijn gesprekken blanken van wie de grond in Zimbabwe was onteigent, blijkt dat de Zimbabwanen sinds het vertrek van de boeren nauwelijks in staat zijn zich in hun eigen voedsel te voorzien. Een gevaar dat voor Zuid-Afrika ook dreigt. Paul Theroux gaat fel van leer tegen idealisten als Bono die liedjes als ‘Schiet de boer neer’, vergoeilijken door te zeggen dat het eigenlijk volksmuziek is.

Olifantenrug

De situatie in Namibië deprimeert hem. Al laten de San (bosjesmannen) en een safari op een olifantenrug hem ook een andere kant van het land zien. Hij komt vooral het Afrika tegen van de vooroordelen, waarbij armoede en uitzichtloosheid overheersen. Mensen die op een kluitje zitten in de sloppenwijken. Voor Paul Theroux zijn de sloppenwijken plekken waar de mensen tijdelijk wonen. Maar waar bijna iedereen zijn hele leven gedwongen blijft zitten.

Daar spreekt hij zich duidelijk uit over ontwikkelingshulp. Volgens hem bevordert de hulp vanuit het Westen alleen maar de uitzichtloosheid. Het maakt de mensen lui en weinig inventief om iets aan hun situatie te doen. Bovendien spekt het eerder de kassen van de gevende landen door de opdrachten die ze ermee binnen halen. Het kapitaal verdwijnt zo even hard als dat het gegeven is.

Meer lezen

Dit is het tweede deel van een serie over het nieuwste reisboek van Paul Theroux, Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Lees de andere delen:

Gegevens boek

Paul Theroux: Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Vertaling van The Last Train to Zona Verde, My ultimate African safari. Vertaald door Nan Lenders, met dank aan Anneke Bok. Amsterdam: Uitgeverij Atlas/Contact, 2013. ISBN: 978 90 450 2451 6. Prijs: € 24,95.

24 oktober 2013

Laatste trein naar Zona Verde

image

Ik las de aankondiging van het laatste reisverslag van Paul Theroux: Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Het is een vertaling van het eerder dit jaar verschenen The last train to Zona Verde, My ultimate African safari.

Wat was ik nieuwsgierig naar dit boek in de vertaling van Nan Lenders (met dank aan Anneke Bok). Het laatste reisboek van Paul Theroux en het omslag met de locomotief in de Afrikaanse ochtendzon beloofde een treinreis. Wat verlangde ik naar dit verslag uit Zuid-Afrika, Namibië en Angelo. Ik zou kennismaken met een heel ander soort treinen.

Het zou misschien vergelijkbaar zijn met het tien jaar eerder geschreven Dark Star Safari. Maar dit boek was niet helemaal een treinboek zoals dat wel het geval is met De grote spoorwegcarrousel, De oude Patagonië expres en het boek China, per trein of het vijf jaar geleden verschenen De grote spoorwegcaroussel retour. Daarvoor is het spoorwegnet in Afrika veel te versnipperd.

Maar bij het lezen van Laatste trein naar Zona Verde van Paul Theroux herkende ik weinig van de treinboeken erin terug. Zelfs de gedetailleerde vorm van observeren en beschrijven is verruild voor een andere, meer essayistische benadering. Het lijkt of in elk hoofdstuk Paul Theroux een bepaald aspect van Afrika wil behandelen. Daar fietst soms een situatie of persoon doorheen die hij onderweg is tegengekomen.

Drie treinen

In Laatste trein naar Zona Verde neemt Paul Theroux welgeteld drie treinen: een trein vanuit Swakopmund in Namibië naar de hoofdstad Windhoek. Daarnaast neemt hij in het begin en aan het einde een boemeltje in Zuid-Afrika, dat van de buitenwijk Khayelitsha naar Kaapstad zelf gaat. Aan het einde van het boek maakt hij dit korte ritje ook om de kleren die hij droeg tijdens de reis weg te geven. Verder reist Paul Theroux voornamelijk per bus.

Meer lezen

Dit is het eerste deel van een serie over het nieuwste reisboek van Paul Theroux, Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Lees binnenkort de andere delen:

Gegevens boek

Paul Theroux: Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari. Vertaling van The Last Train to Zona Verde, My ultimate African safari. Vertaald door Nan Lenders, met dank aan Anneke Bok. Amsterdam: Uitgeverij Atlas/Contact, 2013. ISBN: 978 90 450 2451 6. Prijs: € 24,95.

23 oktober 2013

Kapsalon in park

image

Hij komt eraan fietsen en rijdt over het voetpad. Het grind knarst onder zijn wielen. Het zonnetje schijnt flauwtjes door het wolkendek. Aan zijn fietsstuur bengelt een wit plastic tasje. De bocht om, over het evenwijdige paadje.

Bij het bankje stopt hij, stapt af, zet zijn fiets vast op de standaard en hengselt het tasje los van zijn stuur. Hij gaat zitten, opent het zakje en haalt er een zilverkleurig bakje uit. Het is een bakje van aluminiumfolie.

Een kartonnetje sluit het bakje van boven af. De jongen opent het bakje, haalt een vork uit het zakje en zet het vol in het eten. Het is een heuse kapsalon zie ik. Hij mengt de smurrie met shoarma en sla tot een heuse stamppot.

De vork gaat erin en verdwijnt in zijn mond. Het zonnetje schijnt zachtjes en hij zit daar alleen op het bankje te genieten van zijn kapsalon. De fiets staat naast hem, haaks op het bankje. De wandelaar loopt voorbij met zijn honden en ziet hoe de kapsalon in de mond van de puber verdwijnt. Zo verdwijnt de kapsalon in het park hap voor hap.

22 oktober 2013

Woordenschilder

jacob-jan-voerman-naast-standbeeld-overgrootvader-jan-voermanIk laat mij meevoeren door de derde Voerman, Jacob Jan. Hij schildert niet met verf en penseel, maar met woorden. Zijn mooie verhalen over zijn familie, de ouders en de kinderen. Het geloof, de verhalen van Charles Dickens en George Eliot. Onderweg delen we onze passies, bij mij thuis als de frieten bakken en het eten wordt opgediend.

Hij praat met evenveel liefde over Dickens als over zijn andere grote voorkeur Terry Pratchett. Een auteur waar ik niet veel mee heb, maar waar mijn wederhelft Inge helemaal verzot op is. Zij delen die verhalen over hun favoriete schrijver. Ik luister en observeer. Ik zie hetzelfde plezier waarmee hij over de wolken en torretjes van de Voermannen vertelt.

Droom aan diggelen

De projecten na het grote theaterproject, waaronder het mooiste project: iets met de Voermannen. De droom, een toneelstuk samen met acteur en Voerman-liefhebber Henk van Ulsen: hij: senior, Jacob Jan: junior. Maar Henk van Ulsen is er niet meer. De droom ligt aan diggelen op de vloer van de fantasie.

Ik zoek het drama voor een verhaal bij het verhaal van de Voermannen, maar hij hangt teveel op de werkelijkheid. Iets dat ik herken in mijn eigen pogingen tot schrijven: de werkelijkheid staat goede fictie in de weg. Misschien de schilderijen laten spreken, het verhaal wordt door de schilderijen verteld.

