31 maart 2013

Van den vos Reynaerde - #50books

image

Een interessante vraag bij #50books deze week: welk dierenboek is je altijd bijgebleven?

Ik hield vroeger niet van dierenboeken. Een verhaal met pratende dieren vond ik uiterst merkwaardig. Dat paste ook bij mijn opvoeding. In de bijbel praten niet zoveel dieren. Bij mij weten zijn het er twee: de slang in het paradijs en de ezel van Bileam. De bijbel is meer het domein van de engelen en demonen, dan van de sprekende dieren.

Of het daardoor komt, weet ik niet, maar ik had het niet zo op dierenverhalen. Zodra een beest op zijn achterpoten ging staan en de stem verhief in een boek, haakte ik af. Het kon niet. De dieren in de bijbel waren allemaal op 1 of andere manier vervult van een andere, bovenmenselijke geest en daarom spraken ze. Dieren die praten waren daardoor zeldzaam. Eigenlijk bestonden ze niet voor mij.

Pas veel later ontdekte ik de schoonheid van het mooiste dierenverhaal van de Nederlandse literatuur en ook van de wereldliteratuur: Van den Vos Reynaerde. Het prachtige verhaal over de Reinaart de Vos die ik vroeger met argusogen bekeken had. Het verhaal is geschreven door ‘Willem die Madocke maecte’.

Het werk vertelt over de vos Reynaerde en is eigenlijk een aanklacht tegen de vos. Alle dieren klagen over zijn wandaden en vinden dat hij gestraft moet worden. De verteller heeft een mooi dier uitgekozen. De vos wordt nog altijd gewantrouwd.

Bij mijn studie Nederlands maakte ik grondiger kennis met dit verhaal. Vooral omdat het zo’n mooi beeld schetst van de Middeleeuwse samenleving. Door de dieren heeft de verteller betere mogelijkheden de maatschappij op de hak te nemen. De aanklacht bijvoorbeeld dat hij Cuwaert de haas het Credo leerde zingen ‘Ende soudene maken capelaen’. Een zin waarover ik al eerder schreef.

De wandaden die op het conto van Reynaert de vos worden toegeschreven, behoren eigenlijk veel meer mensen toe. Hij is de zondebok. Omdat het een dier is, blijft een concrete aanklacht achterwege. Maar iedereen weet waar het over gaat. Dat maakt het tot zo’n prachtig verhaal. Zelfs meer dan 700 jaar later.

30 maart 2013

Kuddedier

image

Ik loop het park in. Een man loopt voor mij uit. De twee herdershonden lopen met hem op alsof hij een kudde schapen is. Ze trekken grote cirkels om hem heen. Hij gaat voort als een herder voor zijn kudde uit.

Op het pad dat diagonaal van het pad van de schaapsherder staat, nadert een man met een andere hond. De hond schiet op de herdershonden af. Er klinkt een signaal. De hond grijpt een herdershond. De herdershond bijt van zich af. De man rent op zijn hond af en trek aan de halsband. Het dier schiet weer los en grijpt de herdershond bij de nek.

Als dan de baas dan eindelijk zijn hond in bedwang heeft, loopt de schaapsherder terug om zijn hond op te halen. Hij houdt een hand omhoog. Het zit blijkbaar goed. Geen scheldkannonades en gemor. Verderop stond de man stil en bekeek zijn hond aandachtig. De bijtgrage hond was al het park uit met zijn baas. De zonnebril hielp hem snel genoeg uit zicht.

Voor mij een voorbeeld dat het juist mis kan gaan. Gisteren rende een hond vanuit een zijpad in een vaart op ons af. Ik probeerde hem te weren met ’tssjj’. Het hielp weinig, het dier volgde ons gewoon. Er klonk geroep van de eigenaresse. Kort erop holde ze achter haar hond en mij aan. ‘Ik heb het tegen u meneer’, riep ze.

Haar hond kreeg de vrije loop en naderde mijn honden wel erg dicht. Tegen mijn zin. Maar ik moest eens goed naar haar luisteren. Ik had haar hond niet te corrigeren. ‘Mijn hond is mijn kind en daar bemoeit u zich niet mee’, zei ze.

Daarna las ze mij even goed de les voor. Zonder stoppen. Gelukkig hield haar vriend hun hond vast, zodat ik niet meer op mijn honden hoefde te letten. Elk woord dat ik uitstamelde, was voor haar olie op het vuur. ‘Als u dit nog een keer doet, sla ik u’, zei ze. Ze doelde op mijn ’tssjj’.

Ik wilde weer verder. Dit mondde uit in een vruchteloze discussie. Zij hing als een vechthond aan mijn nek en liet meer los. Ik moest mij vooral gedragen. Ik had ‘rothonden’. Haar hond had niks verkeerds in de zin. Mijn honden misdroegen zich.

Ik moest en zou door de knieen door excuses aan te bieden. Dat heb ik gedaan, maar ik loop vandaag met een wrang gevoel door het park. Het gelijk zag ik net voor mij afspelen. Blijkbaar moet je je hond maar laten grijpen omdat iemand anders zijn hond als een kind beschouwt en geen correctie duldt. Het pad dat ik loop, gaat met een grote cirkel om de anderen heen. Ik zie geen hond.

29 maart 2013

Tournemire in het orgelpark

image

Een uitgesproken mysticus als Tournemire in het Orgelpark, kan dat eigenlijk wel? Een kerk bezit die gewijde ruimte, hoge gewelven en daarmee mystiek wel. Het Orgelpark is een concertzaal die haar oorsprong als kerk heeft, maar de protestantse uitstraling van weleer heeft nu een ander soort warmte plaatsgemaakt.

Bij Tournemires Les sept Paroles du Christ hoort de mystiek. Het vormt naast het orgel, de ruimte en de organist een wezenlijk element voor een uitvoering van dit bijzondere muziekstuk van de Parijse organist Charles Tournemire (1870-1939).

Inderdaad kan een uitvoering van dit werk in het Orgelpark een versie in de Parijse Sainte Clothilde niet verslaan. Daarvoor is de ruimte te klein en het orgel (in verhouding) te groot. Ondanks deze minpunten wist de Schaagse organist Tjeerd van der Ploeg woensdagavond erg dicht in de buurt te komen van een intense en mystieke uitvoering van dit bijzondere werk. De 7 koralen bij de 7 kruiswoorden die Jezus in de verschillende Evangelien spreekt, behoren tot het meest toegankelijke uit het oeuvre van deze Parijse organist.