Bloggen naar perfectie

Bloggen en de zoektocht naar perfectie: echt iets goeds en moois maken. De theatervoorstelling van Jacob Jan laat het zien. Je kunt iets heel goeds maken, voorbij goed. Een mooie blog. Het loslaten van elke dag bloggen, maar goed bloggen. Misschien naar drie keer in de week, maar dan beter. Zoeken naar inspiratie en motivatie. Hoe het bloggen je helpt met schrijven. En hoe het bloggen je helpt jezelf te vinden.

Lees ook de andere bijdragen over deze ontmoeting:

21 oktober 2013

Winterlandschap

winterlandschap-voerman-detailHet overweldigende winterlandschap had ik al in het boek over Jan Voerman junior had gezien. Wat een schilderij. Ik dacht eerst dat het een foto was, keek nog een keer heel goed. Nee, het is een schilderij. Dan in het echt. Zoveel mooier, levendiger. Alsof je zelf het spoor van voetstappen in de sneeuw achter je gelaten hebt. Zo sprekend dat de kleur van het wit niet in een afdruk is te vereeuwigen.

Tenslotte naar het huis van Voerman sr. aan de kade. Daar waar de bijzondere luchten overdrijven en waar hij onrustig werd bij onrustig weer. Dan moest hij naar huis. De lucht is vandaag ook prachtig. We maken een foto voor het huis en fantaseren bij het kleine atelier langs de weg. Was dit zijn atelier? We weten het niet. Er schijnen nog vaak mensen te schilderen in het zeshoekige gebouwtje.

doris-en-jacob-jan-voor-het-huis-van-voerman
Jacob Jan Voerman staat samen met Doris voor het huis van zijn overgrootvader.

Maar dat landschap, het groene gras dat in de herfst zo anders groen is dan in het voorjaar of de zomer. Volgens Jacob Jan omdat de zonder lager staat en daardoor anders valt. Terwijl ik denk dat de samenstelling van het gras anders is in de herfst. Waarschijnlijk ligt het aan beide.

Dan de imposante luchten die voorbij komen. Boven ons zweven schaapjeswolken aan het einde van de horizon prachtige wolkenstraten. Ergens anders weer een paar vage vegen. De hemel kan niet op. Ik voel zijn aanwezigheid hier sterker dan bij zijn voordeur.

Lees ook de andere bijdragen over deze ontmoeting:

20 oktober 2013

Korte verhalen - #50books

image

De meesters van het korte verhaal zijn de echte vertellers. De meeste schrijvers zijn met verhalen begonnen. Veel debuutbundels bestaan uit verhalen. In Nederland zijn er zeker een paar meesters van het korte verhaal: F.B. Hotz, Henk Romijn Meijer en Bob den Uyl.

De wens om een roman te schrijven drijft de meeste schrijvers van het verhaal af. Het is Hotz eigenlijk nooit gelukt een roman te schrijven. De enige roman van zijn hand, De vertekening is uiteindelijk een slap aftreksel van het meesterwerk dat het ooit had moeten worden.

De wens om die grote roman te schrijven blijft sterk aanwezig bij schrijver en lezer. Hoeveel lezers verzuchten niet over een verhalenschrijver: had hij maar een mooie roman geschreven. Een verhaal lees je in een zucht uit. De noodzakelijke verdieping van personages blijft achterwege en het ontbreekt meerdere gesponnen verhaallijnen.

Juist die elementen zijn de kracht van het (korte) verhaal. De aandachtsspanne van de lezer blijft beperkt tot een halfuur tot hooguit twee uur. In die tijd kan hij het hele verhaal in één keer vatten. Ook is hij in staat een afgerond verhaal voor te lezen. Zo maakt hij snel kennis met een beperkt aantal karakters en leert ze heel snel kennen. Ik denk dan gelijk aan de zin waarmee ‘Happy days’ begint van F. Springer, waar ik vorige week over schreef.

De verhalen van Charles Dickens zoals ze in de Sketches by Boz voorkomen, trekken mijn aandacht. Vaak typeert de schrijver – genoodzaakt door de tijd – in een korte zin of hooguit een alinea een personage. Geen eindeloos gewauwel, maar een snelle en korte typering. Ik vind het heerlijk om te lezen hoe Dickens bijvoorbeeld in het verhaal ‘Het duel’ een ingeslapen stadje in een alinea helemaal weet te vatten:

Het kleine stadje Great Wingleburgy ligt precies op twee-en-veertig en een halve mijl afstand van Hyde Park Corner. De hoofdstraat is lang, onregelmatig bebouwd en rustig. Er is een klein roodstenen stadhuis, met een grote zwart-en-witte klok, een markt, een arrestantenlokaal, een vergaderzaal, een kerk, een brug, een kapel, een schouwburg, een bibliotheek, een herberg, een stadspomp en een postkantoor.

Zo vind ik een schrijver als Jan Wolkers ijzersterk in zijn korte verhalen. Vaak dienen ze als schets voor een roman, maar waar de roman niet in slaagt, slaagt het verhaal wel in. Het blijft hangen. Zoals het verhaal Serpentina’s petticoat’ dat in de gelijknamige debuutbundel van Jan Wolkers staat. Het is het verhaal over oom Louis.

– Het is een zwerver, het zwarte schaap van de familie, zei mijn vader. Hij heeft nooit willen deugen. Mijn ouders schaamden zich een beetje voor zijn aanwezigheid, en misschien, denk ik nu achteraf was de mosterd het enige wapen dat mijn moeder binnen haar bereik had om zijn logeerpartijen van niet al te lange duur te doen zijn. (37)

Het beeld van de tante die haar broer naakt in zijn doodskist ziet liggen, laat mij bij dit verhaal niet meer los. Het verhaal kenmerkt de thematiek en dramatiek in het werk van Jan Wolkers. De rauwe kant van het leven – Serpentina die het doodshemd van haar overleden oom steelt om er een mooie petticoat van te naaien – met de dood als rouwrandje er doorheen.

Of zoals ik al eerder schreef Hotz’ novelle De voetnoot, dat qua lengte goed in het formaat van een verhaal past. Ook hier geeft een opmerking van de vader een rake typering van de hoofdpersoon tante Ina van het verhaal weer:

’s Avonds aan tafel zei moeder tegen vader: ‘Ina was in Katwijk; ze zat in een invalidenwagen. Ik wist niet wat ik zeggen moest.’
‘Tja,’ antwoordde vader. Hij had geen zin in het onderwerp. Hij at. Pas bij het puddinkje zei hij: ‘Het is echt iets voor die vrouw. Dat haar zoiets overkomt, bedoel ik.’
Mijn zus keek hem met open mond aan. Ik begreep er ook niets van. Moeder kreeg een rode vlek in haar hals en keek op haar bord. (34)

Zinnen die in een verhaal blijven hangen. Misschien omdat de aandachtsspanne korter is. Misschien omdat het allemaal anders behapbaar is. Ik weet niet waar het antwoord ligt. Maar ik voel me erg aangetrokken tot het verhaal. En dan droom ik ervan net zo goed verhalen te kunnen schrijven als Hotz, Dickens of Poe. Want er gaat weinig boven een mooi verhaal.

Dit is het antwoord op vraag 41 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.

19 oktober 2013

Drie Voermannen

verkade-albumsOnverwacht en leuk de uitnodiging van Jacob Jan Voerman om mee te gaan naar het Voermanmuseum in Hattem. De reden: een nieuwe expositie over vader en zoon Jan Voerman. De eerste bekend wolkenschilder, de tweede vooral bekend als illustrator in de Verkade-albums.

Ik heb mijn stapel albums maar eens tevoorschijn gehaald. Valt niet tegen met zes exemplaren waaronder Hans de Torenkraai, inclusief twee reproducties. Jacob Jan komt rond lunchtijd. Ik maak een tostie voor hem klaar. Terwijl we de tosti oppeuzelen, haalt hij de boeken over zijn voorvaderen tevoorschijn. Wat een mooie schilderijen hebben de beide Voermannen gemaakt. De derde Voerman laat ze zien en verteld erover met evenveel passie.

Wolkenschilder

Wolkenschilder Jan Voerman sr. (1857-1941) spreekt tot de verbeelding. Boerenzoon uit de omgeving van Kampen en niet in het gareel te krijgen. Hij kon mooi tekenen en uiteindelijk kreeg hij een mooie opleiding aan de Rijksacademie van Beeldende kunst in Amsterdam. De wolkengezichten boven de IJssel hebben hem beroemd gemaakt. Op het hoogtepunt van zijn roem kwamen kunstenaars en dichters als Verwey, Van Eeden en Gorter naar Hattem op bezoek bij de meester.

voerman-museum-hattem
Het Voerman-museum in Hattem

Stillevenschilder en graficus Jan Voerman jr. (1890-1976) genoot dus een cultuurrijke opvoeding. Zijn interesse ging niet naar de imposante wolkenluchten en het weids uitzicht van het IJssellandschap, maar naar de kleine dingen van de natuur. Hij hield van het schilderen van de ‘kleine natuur’: de torretjes, vlinders en bloemen. Een bijzondere man, enerzijds moest hij zich zien los te maken van zijn vader. Anderzijds staat hij bekend als de tekenaar van de Verkade-albums. Terwijl hij ook een mooi oeuvre als schilder en lithograaf heeft nagelaten.

Jan Voerman jr. is de opa van Jacob Jan Voerman. Hij heeft hem ook nog gekend. Bij zijn geboorte maakte zijn opa een schilderij. Het is ontzettend realistisch geschilderd. Net als het schilderij met de hazelnoten, het lijsternest of de kippeneieren. Stillevens, niet de grootsheid van het landschap, maar een zorgvuldige compositie gekozen voorwerpen uit de natuur.

Drie Voermannen

Bijzonder om zo met drie Voermannen in Hattem te zijn. Jacob Jan vertelt de verhalen over de voorwerpen. Het potje met een druppel uitgelopen verf, dat bij zijn oom stond. Opa, de zwijgzame man in het atelier waar je nergens aan mocht komen.

Of stilleven met schelpen. ‘Dat is nou mijn jeugd’, slaakt hij uit. ‘Die bak met schelpen heeft jarenlang nog bij mijn ouders gestaan.’ De compositie van zand en schelpen bleef zo nog een lange tijd bestaan naast het schilderij.

Ik denk aan de schelpen in het Texel-album van Verkade. De details van de mosselschelp. Doris vraagt naar de vreemde bobbels op de schelp. En ik probeer te zoeken naar een verklaring. Gelukkig is er zoveel meer, om de hoek staat de grote verrassing: het winterlandschap van Jan Voerman jr.

jacob-jan-voor-ingang-voerman-museum

Lees ook de andere bijdragen over deze ontmoeting:

18 oktober 2013

Fantasie - #WOT

image

Hoe lang ik naar de wolken kijk, weet ik niet. Lang. De lucht als oneindige mogelijkheid om de fantasie te laten botvieren. Wegdromen bij de oneindige stroom wolken die voorbij drijft. Een hemel die elk moment weer anders uitziet. Behalve bij een strakblauwe hemel. Het is dan vaak mooi weer, maar voor de fantasie funest.

Een van de mooiste blogs van mijn vriend Jacob Jan Voerman vind ik de blog over zijn opa en overgrootvader, de schilders Jan Voerman. Senior en Junior. De eerste bekend van de wolkenluchten. De tweede bekend van de Verkade-albums daarin illustreerde hij elk bloemetje tot in detail, net als de grote wintervlinder of de tere strandschelp.

Het is de zin: “Die wolken zijn in werkelijkheid nooit zo, zo ben ik van binnen.” Zijn overgrootvader schilderde niet de lucht zoals hij was, maar zoals hij zelf was. Ik kijk vaak naar de lucht en denk er heel veel bij. Niet de figuren die andere mensen erin zien: een pijprokend mannetje of een blaffende hond. Ik zie de wolken. Mijn fantasie vertelt het verhaal van die wolk, niet van de boze man met de baard die anderen erin zien.

Vandaag ga ik naar het Voermanmuseum, met Jacob Jan. Ik wil al een hele tijd gaan. Net zoals ik niet weet wanneer ik van wolken begon te houden, ik ben er echt iets mee gaan doen vanaf 2010, weet ik ook niet wanneer ik de schilder Voerman leerde kennen. De wolkenluchten van zijn schilderijen ogen meer dan realistisch. Dat komt omdat hij niet de ‘echte’ lucht schilderde, maar zoals hij zich van binnen voelde.

En ik voelde dat ook ineens. Misschien moet ik eens niet dichten met een wolk erbij, maar de wolken in mijzelf laten spreken. Zo krabbel ik de laatste dagen wat gedichten op over de hemel zoals die in mijn hoofd is. Dan kijk ik tussendoor naar buiten en zie dat ze met elkaar overeenstemmen. Het is misschien net literatuur, goede literatuur vertelt hoe het gebeurd zou kunnen zijn, niet hoe het gebeurd is.

Fantasie is in de muziek een muziekstuk dat grillig is en los staat van een vorm, maar doorleefd is. De wolken van Jan Voerman senior zijn ook doorleefd, daarom spreken ze zo. Een verhaal – waar gebeurd of niet – moet doorleefd zijn en los staan van alle ballast uit de werkelijkheid. Pas dan is het fantasie en komt het tot leven. De enige vorm van scheppen…

17 oktober 2013

Dagje Apenheul

doodshoofdaapje-op-rugHet is de enige droge dag van deze week als we naar de Apenheul gaan. Hoe meer we naar het oosten rijden, hoe meer de mist het zicht opslokt. Was in Naarden de hemel nog mistig met een gouden randje, midden op de Veluwe is het gouden randje verdwenen en rijden we door een witte wereld. Alleen de boomkruinen langs de snelweg zijn nog te zien.

We hebben kaartjes gekregen voor de Apenheul van een facebook-vriendin. Ze zijn binnenkort verlopen. We hadden nog geen gelegenheid gehad te gaan. In deze eerste week van de twee weken herfstvakantie van Doris, grijpen we de gelegenheid aan. Het zal wel niet zo druk zijn. Het is te koud om apen te kijken en de echte vakantie is in ons deel nog niet van start.

Niemand is eerder bij de Apenheul geweest, behalve ik. Onderweg vertel ik Doris van mijn avontuur bij de Apenheul. Of eigenlijk is het een non-avontuur. Op schoolreisje. Ik weet niet meer in welke klas. Misschien was ik even oud als zij nu is. De verhalen van klasgenoten over apen die al geweest waren. De apen die op je schouder zouden zitten en het eten uit je tas stalen. Ik was vol verwachting gegaan, maar had alleen de apen heel ver van mij af gezien. Hoog in de bomen. Geen aap op de schouder.