Het muziekstuk past goed in de tijd waarin ook Dupre en Messiaen passages uit het evangelie in muzikale schilderingen uiteenzetten. Dupre schreef het lijdenswerk Le Chemin de la Croix in 1935. Messiaen schreef in hetzelfde jaar 9 meditaties rond de geboorte van Jezus. Een paar jaar eerder schreef Messiaen al L’Ascension. Het zijn 4 meditaties rond de Hemelvaart van Jezus Christus.

Messiaen bewandelde een andere weg dan Tournemire, net als dat Dupre verschilt van Tournemire. De inspiratiebron vormt wel het orgel, het Frans-symfonisch orgel zoals Cavaille-Coll dat ontwikkeld heeft.

De componist Marcel Dupre onderscheidt zich van Tournemire door zijn veel contrapunctischer en meer doorwrochte interpretaties van het lijden van Christus. Charles Tournemire is veel rauwer en intenser. Hij spiegelt de 7 kruiswoorden in een heuse muzikale strijd. En dat gaat heel ver. Soms krijst het orgel het in alle toonaarden uit. Dan lijkt het of het niet erger kan. Andere keren verzinkt de muziek in een zachte klankwereld waarin vooral berusting doorklinkt.

Tjeerd van der Ploeg wist deze aspecten prachtig te interpreteren op het Verschuerenorgel in het Orgelpark. Het orgel is sterk geinspireerd op de Frans symfonische orgels zoals Cavaille-Coll deze maakte. Zodoende waren de registratievoorschriften van Tournemire tot in de puntjes te volgen. Probleem bij dit orgel is dat het erg groot is voor de ruimte waarin het staat. Het uitgebreide scala van soorten aan fortissimo wordt zo gereduceerd tot 1 soort, namelijk hard. Alles klinkt hard. De kleine variatie van het ‘hard’ gaat verloren in de luide klank.

Het orgel bezit veel klankrijkdom, maar de ruimte vraagt minstens evenveel aandacht voor een goede match. Gelukkig boden de 7 verschillende meditaties van Tournemire genoeg mogelijkheden om je over dit punt heen te zetten. Juist de klankrijkdom, het zoeken naar de grenzen en mogelijkheden van het orgel, maken deze composities tot zo’n muzikaal hoogtepunt.

Tournemire weet alle facetten van de menselijke geest bloot te leggen in de 7 koralen. Hij doet dit enerzijds door uitdagende thema’s neer te zetten. Hij roept hiermee een enigszins vervreemdende sfeer op en tegelijkertijd een heel kerkmuzikaal klankidioom. Hij past prachtig in de traditie, maar zoekt de vernieuwing op. Vaak sluit zijn muziek naadloos aan op de muziek en van onder andere Louis Vierne of Charles Marie Widor. Maar de keuzes die hij uiteindelijk maakt, verschillen van zijn tijdgenoten. Hij brengt daarmee de verrassing in zijn muziek.

Het lijkt of in deze koralen van Tournemire de geloofsbeleving een wezenlijkere rol vervult dan in de muziek van Vierne of Widor. Dupre slaat een vernieuwende weg in, maar gaat veel rationeler te werk. Messiaen laat een heel nieuwe klankbeleving toe in zijn werk. Tournemire hangt een beetje tussen deze twee componisten in. Soms nadert hij in idioom de componist Jehan Alain. De ritmes in het zesde koraal en de akkoorden in het zevende, lijken soms rechtsstreeks uit een compositie van Alain te stappen. Tournemire verschilt echter met al deze componisten. Hij is een echte organist maar vooral mysticus.

Dat mystieke kwam ook goed tot uitdrukking in de uitvoering van Tjeerd van der Ploeg. Al is het een concertzaal en voorheen gereformeerd kerkgebouw, de zo typerende rooms-katholieke mystiek waarin gregoriaans aandoende thema’s een rol spelen in combinatie met de oosterse ritmes. Het klinkt heel vernieuwend en uitdagend. De muziek barst uit zijn voegen en dat werkt lastig in een kleine ruimte. Tegelijkertijd weet ik ook wel dat de kracht in de muziek zelf zit.

Dat is zo mooi aan het live horen van deze muziek. De klank van het pedaal komt veel beter tot uitdrukking dan je bij een opname kunt horen. En Tournemire benut het orgel op alle mogelijke manieren van hoog tot laag. Een opname laat daarin veel steken vallen. Zo is de verhouding tussen het pedaal en de hoge fluiten werkelijk adembenemend in het tweede koraal. Hierin nadert Tournemire een bijna paradijselijke ervaring bij Jezus’ woorden ‘Hodie, mecum eris in Paradiso’ (Nog vandaag zul je met mij in het paradijs zijn).

Of de weeklacht die in het vierde deel klinkt bij de woorden ‘Eli, Eli, Lamma sabacthani’ (Mijn God, Mijn God, waarom hebt u mij verlaten). Een grotere schreeuw van eenzaamheid en verlatenheid is niet tot klinken te brengen dan de krijs van Tournemire. Ook het thema van de berusting is een ontwikkeling die steeds sterker naar voren komt. De laatste twee koralen demonstreren dit heel mooi.

Zo word je als luisteraar helemaal meegevoerd met het lijden van Christus. De gevoelens bij deze woorden zijn intens en doorleefd in muziek gezet. Zo bereik je als luisteraar een heel andere ervaring dan bij het gesproken woord. Voor mij nemen de Sept Paroles du Christ een heel eigen plek in bij de muziek in de lijdenstijd. Tournemire weet een gevoelige snaar te raken.

Dat gebeurde ook bij de 50 toehoorders in het Orgelpark afgelopen woensdag. De laatste koralen voeren je mee in een toestand die je dicht bij jezelf brengt. Na het klinken van de laatste toon, was het helemaal stil. Zo drong zelfs de stilte door in de muziek en vormde een wezenlijk element bij deze compositie. Het applaus dat meer dan een minuut later volgde, was bijna ongepast. De muziek hield niet op bij de laatste noot.

Daarmee behoorde deze uitvoering tot een intens beleefd concert. Tjeerd van der Ploeg beheerste het muziekstuk goed, wist de subtiliteit goed uit het Verschuerenorgel te halen. Dwars door het rumoer van de tremulant en het robuuste volle werk. Tjeerd van der Ploeg wist zelfs iets van de mystiek uit het orgel en de ruimte te halen die ik voor onmogelijk hield.

Zo verliet ik woensdagavond het Orgelpark met een ervaring die zeker kan tippen aan de indrukwekkende uitvoeringen van Bachs passionen. Het einde van een mooie verdiepende periode in dit bijzondere muziekstuk uit het orgeloeuvre van Charles Tournemire.

28 maart 2013

Ticket - #WOT

image

Het verschil in betekenis tussen een kaartje of een ticket begint te vervagen. Liet je in vroeger tijden een kaartje zien om bij een concert naar binnen te komen, nu mag je ook je ’ticket’ laten zien. Een treinkaartje is door de chip al veranderd in een pasje.

Alleen in het vliegtuig vragen ze nog om je ticket. Alsof een treinkaartje naar Londen goedkoper zou zijn dan een vliegticket. Het verschil is dat je voor het ticket geen belasting betaald over de brandstof en voor het treinkaartje wel.

Ik heb een hele verzameling treinkaartjes. Bewaard omdat werkgevers dat vroegen of gewoon om mijn portemonnee te legen. Ik durf ze nooit zo goed in de vuilnisbak te gooien. Het leukste treinkaartje is het boekenweekgeschenk. Op een zondag in de boekenweek mag je daarmee treinen door heel Nederland.

Afgelopen zondag kon het weer. Ik heb het dit jaar niet gedaan, maar het is heerlijk om met een boek in de trein te zitten. Een dubbele beloning. Het schijnt dat op die zondag de schrijver van het boekenweekgeschenk ook ineens in de trein zit. Kees van Kooten las dit jaar voor uit zijn boekenweekgeschenk De verrekijker.

De verrekijker van zijn vader was voor Kees van Kooten een soort ticket naar het verleden. Samen met het logboek uit het oorlogsjaar vormt het de toegang tot de oorlog. Op de televisie zag ik hem in de trein een stukje voorlezen aan zijn medereizigers. De camera’s op hem gericht mijmerde hij over het heengaan van het boek. De inhoud van 30.000 e-books verwaarloost de ‘uithoud’. Ik hoor het hem voorlezen voor de camera.

‘Maar ik ben nu eenmaal te gehecht aan de uithoud; aan al hun vertrouwde en zo geduldige ruggetjes.
Wanneer je voor het eerst mee naar huis mocht met een schoolvriend, wierp je aldaar een snelle, nerveuze blik in de boekenkast van zijn ouders, om in het geniep in te schatten wat voor mensen het waren.’ (23)

De boekenkast als ticket om te achterhalen om wat voor een mensen het gaat. Zo kunnen bewaarde kaartjes heel veel betekenen. Ik hoorde een vriend eens vertellen dat hij een kaartje van een voetbalwedstrijd had verkocht. Het was een kaartje van een voetbalwedstrijd van PSV, met het treinkaartje naar Eindhoven erbij. Het leverde 75 euro op.

image

Als de zomer voorbij is en ik mijn winterjas aantrek, kom ik ze altijd weer tegen. In de mengelmoes aan oude treinkaartjes, bonnetjes en boodschappenbriefjes, vind ik dan mijn ticket van het concert van Mulatu Astatke in Paradiso. Ik kan het niet weg doen en het hoort onlosmakelijk in die jas. Het stukje dat afgescheurd kan worden, valt bijna los van de rest van het kaartje. Er zitten verschillende harde vouwen in en het papier wordt steeds meer beduimeld.

Ik bewaar het. Ik moet dan denken aan het concert op vrijdag 27 maart 2009. Dat ik zo druk was met een nieuwe baan en dat mijn vader in het ziekenhuis lag. Hij dreigde te bezwijken aan de longontsteking die hij had. Ik vertelde het een vriend die mee was en moest bijna huilen. De muziek die volgde was onvergetelijk mooi.

Lees mijn boekbespreking van Kees van Kootens De verrekijker op Litnet

27 maart 2013

Audacity

image

De uitvoering op cd van Tjeerd van der Ploeg is prachtig maar toch blijft de behoefte aan de Tournemire van Marc Brefield – of hoe hij ook heten mag – in de Sint Servaasbasiliek in Maastricht. Ik moet het bandje maar digitaliseren om het te redden van de ondergang.

Elke keer afdraaien betekent weer het risico van een beschadiging op de band. Die zit er nu al dik in. Daarom speur ik op zolder naar het cassettedek van weleer. Het dubbeldek waarop ik het bandje heb samengesteld. Mogelijk weet dit apparaat ook de ruis een beetje te drukken.

Ergens in het midden achter de stapels dozen zou hij moeten zitten. Ik zoek de doos met het cassettedek, maar hij lijkt onvindbaar. Wel de platenspeler maar het apparaat dat ik zoek is er niet. Weer de stapel langs. Naar een andere stapel. Ik sjouw me rot maar zie niet wat ik zoek. Een laatste keer, hier zou hij moeten zitten. Ik kijk onder de platenspeler en zie het cassettedek.

Naar de computer om het apparaat aan te sluiten. Het bandje draait, ik hoor muziek, maar het programma – een oud programma bijgeleverd bij een boekje om van platen cd’s te maken – geeft geen sjoege. Misschien is het te zacht. Terug naar zolder naar de doos met de platenspeler voor de versterker. De versterker voor de platenspeler ertussen. Het geluid schalt in een oorverdovende brom uit de speakers, maar het programma registreert niks.

Misschien gewoon opnemen. Het bandje draait. Ik ben ijzig stil. De vorige keer dat ik iets opnam, registreerde hij alleen het geluid via de microfoon. Zo zat ik met allemaal geklets en het geluid van de televisie, maar niet met de muziek die ik wilde opnemen. Het is driekwartier later. Ik buig mij weer over de apparatuur. Het bandje stopt. Ik stop de opname in het programma.

Benieuwd wat ervan geworden is. Ik speel het af, maar ik hoor niks. Opnieuw speur ik de instellingen af. Maar er gebeurt niks. Het is voorbij met dit programma. Dat is mij wel duidelijk. Op de computer op zolder kan ik dit niet doen. Deze heeft niet zo’n mooie audio-ingang. Ik ga weer op zoek. Neus handleidingen door, scharrel wat op internet. Maar het baat allemaal niet. De opnames lukken niet.

Dan vind ik het gratis programma ‘Audacity’. Misschien is dat wel iets voor mij. Ik zoek verder naar achtergrondinformatie en download het programma. In tegenstelling tot het oude programma registreert dit apparaat wel de muziek uit het cassettedek. Maar hij neemt even enthousiast achtergrondgeluid via de microfoon op. Zoeken in de instellingen en ik zie dat er verschillende geluidskanalen openstaan. Het juiste kanaal zoeken en de verkeerde kanalen afsluiten. Voor ik er erg in heb is het gepiept en neemt hij op.

De zeven koralen klinken. Prachtige muziek, voorafgegaan door het betreffende kruiswoord door de Amerikaanse kunstenaar. Intiem en groots tegelijk. Het orgel van de Sint Servaas is ontstemd. Maar dat is niet belangrijk. Het maakt de weeklacht nog intenser. Die valse trompet lijkt het diepste verdriet nog beter weer te kunnen geven. Ik ben tevreden Hier wordt een groots wonder verricht en ik kan er straks nog eindeloos naar luisteren.