In de Apenheul is het druk. Alle dagjesmensen uit het Zuiden (want die hebben herfstvakantie) zijn gekomen op de enige droge dag van de week. Ze lopen voor en achter ons. Alle ogen speuren naar aapjes. Bij de doodshoofdapen begint het avontuur gelijk al. Ze springen overal rond. Soms zie je er eentje op iemands schouder zitten. Of ze kruipen door naar het hoofd, waar ze dan parmantig rechtop rondkijken.

We krijgen een presentatie terwijl de gele aapjes met donkere koppies eten krijgen. Ze zijn de hele dag op zoek naar eten, vertelt de presentatrice. Ook als ze op je zitten, zijn ze op zoek naar eten. Ik zie een aapje een kinderwagen inspringen. Hij ziet daar kansen. Het kind in de wagen kraait doodsangsten en de moeder wappert angstig met haar handen. Ik ga naar de wagen toe, biedt het aapje mijn arm en het klimt zo op mijn schouder. Boven op mijn rug gaat het diertje zitten. Ik voel hem in mijn nek zitten en roep zachtjes naar Inge. Fototoestel in de aanslag.

overzetten-doodshoofdaapje

Als ik hem Doris wil aanbieden, springt hij via haar regenjas naar een jongetje dat begeerlijk al een tijdje bij mij staat te kijken. De regenjas van Doris is te glad om comfortabel op te zitten. Bij het jongetje gaat het aapje even op de schouder zitten. Ik merk dat het loont om vooral rustig te blijven, want het diertje springt al snel van het kereltje af en rent weg de bosjes in. Te onrustig.

Ik verbaas mij vooral over de enorme massa mensen. Het moet voor al die apen een bijzonder leven zijn. De hele dag aangegaapt worden door mensenmassa die voetje voor voetje het park doorschuifelen. Op zoek naar de apen. Onderwijl stijgt de koude regendamp van de voorbije regenachtige dagen op uit het bos. Met een beetje fantasie zie je zo het dampende regenwoud in de vroege ochtend. Het enig verstorende element in dit tafereel zijn al die mensen.

Een kopje koffie, het lijkt net slootwater. Het bakje koffie dat ik voor mij heb is zo troebel. Thuis zou ik het onmiddelijk hebben weggegooid. Een troebel bakkie koffie betekent dat de koffiebonen in het reservoir moeten worden aangevuld. Hier verkopen ze zoiets voor twee euro.

Misschien wel leuk om een gratis foto te maken tussen de doodshoofdaapjes. We wachten netjes bij de cabine waar je de foto kunt maken. Een mevrouw wacht nog met een gehandicapte jongen. Ze maken deel uit van een groep, die gelijk met ons op loopt. Een mevrouw met haar kind schuift voor mij langs en wil het hokje in. Ze komt heel mooi van opzij. Ze dringt voor. Ik besluit er iets van te zeggen. ‘Volgens mij ben ik aan de beurt’, zeg ik tegen haar. Ze zegt dat het niet zo is. ‘Volgens mij ben ik’, antwoord ik. Inge valt mij bij. De vrouw ontkent weer. ‘Ach, gaat uw gang’, zeg ik. ‘Het is maar dat u het weet, dat het volgens mij mijn beurt is.’

familie in apenheul

De vrouw trekt haar zoontje weg bij de ingang. ‘Laat die meneer maar gaan. Hij zit te miezen dat hij aan de beurt is.’ Ik zeg nog een keer dat ze mag, maar dat weigert ze. Waarna wij snel het hokje ingaan. Dat gezeur. Voordringen en dan ook nog de zaken omkeren. Ik weet toch echt zeker dat ze voordrong. Ik kan het moeilijk van mij afzetten, maar weet een lach op te brengen voor de foto. Al hangend in de touwen.

Verder door de mensenmassa. Ik zie weinig apen. Alleen maar mensen. Het wordt teveel. Ik merk dat ik overprikkeld raak. Teveel al die mensen. Ze rennen, krijsen en springen in mijn gezichtsveld. Ik zie door de mensen de apen niet meer. Voor het eerst voel ik de overprikkeling bewust. Vroeger denderde ik dan door en dan barste de bom vroeg of laat. Nu besluit ik even rust te nemen. We gaan bij het buitenverblijf van de Orang-oetans zitten. Het eethoekje Sandy’s Corner is dicht. Het is heerlijk rustig onder de grote luifel. Het bankje is droog en ik geniet van het lege hok.

orang-oetans-klimmen-over-bruggetje-buitenverblijf

Ineens stapt een Orang-oetan naar buiten. Een kind op de rug. Gevolgd door een andere. Het is een heel intiem moment. Ik voel mij helemaal alleen met deze mensaap. Prachtig al die donkerrode haren. Ze lopen over het schuine bruggetje. Daar laat het kind zijn moeder los en kiest een eigen route. De apen hangen en slingeren in de touwen. De achterpoten grijpen het touw van onderen vast en van boven leidt het dier zich via een ander touw. Van tak naar tak gaat het. Ik geniet als het jong het bruggetje van onderen neemt, hangend aan het net van touwen. Hij laat zich helemaal naar beneden leunen en nipt van het water uit de sloot. Hij kan er net bij.

We gaan het rustiger aan doen. Doris mag wel even verderop spelen. Ze loopt van ons weg als het Orang-oetan-jong en hijst zich in de touwen van de speeltoestellen aan de andere kant van de kooi. Ik geniet en laat alles op mij inwerken. Dat een grote groep mensen de orang-oetans ook ziet en over en om ons heen buitelt, laat ik voor lief. Mijn moment kan niemand meer afnemen. Doris hangt in het speeltoestel als de kleine orang-oetan. ‘Kijk ik probeer te drinken’, zegt ze.

hemel-boven-orang-oetan-verblijf-apenheul

Dan de gorillashow. Een tribune bommetjevol. Twee verzorgers die hun verhaal over de 15 gorilla’s vertellen. Onderwijl slingeren ze stukjes appel en mandarijntjes naar de grote mensapen. Ik heb de indruk dat vrouwen altijd erg onder de indruk zijn van zo’n mannetje. Het verhaal van Bokito spreekt boekdelen. De verzorgers spreken met respect en bewondering over het mannetje. Als we na afloop van de show weer in de massa mensen opgaan, zie ik overal om mij heen de gorilla’s lopen.

Het is leuk geweest, vind ik. We lopen rustig door de rest van het park, langs de berberapen. Ik kan bij het lezen over de apenrots Gibraltar niet laten om aan die beroemde scène van Harrie Jekkers te denken: ‘iemand een toffee’. Het buitenverblijf van de gorilla’s oogt nu leeg. Alleen een paar van de andere apen die op dat apeneiland leven, scharrelen er rond. Ze schijnen goed met de gorilla’s te kunnen leven omdat ze veel sneller zijn.

Nog een rondje in de carrousel en we zijn bij de uitgang. We hebben ons een hele dag weten te vermaken tussen de apen. Dat de meeste apen gewoon vrij rondliepen – voor, achter en naast ons – en de brutaalste apen voordringen voor de foto en het mooiste plekje bij het raam zoeken. Dat is misschien nog het meest confronterende bij de Apenheul: al die mensen laten je zien hoe dicht de aap eigenlijk bij de mens staat.

orang-oetan-op-foto
Ik ben benieuwd naar de foto van de andere kant…

16 oktober 2013

Weer een halfjaar tegenaan

image

De regen heeft een grote plas op het grasveld gemaakt. De eenden en meeuwen uit de buurt drijven erin alsof het hun privé-vijver is. In het midden van de groep ‘drijfsijzen’ staat een kauwtje.