Als de opname klaar is, volgt het opdelen in stukken. Ik snap er niks van. Al die rare tekentjes. Ik kan er niet eens mee overweg. Het oude programma was daar veel makkelijker in. Weer terug het internet op en daar openbaart zich de oplossing. Het programma is zeer gebruiksvriendelijk ontdek ik snel. Veel gebruiksvriendelijker dan het oude. Ik ga heerlijk verder en voor ik het weet staat alles prachtig op een cd.

Met de opnames die ik heb liggen van Chemin de la Croix van Dupre verloopt het allemaal soepel. Behalve dat de opname in de Sint Jan van Den Bosch door Maurice Pirenne onmogelijk op een cd gebrand wil worden. Ik moet het opdelen en combineer het met Ton van Ecks uitvoering van hetzelfde werk. Op het orgel van de Sint Servaas van Maastricht. Dit keer strak gestemd, maar wel zacht opgenomen.

Niet alles kan volmaakt zijn.

26 maart 2013

Genoeg

image

Een mailtje daags na thuiskomst van de fietsvakantie. Of ik wilde meewerken aan een fotoserie voor het tijdschrift Genoeg. Het thema dat de fotograaf had uitgekozen was: ‘nietsdoeners’. Mensen die zich niet laten leiden door de waan van de dag maar hun passie uitvoeren. Hij had al een visser op de foto gezet en was nu op mij gestuit: een wolkendromer.

image

We mailden wat over en weer en belden even met elkaar. We maakten de afspraak. Wat mij een mooie locatie leek? Ik moest denken aan de Groene kathedraal waar ik net met Doris was geweest. Op die prachtige plek kun je goed naar de lucht kijken. Met de indrukwekkende kathedraal van bomen op de achtergrond.

image

Vlak voor een bezoek aan de familie – de jaarlijkse barbecue – maakten we de foto. We zouden gelijk doorrijden naar de Betuwe. De fotograaf Dolph Cantrijn uit Tilburg had de compositie al helemaal in zijn hoofd. Een schrijfblok had ik meegenomen en hij situeerde mij precies de andere kant op. In het weiland bij de Groene kathedraal.

image

Probleem was de relatie tussen de donkere voorgrond en de lichtere hemel. Hoe krijg je mij helder te zien en zie je de wolken in de lucht ook nog eens heel erg goed. De oplossing was een extra belichting. Je ziet er niks van, maar er staat een lichtspot op mij gericht. Met een beetje hulp van Doris kwam het helemaal in orde met de belichting.

image

Het weer zat erg mee. Precies op het moment dat we afgesproken hadden, dreven een paar cumuluswolken over. Zo in het gras gezeten met blocknote, potlood en grasspriet in de mond. Een leuke pose en een foto waar ik supertrots op ben. Volgens mij zijn er geen kiekjes van mij die dit beeld overtreffen.

wolkenblogger
Het eindresultaat (copyright Dolph Cantrijn)

25 maart 2013

Charles Tournemire en de 7 kruiswoorden

wpid-2013-03-03-11.26.41.jpgVolgens organist Ton Eck behoren de Sept Chorals-Poemes d’Orgue pour les sept paroles du Xrist (op. 76) van Charles Tournemire tot het meest toegankelijke uit zijn orgelwerk. Hij schrijft:

‘Deze imposante cyclus werd, zoals zoveel andere composities van zijn hand in de Ste. Clothilde door de componist ten doop gehouden. De belangstelling van het publiek schijnt minimaal geweest te zijn, maar het werk – dat tot het toegankelijkste van Tournemire’s composities behoort – zou deze onfortuinlijke premiere ruimschoots overleven. Ook hier geeft de componist, zoals bij veel van zijn andere werken, een uitgebreid commentaar bij elk van de delen.’ (de Orgelvriend, maart 1995, p. 14)

De premiere schijnt 37 toehoorders te hebben gehad op 6 juni 1935. Ondertussen is mijn speurtocht naar Tournemire uitgebreid. Ik vindt bij de bibliotheek de uitvoering van Tjeerd van der Ploeg op het Mutin-orgel in de l’Eglise St. Pierre de Douai. Het instrument van de leerling van Cavaille Coll doet niet onder voor het werk van zijn meester. Wat een prachtklank. Vooral prestanten en strijkers klinken heel inspirerend.

Met zo’n betere en vooral transparantere opname – geen gekraak en gesuis van een 20 jaar oud cassettebandje met radioruis – op een instrument dat nog geschikter is voor dergelijke muziek, kun je beter naar de muziek zelf luisteren. De koralen roepen associaties op met onder andere Louis Vierne. Het eerste en derde koraal hebben heel veel overeenkomst met de orgelsymfonien van de tijdgenoot van Tournemire.

Charles Tournemire gaat echter verder. Zijn werk is veel mystieker van aard. De enorme verbondenheid met het geloof maakt de koralen bij de 7 kruiswoorden tot prachtige muziek. De muziek spreekt zo intens en diep dat je zelfs als ongelovige hier niet buiten kunt staan. Ik vind deze muziek zeker vergelijkbaar met Bachs passionen. Hier spreekt dezelfde intensie en energie.

Het hoogtepunt vormt het tweede deel op de tekst: Hodi mecum eris in Paradiso. Het zijn de woorden die Jezus sprak tegen de moordenaar aan het kruis, die hem om vergeving vraagt. ‘Heden zult gij met mij in het paradijs zijn’ (Lucas 23:43).

De muzikale verwerking van Tournemire doet met de hoge fluiten en diepe, zachte onderliggende subbas denken aan het paradijs. De uitkomende stem voert je helemaal mee. Het stuk wordt niet voor niets vaak uitgevoerd door organisten. Echt een hoogtepunt van de Franse koraalkunst.

Woensdagavond speelt Tjeerd van de Ploeg de Sept Chorals-Poemes d’Orgue pour les sept paroles du Xrist (op. 76) op het Verschueren-orgel in het orgelpark.

24 maart 2013

Zomertijd

image

Ik baal. Een hele drukke zaterdag en dan wordt ook de klok verzet. Die zomertijd. Zo’n onnodige maatregel. Iedereen klaagt er steen en been over, maar elk voorjaar dient hij zich weer aan. Een eindeloos gebakkelei. Niemand die opstaat een einde aan deze zinloze maatregel te maken.

’s Avonds had ik de klokken al een uur vooruit gezet. Dan wennen we alvast aan het idee. Eigenlijk moet je een hele week voorbereidingen treffen. Elke ochtend ietsje eerder uit bed. Elke avond iets eerder naar bed. Het schijnt te helpen. Maar de verandering blijft tegennatuurlijk. Omdat je de biologische klok voor gek probeert te houden. Dat kun je eventjes doen, maar eens houdt het op.

Ik baal. De klok zegt dat het half 9 is, maar het voelt een uur eerder. Ik reken mij suf. Ik laat mij niet voor de gek houden, maar moet mijzelf in het ootje nemen. De zomertijd is een feit. Ik zal mij eraan moeten conformeren. Mij schikken naar het lot.

We gaan uiteindelijk naar beneden. Toch een beetje uitslapen. De klok zegt 10 uur, maar het gevoel zegt iets anders. Als ik de honden uitlaat, verbaas ik mij over de rust. Iedereen heeft de wintertijd nog in het ritme, concludeer ik. De ijskoude wind heeft sjaaltjes ijs gemaakt om de rietstengels in het water. Een meerkoetje zwemt troosteloos in het midden van de gracht. Wat een gedoe die zomertijd. Het is dat pasen dit jaar anders valt, maar ze zijn zelfs in staat om midden in een paasweekend de zomertijd in te voeren.

We gaan ontbijten. Best laat om half 11 ontbijten, maar eigenlijk is het ook nog half 10. Ik kijk eens op de tijden van de dvd-recorders. Alletwee nog oude tijd. ‘Maar er is toch altijd eentje die op de zomertijd springt’, zeg ik. ‘Ja, het zou wel moeten’, antwoordt Inge. Ze kijkt op haar mobiel. ‘Deze springt ook altijd automatisch op de zomertijd, maar er staat nog wintertijd.

Ze zoekt op internet. ‘Het is ook nog geen zomertijd. Het is volgende week pas.’ Ik schrik. ‘Maar ik heb het gisteren ook aan mijn ouders verteld. Straks waren die een uur te vroeg in de kerk.’ De stelligheid waarmee ik het beweerde. Ik leefde helemaal in gedachten naar de zomertijd. Bijna schikte ik mij naar de nieuwe tijd.

Er komt een berichtje binnen. ‘Je vader en ik waren een uur te vroeg in de kerk. Het is pas volgende week.’ Ik schaam me diep en schrijf het ook. ‘Het is niet erg’, antwoordt ze vrijwel meteen in een nieuw sms’je. ‘We hebben een lange dag en je vader heeft in stilte kunnen oefenen.’

23 maart 2013

Uitgelezen Weesp

image

Ik heb er al veel over gelezen maar ben er nog nooit geweest: de Weesper boekenmarkt. Onder de naam Uitgelezen Weesp hebben de grote kerken van Weesp de deuren geopend en liggen er stapels boeken in de verkoop.

Het is mij gelukt. Toevallig vond ik de aankondiging in een tijdschrift over beurzen en verzamelen. Ik noteerde de aankondiging direct in mijn agenda. Hier moest en zou ik naartoe gaan. Niets zou mij tegenhouden.

De kou vandaag weerhoudt mij niet te gaan. Wel ga ik met de trein in plaats van de voorgenomen fiets. Ik neem Doris mee. Ze vindt het altijd wel leuk om te neuzen in de boeken en het levert genoeg aanspraak.

image

We zijn vroeg genoeg op het station om nog even geld te pinnen. Alleen doe ik dat niet. In plaats daarvan zien we vier intercity’s voorbij razen. En voelen we de koude wind onze wangen strelen.

De katholieke kerk als eerste. Omdat deze het dichtste bij het station staat. We betreden het gebouw dat er slecht aan toe is. Het hele godshuis staat boordevol met boeken. Langs alle paden liggen de boeken uitgestald. Over de imposante banken vormen de dozen met boeken een heuse kraam.

Prachtige titels komen voorbij. De honger maakt gulzig. Ik sta binnen de korste keren met een grote stapel in mijn handen. Ik heb onderweg geen pinautomaat gevonden en er moet hier contant betaald worden. Daarom vraag ik na een halfuurtje scharrelen of ik op de terugweg mag afrekenen voor de enorme stapel.

image

We lopen naar de andere kerk. Op zoek naar een bank passeren we het stadhuis. Er is een trouwerij aan de gang. Het echtpaar staat boven op het balkon van het schattige stadhuis. Het lijkt op het Paleis op de Dam, maar dan in superklein formaat.

Een grote groep mensen staat klaar om te glimlachen voor de fotograaf. We pinnen snel bij de ABN Amro. Doris vraagt waarom er een leeg blikje staat en raapt een brillenmontuur van de grond.

Daarna lopen we terug naar de Grote kerk voor het tweede deel van de boekenmarkt. Ook deze kerk – een flink stuk groter dan de katholieke Laurentius – staat helemaal vol met boeken. Ook hier liggen prachtige exemplaren. De honger is nog niet genoeg gestild. Ik vind weer veel van mijn gading.

image

Een paar prachtige uitgaven met de dichtwerken van J.J.L. ten Kate. Ook een serie gedichten van hem over de Faust van Goethe. Van de laatste vind ik een oude vertaling van de Italiaanse reis. Ook ligt er muziek. De voorspelen voor Gezangen van Brandts Buys ligt er. Ik loop verder. Voor ik er erg in heb draag ik weer een enorme stapel in mijn handen.

Doris vermaakt zich prima in de hoek met kinderboeken. Ze zit op een bankje rond een pilaar en bladert in een stripboek. Onderwijl struin ik de rijen boeken af. Wat een prachtige boekenmarkt is dit zeg. Doris maakt mij wakker uit de dagdroom. ‘Ik heb dorst papa’, zegt ze.

We gaan in een andere hoek zitten en drinken wat met een stukje taart erbij. Het is echt een uitje. Ik blader onderwijl in de voorgenomen aankopen. Als ik weer terug in de droom ben, tikt een man op mijn schouders. ‘Meneer, u kunt die stapel boeken wel even ergens neerleggen hoor.’ Ik zeg dat het niet hoeft. ‘Ik begin zelf op een boek te lijken’, grap ik. ‘Met een geknakte rug en ezelsoren.’

image

Als de rekening wordt opgemaakt, komt de man er weer bij. Wat een indrukwekkende aanwinsten en wat een mooie prijs. Ik geniet dubbel. Zeker ook omdat er een doos boekenweekgeschenken staat. Ik vind er het boekje dat ik deze week in mijn eigen boekenkast niet meer kon vinden. Het boekenweekessay van Jan Mulder en Remco Campert. Verder kan ik de verleiding niet weerstaan de boekjes mee te nemen die ik nog niet heb. Best aardig wat.