Hij neemt een flinke duik in het water en schudt zijn veren in het nat. Zo plonst hij het regenwater in rond. Weer een duik en weer schudt de donkere vogel het water alle kanten op.

Dan komt hij overeind en wappert uitvoerig zijn vleugels droog. De eenden kijken met mededogen naar de donkere vogel. Dan laat hij zich nog een keer in het water zakken en komt tevreden en genoegzaam omhoog.

Ik zie hem denken. ‘Zo we kunnen er weer een halfjaar tegenaan.’ Precies die woorden die Frans van Man bijt hond ook zegt als hij na het poedelen uit de rivier de Moezel stapt. Hij is samen met zijn neef ‘Lytse Frans’ op Duitslandreis.

Dan fladdert de donkere kauw op uit de regenpoel en vliegt naar een paaltje dat tegenover het fietspad ligt, naast het echte water, maar daarin kan hij niet staan.

De meeuwen staan met hun hoge poten in de poel en staren de vogel na. Gewend aan elke dag nat. Daarvoor zijn het ook ‘drijfsijzen’.

15 oktober 2013

Woont Marie in Amerika?

image

Bij het openslaan van Christophe Vekemans Marie dacht ik gelijk dat het in Amerika speelde. Ik wist niet zo goed waarom, zocht naar de verklaring. Er zijn heel veel verklaringen voor. Ik geef er een paar (acht).

  1. De omslag bestaat uit een foto van een ’typisch’ Amerikaanse blokhut.
  2. Er rijden voornamelijk pick-uptrucks over de ‘van lieverlede donkerder kleurende, vrij smalle asfaltweg die afwisselend tussen weiden, akkers en boomrijke gedeelten gebaand lag en waar hier en daar de eerstgevallen bladeren al tegenaan kleefden’. (p. 12)
  3. De burgemeester van het dorp Steven Blank is ook politiechef (p. 35). Een ‘sheriff’, het staat niet zo in het boek, maar ik moest er gelijk aan denken. Naast hoofd van de politie, is hij ook uitbater van het café dat de naam ‘Jimmy Rodgers’.
  4. Het dorpje waarin het grootste deel van het boek speelt, draagt de naam ‘Abraham’ (p. 35). Alleen in Amerika kan een plaats zo’n naam krijgen toebedeeld.
  5. De ‘roze babydoll’ (p. 39)
  6. Alle namen van de personages zijn in het Engels/Amerikaans uit te spreken, maar niet allemaal goed in het Nederlands (Kenny, William).
  7. Het vrijelijk dragen en hanteren van wapens (al is de sheriff er het meest behendig in).
  8. De inwoners van het 300 inwoners tellende dorpje noemen hun plaats: stad. Dat kan alleen in Amerika, zelfs onbeduidende Nederlandse steden met stadsrechten hebben meer inwoners.

Alleen het ontbreken van een postkantoor in het dorp spreekt de duiding van Amerika als plaats van handeling tegen. Maar er is wel weer een postbode, Tom. Hij maakt het ontbreken van een postkantoor weer ruimschoots goed. Zeker ook omdat hij met de vrouw van de sheriff (vreemd)gaat.

Zodoende moet het verhaal in Amerika spelen. Niet dat het heel belangrijk is, maar ik zocht naar de verklaring waarom ik gelijk al bij het openslaan van het boek aan Amerika moest denken.

Een perfecte dag voor literatuur

Deze blog sluit aan bij het blog-initiatief “Een perfecte dag voor literatuur” van Not just any book. Lees de andere bijdragen over dit boek.

Binnenkort verschijnt er op Litnet een completere analyse van deze complexe roman van Christophe Vekeman.

14 oktober 2013

Gelieve niet citeren

image

Gelieve niet uit deze uitgave te citeren staat er op de omslag van het persexemplaar van Christophe Vekemans Marie dat ik kreeg toegestuurd. Ik doe morgen mee aan de tweede blogdag van de tweesclub Een perfecte dag voor literatuur en ontving daarom de nieuwe roman van deze Vlaamse auteur. Het boek lag half september al op mijn deurmat. Ik kreeg het als één van de weinigen voor verschijningsdatum te lezen. Vandaar het persexemplaar.

Ik ben gek op citeren. Ook het boek Marie van Christophe Vekemans nodigt uit tot citeren. Een citaat is als een plaatje bij het verhaal. Je geeft een kort citaat om uit te leggen waarom je iets vindt. Of je het nu mooi, lelijk of afzichtelijk vindt, een citaat dient het argument te versterken en te duiden voor de lezer.

Daarom zal ik mij van het opschrift op de kaft van het persexemplaar weinig aantrekken. Ik citeer naar believen in mijn bijdrage over dit bijzondere boek. Want het verdient op zijn minst een citaat uit te leggen waarom dit boek zo bijzonder is. Anders stellen mijn lezers zich de vraag: heeft hij het boek wel gelezen? En wat vindt hij er dan zo bijzonder aan? Hij heeft het nu al drie keer gezegd, maar ik wil het zien.

Zo moet een citaat het plaatje verder inkleuren. Net als dat ik het jammer vind dat niet de hele omslag te zien was. Al zag ik het voor iets meer dan de helft op het ‘ongecorrigeerde persexemplaar’, ik vond het erg interessant. Ook daar ga ik de helft van mijn verhaal morgen aan ophangen.

Verder verklap ik niks. Het is morgen Een perfecte dag voor literatuur. Vandaag (nog) niet. Voor als je de vorige gemist hebt, lees gerust mijn bespreking van Niets en niemand van Ivo Bonthuis.

13 oktober 2013

De eerste zin - #50books

wpid-2013-10-13-12.23.24.jpgMaar zelden grijpt de eerste zin van een roman of een verhaal je gelijk bij de kladden. Zelfs de beste schrijver slaagt er vaker niet dan wel in. Het merendeel van de eerste zinnen in de boeken die ik gelezen heb, zijn mij ontgaan. Een paar bleven hangen. Maar die zinnen zijn dan ook goed blijven hangen.

Eerste klap

Bij zijn improvisatie-cd op Gregoriaanse gezangen is een interview met organist Bert Matter opgenomen. Het gaat uiteraard over improviseren. De eerste klap is een daalder waard, zegt de vroegere organist van de Walburgiskerk in Zutphen. Het eerste idee trekt de aandacht en als het aanslaat, voert dit idee het publiek mee.

Een vaak aangehaald voorbeeld uit de muziek is Beethovens vijfde Symfonie. Die met weinig begint – vier tonen: lang – kort – kort – lang – en waarbij het idee het hele verdere eerste deel van deze symfonie wordt uitgewerkt. Overigens kennen maar weinig mensen hoe het verloop is na de eerste paar maten. Dus of die eerste maat nu alles bepaalt?

Eerste zin

De eerste zin in een roman is natuurlijk ook die eerste klap. Bij mijn studie werd tot tranens toe de eerste zin aangehaald van W.F. Hermans in Nooit meer slapen: ‘De portier is een invalide.’ Het zou allesbepalend zijn voor het hele verdere boek. Natuurlijk Nooit meer slapen is een prachtige roman. Maar of het ontbreken van deze eerste zin alle kracht uit het boek zou halen, is zwaar verdreven. Daarvoor zijn alle zinnen belangrijk.

Korte verhalenschrijvers zijn sterk in de eerste zin. Het verhaal ‘Happy days’ van F. Springer is zo’n verhaal. Al vanaf de eerste keer dat ik het las, greep de eerste zin mij aan. Het laat je niet los. De hele rest van het verhaal doet er bijna niet meer toe. Zo mooi… Ik haalde hem al eens eerder aan.

Op een avond in juni ’55 verliet onze jaargenoot Bert Kooistra, vierdejaars rechten, vroeger dan zijn gewoonte was de sociëteit, wandelde naar de Hooigracht, schreef in zijn kamer nog een briefje voor de hospita (‘mevrouw K, morgen geen melk’), schoof dit onder zijn deur de gang op, kleedde zich uit, slikte ongeveer twintig slaappillen (die hij in de loop van de voorgaande maanden op recept verzameld bleek te hebben), kroop onder de dekens, deed het licht uit en stierf nog voor het aanbreken van een mooie vrijdag, want juni was mooi dat jaar.

Kortere zinnen

Een andere verhalenschrijver F.B. Hotz bedient zich van kortere en minder complexe zinnen. Zijn novelle De voetnoot behoort in mijn ogen tot één van de mooiste verhalen uit de Nederlandse literatuur. De eerste zin(nen) van dit verhaal vat(ten) alles samen:

Het verleden is dood, zei mijn kapper. Ik wees hem maar niet op de duizenden tekens van het tegendeel. Zelfs de stemmen en geluiden van een eeuw geleden zijn nog hoorbaar sinds Edison de grammofoon uitvond.

Hotz verhaalt in De voetnoot over een vrouw die haar hele leven bezig is met een gebeurtenis – een treinongeluk – uit het verleden. Alles draait erom. Ze probeert haar gelijk te halen en een schadevergoeding in de wacht te slepen. De eerste zin zegt hiermee bijna alles. Het verleden is helemaal niet dood. Voor sommige mensen leeft ze meer dan het heden.

Of in het verhaal ‘ De gladiator’ uit zijn debuutbundel Dood weermiddel. In dit verhaal over de bezettingstijd en de periode erna, ontbreekt het de held aan heldendaden.

De enige heldendaad die ik in de bezettingstijd ooit verrichtte, was het horen lezen van een ‘illegaal’ blad. Als ik me goed herinner ben ik verder voornamelijk bang geweest of, wat erger is, ongeïnteresseerd.

De zin trekt je gelijk het verhaal in over de oorlogsjaren en de bijbehorende angst. Zo’n eerste zin is prachtig om te lezen, het helpt je het verhaal in. Maar het is zeker niet allesbepalend. Dat zijn bijna terloopse zinnetjes die betekenis krijgen door het omliggende verhaal. Een eerste zin is vaak betekenisloos. Ze krijgt pas kracht als je weet wat er komen gaat. Zonder die wetenschap is het een mooie zin en neuriet ze mee op de maat van het verhaal.

Gelijke zinnen

Iemand als Redmond O’Hanlon kan prachtig schrijven over zijn reizen door het oerwoud. Het begin van zijn eerste twee reisverhalen Naar het hart van Borneo en Tussen Orinoco en Amazone lijken sterk op elkaar. In allebei de gevallen staat de duur van het verblijf centraal.

Naar het hart van Borneo:

Als academicus en recensent van boeken over biologie stond ik versteld hoe snel iemand, onder bedreiging van twee maanden ballingschap in de oerwouden van Borneo, eigenlijk kan lezen.

In Tussen Orinoco en Amazone refereert hij met een dikke knipoog naar zijn vorige boek. Zelfs lezers die zijn eerste reisverhaal niet kennen, begrijpen de flinke dosis ironie:

Omdat ik twee maanden lang door de regenwouden van Borneo had gereisd, dacht ik dat een tocht van vier maanden door het gebied tussen de Orinoco en de Amazone geen bijzondere problemen met zich mee zou brengen.

Geen raadselachtige zinnen, geen diepgravende analyse van wat er komen gaat. Het begint gewoon met een zin die de sfeer van het komende verhaal uitdrukt en eigenlijk ook al verklapt dat er veel moois met zware ontberingen komen gaat.

Zona Verde

In zijn laatste reisverhaal Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari drukt Paul Theroux zich juist in de raadselachtige eerste zin uit. Hier geen grootse profetie of voorzichtig openen van de gordijnen. Nee, Paul Theroux voert de metafoor van het ongelezen boek op. Het ongelezen boek dat op de schoot van de lezer ligt:

In de hete, vlakke bush in het hoge noordoosten van Nanibië liep ik over een bultige termietenheuvel van glad, door mieren fijngekauwd zand, en doordat ik nu net iets hoger stond, kon ik zien hoe het majestueuze landschap zich ontvouwde, als de warrelende bladzijden van een geheel ongelezen boek.

Paul Theroux begint zijn reisverhaal niet bij het begin, maar ergens in het midden, als hij de bosjesmannen ontmoet. Het typisch Afrikaanse landschap dat helemaal in de algemeen westerse beeldvorming valt. Geen beter begin van een reisverhaal dat worstelt met het Afrika zoals het in het hoofd zit en het Afrika zoals het zich toont aan de reiziger Paul Theroux. Binnenkort meer – veel meer – over dit laatste reisverhaal van deze Amerikaan.

Nee, dan de laatste zin die ik van Laatste trein naar Zona Verde niet zal verklappen. De laatste zin is de paukenslag waarmee de roman of het verhaal eindigt. Vaak een gedweëe afdruiper. Een zin die je zo weer vergeet. Maar soms een heel mooie samenvatting van het verhaal. Een einde waar alles op zijn plaats valt.

Verquizzen

Er zijn weleens quizzen waarbij je moet raden welke eerste zin van een roman bij welk boek hoort. Leuk om te doen. Ik ben er niet zo goed in. Bij het meelopen bij de opleiding Nederlands aan Nijmeegse universiteit, kregen we in de pauze zo’n soort quiz. Niet met de eerste zin, maar de laatste. Heel erg leuk. Ik had er 9 van de 10 goed.

Neem het einde van Gerard Reves De avonden die memorabel is in de Nederlandse letterkunde. Een einde die het verhaal wel en niet dekt. Als het aan mij ligt de mooiste zin waarmee een boek en deze blog kan eindigen:

Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. ‘Het is gezien’, mompelde hij, ‘ het is niet onopgemerkt gebleven.’ Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.

Dit is het antwoord op vraag 40 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.

12 oktober 2013

Walnoot

image

In Almere groeien naast alle boomrassen die van origine in Nederland voorkomen, ook enkele bomen die lekkere vruchten dragen. Zo kun je op sommige plaatsen kersen vinden of appels, hazelnoten, pruimen, tamme kastanjes en walnoten.

Bij het uitlaten van de honden stuit ik op een walnoot. Ik pak de noot op en nam hem mee naar huis. Wat later ontdekt Saartje een walnoot. Hij ligt mooi voor haar op de grond. Ze pakt hem op en loopt er tevreden mee weg.

Dat je niet door het omhulsel komt, merkt ze niet want ik pak de noot af. Een diepe afdruk van haar hoektand zit in de walnoot. Thuis zal ik hem openmaken en krijgen ze een stukje. Is ook nog eens heel gezond.