We lopen terug met de 2 zware tassen vol met boeken. Dan moeten we nog naar de katholieke kerk voor de verrekening van de andere boekenberg. Het is bijna niet te doen om naar het station te lopen. De ogen waren groter dan de draagkracht.

Ik sjouw met de 3 plastic tasjes en kom steeds uit balans door het oneven aantal tasjes. Als we het station bereiken, haal ik opgelucht adem. Ik denk nog even niet hoe het straks moet met 2 personen op een fiets en een kilo of 15 aan boeken.

image

2 keer per jaar
Ik heb me laten vertellen dat het boekenevenement Uitgelezen Weesp 2 keer per jaar is in de Grote kerk en katholieke Laurentiuskerk. In het voorjaar valt het in het laatste weekend van de boekenweek. In het najaar valt het in het laatste weekend van augustus tijdens het Sluis en Bruggenfeest

22 maart 2013

Loshangende poort

image

Ik loop met 2 honden en een container de poort door. De container van het oudpapier blijft ergens achter haken. Ik schuif en trek. Hij staat binnen de poorten. Ik laat hem even staan om de poort weer dicht te doen. De onderkant schuurt tegen de grond. Ik zie dat hij helemaal ontzet is. Ik probeer hem op te tillen en dan te dicht te doen. De onderkant stokt tegen de grond.

Eerst maar de honden naar binnen dan nog eens goed kijken. Ik kom weer terug om de situatie in ogenschouw te nemen. Het lijkt bij de ophanging van de deur te zitten. De hele plank waaraan de deur hangt, is los. Ik probeer de deur uit de ophanging te trekken. De onderste ophanging bengelt helemaal los.

Als de deur eruit is kan ik beter zien wat er precies aan de hand is. De dikke plank tegen de betonnen paal zit slechts aan 1 plek vast. Ik probeer te onderzoeken of het volstaat nieuwe schroeven in de bestaande gaten te draaien. Helaas, de bovenste schroef is ergens in de paal gebroken. De onderste steekt een stukje uit het beton maar is niet meer in beweging te krijgen.

Er zit niks anders op dan de boor te halen en een paar nieuwe bevestigingen te maken. Ik vind wel dat het nodig is om wat extra versteviging aan te brengen. Daarom boor ik 3 in plaats van 2 gaten. Omdat onderop veel gewicht hangt, maak ik daar 2 gaten wat dichter bij elkaar.

Als ik na het boren en schroeven de deur weer terughang en een beetje afstel, merk ik dat de deur al langere tijd wiebelde en loshing. Want wat zit hij nu stevig en stabiel. Nog een beetje bijstellen om te zorgen dat hij goed sluit. Krakend en piepend gaat de poort dicht. Hij valt mooi in het slot. Elke keer als ik de poort dichtdoe, verbaas ik mij weer over de soepele manier waarmee hij dichtgaat.

21 maart 2013

Magie - #WOT

image
Magie in het alledaagse

Magie begint waar het verstand ophoudt. Je snapt niet hoe het kan gebeuren, dus het zal wel magie zijn. In mijn opvoeding boezemde magie vooral angst in. Het was het werk van de duivel. Daar tegenover stond het werk van God. Maar het was verstandig je niet teveel in te laten met het occulte, de wereld van de magie.
Kindermagie
Het wonder van het leven is al magie. De geboorte van een kind. Ik heb met verwondering gekeken hoe mijn dochter ter wereld kwam. De oerkrachten die vrijkomen. Het leven dat er ineens in. De longen die zich volzuigen met zuurstof en gaan ademen. Het huilen en het kleine leven dat ineens in onze handen viel.

We reden de volgende morgen naar huis met het kindje achterin. ‘Dat we haar zomaar mee mogen nemen’, zeiden we verbaasd tegen elkaar. Nog beduusd van de enorme ervaring die we rijker waren geworden. In een nacht waren we vader en moeder geworden. Dat is magie in opperste vorm.

Dode magie
Minstens zo magisch verloopt de dood. Ik heb wel wat mensen zien doodgaan. Elke keer verbaast het mij weer hoe het leven stopt. De ademhaling vertraagt en stokt. Of het is ineens afgelopen. De dood is droevig maar even magisch als de geboorte. Hoe ineens gedachten stoppen en ervaringen wegvallen.

Magie wordt vaak geassocieerd met de occulte wereld. Op de basisschool had een groepje jongens zich eens ingelaten met glaasje draaien. Ze hadden een paar geesten weten op te roepen. Van de andere kant werden namen gezegd. Ook was er een geest geweest die zijn naam niet wilde zeggen. Een andere was heel vrolijk geweest.

Occultisme en magie
De verhalen waren zo ongeloofwaardig dat fantasie en werkelijkheid wel door elkaar moesten lopen. De leerkrachten namen het voorval heel ernstig en besteedden een hele ochtend aan occultisme en magie. Zo veranderde een saaie dag rekenen in een dag waarin mijn klasgenootjes hele spannende verhalen hielden. Veel spannender dan de opmerkingen die de leerkracht erover hield.

Maar voor mij geen glaasje draaien of andere dingen om magie uit te lokken. Ik laat mij verrassen door magie. Dat vind ik veel mooier. Magie begint waar het verstand ophoudt. Dan is het zo mooi dat ik er niet eens bij stilsta dat het magie is.

20 maart 2013

Boekenweekgeschenken - #50books

image
Boekenweekgeschenken vanaf 1995

Bij het schrijven over de boekenweek voor #50books heb ik al de boekenweekgeschenken vanaf mijn eerste uit de kast gehaald. Wat weet ik mij er nog van te herinneren. Het begint al bij de eerste, Serenade van Leon de Winter. Geen idee waar het verhaal over gaat. De heilige Antonio van Arnon Grunberg ben ik ook vergeten. Behalve de herinnering dat het een heel absurd boekje was. Na het lezen van die novelle ging ik de rest lezen van Grunbergs oeuvre. Ik ben hem sindsdien blijven volgen.

De meeste boekenweekgeschenken kan ik nauwelijks navertellen. Hoe komt het toch dat het schrijvers maar niet lukt om een mooi boekenweekgeschenk te schrijven? De kraai van Kader Abdolah was een verschrikking om te lezen. Het boekje van Tom Lanoye vorig jaar was best aardig geschreven, maar het verhaal bleef dor en en doods. Personages zijn letters op papier en het verhaal brabbelt maar wat zonder echt iets te vertellen.