Dat de walnoten door iedereen grif geraapt en gegeten worden, merk ik snel. Inge vraagt of er niet wat meer liggen. Nee, ik vind er sporadisch eentje. Vaak lijken ze ook nog een aardig eindje van een walnotenboom te liggen.

Ik kom er snel achter hoe dat kan. Op een fietsritje zie ik een forse ekster voorbijvliegen met een grote walnoot tussen de snavel. Het zijn geliefde noten onder de kauwtjes, kraaien en eksters. Met hun puntige snavel hakken ze net zo lang op het omhulsel tot ze de felbegeerde noot kunnen oppikken.

De kauwtjes hier achter het huis nemen het van de hazelnoten die dit jaar weer vallen. Daarna is het weer twee jaar wachten op een nieuwe oogst. Ze dragen maar om het jaar nieuwe noten.

Het raadsel waarom de noten soms zo’n eind van een walnotenboom liggen, lost zich sneller op dan je denkt. Als ze zo’n grote walnoot in de bek hebben, vliegen ze onrustiger dan wanneer er niks tussen de snavel klemt.

De ekster die vlak langs mij scheert bij mijn fietsritje, vliegt laag en landt tussendoor even op een metalen hekje. Hij probeert de veel te grote noot weer even goed te leggen en vliegt weer op. Een soortgenoot zet met veel lawaai de achtervolging in. Dan kun je de prooi natuurlijk snel verliezen.

11 oktober 2013

Terugkijken

wpid-2013-10-11-17.00.00.jpgDe regen doet aan niks denken hoe het precies een jaar terug was. Toen een stralende zon die zo mooi de herfsttinten van de bomen versterkte. Nu een grijze hemel die triest al haar vocht loslaat. Een mooier contrast is niet denkbaar.

Ik wandel wat langer met de honden dan gebruikelijk. Zat van het de hele dag binnen zitten. Behoefte aan de buitenlucht. Bovendien is het park veel rustiger dan anders. Heerlijk. De wildebrassen zijn er niet. Dat biedt mogelijkheden. Lekker doorlopen zonder opdringerige honden en nog opdringeriger baasjes.

Soms moet je terugkijken om te zien hoe ver je gekomen bent. Vandaag, precies een jaar geleden ging ’s morgens de wekker. Het lukte niet uit bed te komen. Er ontwaakte iets anders. Het besef dat het niet meer ging. De energie was op.

Een paar dagen eerder naar de haptonoom. Voor de eerste keer. Ze gaf de volgende opdracht mee: schrijf op wat je energie kost en wat je energie oplevert.

Twee dagen de energierekening opmaken. Elke dag afvinken dat alles energie kost en ontdekken dat niks energie oplevert. Geen lichtpuntjes, geen levensvreugde. Nadenken over je eigen begrafenis. En dagelijks zonder nadenken naar het werk. En daar mopperen op collega’s en zoveel mogelijk op de automatische piloot.

Het was die donderdag een prachtige najaarsdag. De laatste mooie van het jaar. Niet ziek durven melden, maar een vaag mailtje dat het even niet gaat lukken te komen. De dag gebruiken na te denken en een lijn uit te stippelen. Weer aan het werk of even thuisblijven? De angst niet meer te kunnen bloggen. Want als je kunt bloggen kun je toch ook werken?

Snel een blog gemaakt en geplaatst. Op de fiets gestapt en een prachtig uitzicht gleed voorbij. Over de oude duinen tussen Naarden en Huizen. Wat verderop de havenkom van Huizen en het IJsselmeer om dan de Stichtse brug op te klimmen. Wat voelde die zon heerlijk en wapperde de wind intens door de haren.

Bekaf thuis. Uitgeput, dat had je kunnen weten. Maar met de fietsroute een andere route bedacht: ook morgen ziek en dan proberen om beter te worden. En meer dan dat. Die energiebalans weer de goede kant op krijgen. Dit leven niet meer leven. Opgejaagd en zonder nadenken door de dag rennen. Dat nooit meer.

Nu, een jaar later sterker dan ooit. Al eindigt het arbeidscontract binnenkort, keihard gewerkt weer terug te keren op de werkvloer. Het arbeidsproces vanuit een andere blik te bekijken. Mee te maken en te voelen hoe je meer uit jezelf kunt halen, zonder jezelf tekort te doen. Hoe de rust in het lijf blijft en niet meer weggaat.

Het gevecht is nog niet klaar. De boemerang komt altijd terug. Maar er is een doel. De ene dag verder weg dan de andere. Het doel zal worden gehaald. Is het niet rechtsom, dan wel linksom. Wat ik nodig heb en verdien, laat ik mij niet afnemen. Geen bureaula, geen manager of papieren tijger pakt dat af.

En dan blijft genoeg over om te dromen. Dromen laten uitkomen. De weg vinden in deze hervonden situatie. Ik ga er komen. En dat ik niet weet hoe ik er kom, bezorgt veel onrust en wakkere nachten, maar de bestemming wordt bereikt. Dat vertrouwen heb ik. Het regent misschien, maar de zon schijnt.

10 oktober 2013

Voorlezen en opvoeden - #WOT

doris-leest-voor-op-voorleeswedstrijd-schoolVoorlezen hoort bij de opvoeding. Ik lees Doris al voor toen ze nauwelijks een boek kon vasthouden. Nu leest ze zelf, maar ik lees nog elke avond een verhaal voor. Deze weken lees ik de belevenissen van Meester Jaap voor in zijn klas.

Voorleeswedstrijd

In de klas won ze deze week samen met een klasgenote de voorleeswedstrijd. Vanmiddag mocht ze de strijd aangaan met de kinderen uit de andere groepen 5 en 6 van de school. De kinderboekenweek kreeg zo een extra dimensie voor haar en haar klasgenootjes.

Ik mocht erbij zijn. Doris las haar verhaal voor. ‘Meester Jaap eet een plant’ van Jacques Vriens. Een leuk verhaal over Johan die de verleden tijd niet snapt. Aan de hand van een toneelstukje maakt hij kennis met het verschil tussen de tegenwoordige en verleden tijd.

Flink geoefend

Ze had flink geoefend de afgelopen weken. Vanmiddag las ze het erg mooi voor, zonder fouten, met mooie accenten. En in een goed rustig tempo. Ik voelde mij ontzettend trots en filmde het optreden met mijn fototoestel. Het optreden ontroerde mij. Ik kon mijn tranen nauwelijks bedwingen.

Voor mij was ze de prijswinnaar. Natuurlijk ben je als ouder bevooroordeeld. Ik hoorde de anderen en vond hen beduidend minder goed. De jury van vier kinderen en de conciërge waren een andere mening toebedeeld.

Dat kon mij en Doris niet meer het bijzondere optreden afnemen. ‘Volgend jaar ga ik het weer proberen’, zei ze terwijl ze op het bankje zat.

09 oktober 2013

De plaag van de Smartphone

image

Gisteren trakteerde een facebook-vriend mij op een filmpje over de alomvertegenwoordige smartphone. ‘Daarom heb ik geen smartphone’, schreef hij erbij. Het filmpje laat een beetje deprimerend zien dat iedereen de wereld om zich heen door het schermpje van zijn smartphone bekijkt. Niemand heeft meer oog voor de wereld om hem heen.