Gelukkig zijn er ook goede herinneringen aan boekenweekgeschenken. De geschenken van Harry Mulisch, Jan Wolkers en Arthur Japin. Boeken die mij een avond vasthielden en heerlijk waren om te lezen. Ze gaven niet de impressie van een oeuvre, maar vertelden gewoon een verhaal. Het is dan ook het verhaal dat ik herinner en niet de schrijver.

Vrijwel nooit laat het geschenk het mooiste zien van een schrijver. Het lijkt te gekunsteld. Schrijvers hebben er niet de tijd en aandacht voor om het tot een meesterwerk te maken. Graag had ik Hotz gegund zijn novelle De voetnoot als boekenweekgeschenk uit te geven. Dit verhaal behoort tot een van de mooiste novelles uit de Nederlandse literatuur. Dat zou je een veel breder leespubliek gunnen dan het nu heeft.

Gelukkig zijn er gevallen bekend waarbij wel een mooi boekenweekgeschenk werd geschreven. Het lukte bijvoorbeeld F. Springer heel goed een mooi verhaal te vertellen met Sterremeer. Een mooi verhaal dat veel elementen uit zijn oeuvre bevat, maar nergens geforceerd overkomt. Hier heb je niet in de gaten dat het verhaal in een paar maanden tijd geschreven is. Het vermoeden rijst dat de schrijver er al voor de opdracht mee bezig was. Het boekje nodigt zeker uit meer van hem te lezen.

Het zou het boekenweekgeschenk weer terug moeten brengen naar de oorsprong: een schrijfwedstrijd waarbij de prijswinnaar uitgegeven wordt. Onbekende talenten krijgen dan een kans hun verhaal te vertellen. Gevestigde schrijvers onderschatten en overschatten namelijk het geschenk. Ze vinden het een eer het te mogen schrijven. Vervolgens worstelen ze een paar maanden om het te schrijven. Het levert zelden iets moois op.

Het ligt misschien ook wel aan de organisatoren van de boekenweek zelf. Een geschenk moet een groot publiek aanspreken en mag mensen niet tegen het zere hoofd stoten. Zo schreef Gerard Reve in 1981 een adembenemende thriller De vierde man. Het liet zien dat hij een schrijver van formaat was. Het boekje neemt een unieke plaats in zijn oeuvre in. Een verhaal van een volksschrijver. De organisatie weigerde het vanwege te expliciete scenes. In 1995 weigerden veel christelijke scholen het boekje Serenade van Leon de Winter uit te geven. Ze vonden de liefdesscenes te heftig voor de ogen van hun scholieren.

Het mooiste boekenweekgeschenk blijft Oeroeg van Hella Haasse. De schrijfster won de schrijfwedstrijd en debuteerde met de novelle. Het is een meesterstuk geworden van de Nederlandse literatuur. Ik vraag mij af of Hella Haasse wel ontdekt was zonder dit prachtige debuut. Ze stond wel meteen op de literaire kaart. En nog voor Harry Mulisch, Gerard Reve of Willem Frederik Hermans waren gedebuteerd.

En toch ben ik elk jaar weer nieuwsgierig als in de weken na de boekenweek de schrijver van volgend jaar wordt bekendgemaakt. Vorig jaar gontste op facebook de naam Gerrit Komrij. Het moest er nu toch echt eens van komen. De appel viel niet ver van de boom. Komrij’s goede vriend Kees van Kooten kreeg de eer. En Kees van Kooten was al veel gevraagd, maar wist hem elke keer af te wimpelen. Na het opruimen van zijn bureaula was het hem duidelijk: De verrekijker was geboren.

19 maart 2013

Mijn eerste boekenweek - #50books

image
Mijn eerste boekenweek: het geschenk van Leon de Winter en het essay van Jan Wolkers

Ik kreeg literatuurles van Margo. Ik ben haar achternaam vergeten. Ik was verliefd op lezen en ook een beetje op haar. Haar bevlogenheid en meisjesachtige uitstraling. Ook al was ze de zestig gepasseerd.

De eerste kennismaking met de boekenweek was in 1995. Daarvoor is het begrip met het bijbehorende boekenbal altijd langs mij heengegaan. In 1995 – ik had mijn eerste roman geschreven in het jaar ervoor – en was van de MTS naar de eenjarige Havo gegaan. Versneld schoot ik in een jaar door 4 en 5 Havo. Margo loodste ons er doorheen.

Er was ophef over het geschenk van dat jaar, geschreven door Leon de Winter. Het droeg de naam Serenade. De lay-out van het boekje als een muziekboek uitgegeven door Edition Peeters. Als een groengele uitgave van Bachs orgelwerken. Het kaft was net iets te geel, maar de sierlijke letters kwamen aardig overeen.

Het boekje werd in die tijd gratis verstrekt op middelbare scholen. Volgens sommige christelijke scholen zou het verhaal van Leon de Winter teveel expliciete seksscenes bevatten. De docenten Nederlands ontdekten het pas toen de dozen opengingen en weigerden hun leerlingen bloot te stellen aan deze verderfelijke literatuur.

Omdat mijn school onder volwassenen educatie viel, kregen wij geen geschenk. Maar Margo wist een doosje te ritselen van een collega. Ik zie nog de grote stapel boekjes in de doos liggen. De spanning en het moment dat dat boekje op je bureau kwam te liggen.

Het was het tweede boekje. Ik was daags ervoor al naar de literaire boekhandel ‘Het paard van Troje’ gegaan. En kocht er een stapel boeken van Leon de Winter. Gekocht van mijn krantengeld. De verzamelde verhalen, Kaplan, Supertex en De ruimte van Sokolov. Ik kocht er het boekenweekessay Zwarte bevrijding van Jan Wolkers bij. ‘Wat bijzonder dat je allemaal boeken van Leon de Winter erbij koopt’, zei de verkoper nog toen hij het plastic tasje inpakte.

Daarna de recensies lezen. Het spectakel van de boekenweek drong nu pas tot mij door. Vanaf dat jaar heb ik nooit meer een boekenweek overgeslagen. Elke woensdag stond ik als eerste in de boekwinkel om het boekenweekgeschenk te bemachtigen. Later moest ik een exemplaar in huis hebben voor de bespreking van de boekenweek op het Zuid-Afrikaanse Litnet. Al had ik eens een presentie-exemplaar proberen te bemachtigen vooraf. Ik kreeg van het CPNB alleen te horen dat propraganda van het Nederlandse boek in het buitenland niet de core-business was de stichting.

Van het boekenweekgeschenk van Leon de Winter weet ik niks meer. Ik kan van de inhoud niks uit mijn hoofd lepelen. Wel van het boekenweekessay. Het was natuurlijk vijftig jaar na de bevrijding. De bevrijding moest wel als thema. Als de trompet de Last Post blaast aan het begin van de dodenherdenking, moet ik altijd aan het essay van Jan Wolkers denken.