Natuurlijk laat het filmpje een extreme vorm zien van smartphone-gebruik. Al is de smartphone als opname-instrument niet meer weg te denken in het dagelijks leven. Overal waar ik kom, zie ik wel iemand op zijn smartphone kijken.

Een moment in de wachtkamer van het ziekenhuis, bij de tandarts of in de rij bij de kassa van de supermarkt. Overal trekken mensen hun mobieltje tevoorschijn om het moment van wachten te bestrijden.

Het neemt zeker extreme vormen aan. Zo zag ik laatst op Schiphol een verliefd stelletje in een omhelzing. Terwijl het meisje hem lieve woordjes toefluisterde, keek hij op het schermpje van zijn smartphone. Ik vroeg mij af wat er nu zo interessant voor hem was. Voor mij zou het reden zijn om de omhelzing los te laten en weg te lopen.

Elk bekijk ook veel van de wereld door het lensje van mijn smartphone. Wel probeer ik altijd bewust momenten te maken op een dag waarbij ik de telefoon naast mij neer leg. Niet altijd online. Niet altijd een foto of een filmpje. Want het is ook gewoon leuk om naar de lucht te kijken en gewoon te genieten.

Dat geeft een heel voldaan gevoel. Tegelijkertijd biedt de smartphone ook heel mooie momenten. Vorige week bijvoorbeeld bij de tweetup van blogpraat. Daar voelde de ontmoeting met medebloggers even warm als online op maandagavond. En ik zag de anderen amper met hun mobiel in de weer, maar druk in gesprek met elkaar.

Je kunt dus prima omgaan met een smartphone, maar moet wel de balans zoeken…

08 oktober 2013

Spreeuwenvolière

spreeuw-in-boomtopDe spreeuwen verzamelen zich weer en maken zich op voor de wintertrek naar het Zuiden. Dat hun noordelijker woonachtige soortgenoten hetzelfde doen en dadelijk hier zitten, is de humor van de natuur.

Als je noordelijker woont, voelt het kouder aan en ben je sneller tevreden. In Nederland is het dan warm genoeg. Maar de verwende zomergasten zitten er liever warmpjes bij in Zuid-Frankrijk en Spanje. En ik geef ze groot gelijk.

De zomergasten zijn nu druk bezig zich te verzamelen. Dat doen ze niet zachtjes. Ze vliegen in een enorme zwerm aan en landen dan in de hoge boomtoppen. De essenbomen voor ons huis zijn geliefde verzamelplekken. In de toppen groeperen ze zich. Achter snaaien ze nog wat rode besjes uit de bomen. Het gefluit waarmee hun bezoek gepaard gaat, heeft veel weg van een volière.

Een groepje fladdert op uit de boom en vliegt over de huizenrij weg. Even later komt een andere groepje vogels aan. Tot de hele groep opzwermt en wegvliegt. Ineens is het geschreeuw van zojuist verdwenen en is alles weer stil.

07 oktober 2013

Spinnenweb

image

De spinnenwebben zie ik overal gebouwd worden. Ons huis wordt ingeklemd tussen de spinnenwebben. In de achtertuin is een enorm web gesponnen bij de vuilnisbakken. Telkens als ik iets wil weggooien, baan ik mij een weg door al het spinnenrag heen.

Ik probeer de draden te ontwijken. Al gaat dat in het donker moeilijk en de duisternis treedt steeds eerder in. Bij de voordeur heeft een andere spin een machtig bouwsel gesponnen over de hele breedte van het voortuintje. Ik heb aandachtig gekeken hoe het web hangt. Heel mooi is het opgezet. Het begint bij de dakgoot en loopt vrijwel recht door naar de schutting.

Ergens in het midden van deze zeker drie meter brede overspanning hangt het enorme web. De grote spin die dit web bewoont, trekt meerdere malen per dag langs de draden van de ene naar de andere kant. Een prachtig gezicht.

Gisteren maakte ik per ongeluk een deel van het web van de kruisspin in de achtertuin kapot. Bij het weggooien van een grote zak afval, probeerde ik er onderdoor te kruipen, miste een belangrijke draad en zag hoe het web in één klap verwoest werd.

Vanmorgen zag ik dat het web weer in volle glorie herbouwd was. Niet dat het mij verbaasde, want mijn oog werd door iets heel anders getrokken. De spin had een vlieg te pakken gekregen en pakte het diertje helemaal in. Aan de onderkant van de vlieg zag ik een dikke gele druppel lichaamssap. De spin moest dat nog uitzuigen, vermoedde ik.

image

Ik stond het gebeuren aandachtig vast te leggen op de camera. Tot de spin ineens in beweging kwam. Hij krabbelde zijn poten rond de prooi, pakte het boeltje op en verdween onder de dakgoot. Daar hing zijn eten aan een zijden draadje, dat keurig omhoog werd getrokken.

De spin begon aan een heerlijk maaltje. Zonder pottenkijkers, want ik zag alleen zijn pootjes bewegen in het smalle spleetje tussen dakgoot en muur.

06 oktober 2013

Het onbegrijpelijke begrijpen - #50books

image

Tijdens mijn studie literatuurwetenschap was ik ervan overtuigd. Literatuur verbeterde de mens. Het lezen van Plato’s grot liet zien dat de werkelijkheid misschien nooit gevonden werd, de theorie van Mimesis van Aristoteles gaf de essentie weer. Literatuur als een soort vaccinatie, je krijgt een beetje stof ingespoten en bent genezen. Zo zou elke potentiële moordenaar zijn misdaad niet meer plegen als hij Dostojevski’s Misdaad en straf las.

Voor straf lezen

Er zijn sommige rechters die in deze theorie geloven. Niet zo heel lang terug moest een verkeersovertreder van een Belgische rechter het boek Tonio van A.F.Th. van der Heijden voor straf lezen. Het boek zou hem misschien duidelijk kunnen maken hoe het is om als ouder je kind te verliezen bij een verkeersongeval.

Of het lezen van literatuur helpt om bepaalde gedragingen te voorkomen, betwijfel ik. De mens is geneigd tot alle kwaad. Gedragingen zitten in de genen en kunnen met opvoeding enigszins bestreden worden. Maar als het er zit, kan het zo naar boven borrelen met alle gevolgen van dien.

Beleven zonder reizen

Aan de andere kant merk ik dat het lezen van reisboeken als van Paul Theroux ook erg aangenaam is. Je hoeft er niet heen en je maakt toch mee wat de hoofdpersoon van het verhaal meemaakt. De reisverhalen van Redmond O’Hanlon zijn zo heerlijk om te lezen. Je maakt de hele reis compleet met alle ontberingen mee vanuit je luie stoel. Dat er dan een reisgenoot mee is die meent dat het oerwoud oersaai is, mag dan een realiteit zijn. Het boek is dat niet. In dat opzicht kun je beter een reis beleven in een boek.

Of ik nu de wereld beter begrijp door het lezen van boeken? Ja en nee. De wereld is onbegrijpelijk. Literatuur probeert de chaos te vatten. Verhalen proberen de onbegrijpelijkheid te verklaren. Al die verhalen vormen in mijn hoofd een wereldbeeld, gecombineerd met mijn ervaringen. Ervaringen met andere mensen: de liefde en momenten als geboorte en dood.

Maar of een boek nu helpt de wereld te begrijpen?

Dit is het antwoord op vraag 39 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.