‘En iedere keer had ik de neiging om met de tranen over de wangen te roepen, zoals Oliver Hardy in Saps at Sea, ‘Blow the horn, Stan! Blow the horn!’ (Zwarte Bevrijding, p. 22)

Vooral ook omdat het aan het einde weer terug komt:

‘Wat ik zelf ga doen aan de vooravond van die vijftig jaar bevrijding. Als ik in de buurt van Amsterdam mocht zijn, zal ik zeker tussen de mensen staan die in de bocht van de Amstel, bij de fusilladeplaats Rozenoord, de doden herdenken en luisteren naar de Last Post die daar zo zuiver wordt geblazen over het water van de rivier. En ik zal weer denken. ‘Blow the horn, Stan! Blow the horn!’ (p. 56)

Het was het eerste wat ik van Jan Wolkers las. Zo drong de literatuur meer en meer in mij. Ik las het nog met rode oortjes. De oortjes zijn nu misschien nog rood van schaamte. De laatste jaren lukt het mij steeds minder goed om het geschenk door te komen. Het lijkt niet meer de aandacht en liefde van weleer te hebben. Of dat nu bij de schrijvers ligt of bij mij als lezer, kan ik moeilijk achterhalen. De kraai viel mij heel erg tegen. Het geschenk van Tom Lanoye kan ik nauwelijks navertellen, iets met een Russische straaljager die neerstort.

18 maart 2013

Studio Idzerda

image

We lopen de trap op naar boven. De redactrice van Studio Idzerda loopt achter mij aan. De microfoon in de hand en in de andere hand een glas water. Naar de plek waar het gebeurt: de zolder. Ik kruip en sluip voor, door smalle paadjes langs de harmoniums en kasten.

We zijn in de werkkamer en ik laat zien hoe het gaat. Het raam open. Ik hang half uit het kleine venster om het streepje lucht op de foto te zetten. Het uitzicht tussen de twee hoge bomen door, onderop de kruin van de lagere boom verderop. De huizenrij als horizon. Het apparaatje piept. De foto is gemaakt.

Een blauwe hemel. De streep van een vliegtuig trekt aarzelend een losse sliert door de heldere lucht. Nu een gedicht. Ik type de tekst op mijn mobiel. De microfoon registreert mijn stem. Ik draag woord na woord voor. Het wordt een gedicht met de naam Radiointerview. Ik vind het niet eens zo slecht.

De redactrice heeft mijn blog gevonden op zoek naar voer voor een thema-uitzending over lucht. Studio Idzerda staat deze maand stil bij de vier elementen. Daar hoort lucht ook bij. En wat is de lucht zonder wolken. En wat zijn de wolken zonder een gedicht.

Ik praat verder over mijn passie voor de lucht. Wat een schitterende hemel krijg ik dagelijks voorgeschoteld. Het inspireert elke dag tot een gedicht. De ene dag wat beter dan de andere. Het is moeilijk hoge kwaliteit op kwantitatieve basis vast te houden. Maar niet onverdienstelijk.

‘Je praat in soundbites’, zegt ze als ze weggaat. ‘Ik kan hier wel iets moois van maken.’ Ze verlaat het huis, kijkt nog even naar de lucht. Mijn lucht. Ik zie aan haar rug dat ze trots is op haar buit.

En ik hoor het als de radio zondagavond om 18.15 uur aanstaat. Binnen 10 minuten ben ik al te horen. Het is een integer portret geworden. Als een echte kunstenaar praat ik over lucht. En het is niet eens gebakken lucht, maar gewoon de wolkenhemel zoals ik al meer dan 2 jaar elke dag op mijn blog zet.

Luister het interview (op mp3-formaat)

Beluister de hele uitzending op Studio Idzerda (het interview begint op 7:33)

17 maart 2013

Boekenweek

image

Ik speur de rijen boeken af. Een paar weken geleden wist ik nog zo zeker welke boeken ik wilde. Maar de vondst van de bundel dierenverhalen van Anton Koolhaas bij de kringloopwinkel bracht me uit balans. Voor 2 euro in ongelezen staat, is een groot verschil met de 12,50 euro die de boekwinkel ervoor vraagt. Dan kies ik voor het afdankertje in de hoop het een beter te leven te geven dan het had.

Nu twijfel ik de rijen voorbij. Het ene nieuwe boek na het andere gaat door mijn handen. Het ene nog mooier dan het andere. Het vraagt om een keuze waar je geen spijt van krijgt. Anders kun je het net zo goed afstaan aan de kringloopwinkel.

Na lang dubben sta ik met een bundeltje liefdespoezie van Ovidius en het boekenweekessay in de hand bij de kassa. Eigenlijk een stuiver te weinig. Maar ik krijg het boekje van Kees van Kooten toch. De verrekijker. Hij ligt in mijn hand. Op de voorkant staat Kees van Kooten voor een spiegel. Naast hem een tafeltje met daarop de verrekijker en een boek. Het logboek van zijn vader weet ik uit de verhalen. Over de oorlog.

Thuisgekomen gaat het boekje onmiddellijk open. Ik zoek de scene van het ‘Dubbelspel’ die de schrijver een paar dagen eerder nog zo mooi voorlas in De wereld draait door. Het is zeker een opwindend verhaal. Op papier net zo opwindend als voorgelezen. De nostalgie en het heimwee naar vroeger spat ervan af.

Ik wil weer eens proberen te schrijven voor Litnet. Langgeleden maar het schrijven over boeken vind ik heerlijk. Ik ga het weer doen en lees gulzig het boekje. Onderwijl vorm ik mijn mening. Maar het lukt pas echt als ik op de bank zit, laptop op schoot, boekje op de armleuning. De mening druppelt het verhaal binnen en de kop: ‘Altijd weer die oorlog’.

16 maart 2013

Tournemire in de Sint Servaas

image

Een week na de vondst ben ik nog steeds erg vervuld van de uitvoering die ik gevonden heb. De originele radio-opname van Touremire op het orgel van de Sint-Servaas in Maastricht met het commentaar van Jos Leusink ontbreekt. Daarvoor moet ik graven in mijn geheugen. De uitvoering is een live-registratie van een orgelconcert dat in de 40-dagentijd van 1992 of 1993 werd gegeven.

Organist was ene Marc Brafield vertelt het hoesje om het cassettebandje. Ik ken deze organist verder niet. Voorafgaand aan elke bewerking las een Amerikaanse kunstenaar de betreffende passage uit de evangeliƫn voor. Deze kunstenaar had bij elk kruiswoord een kunstwerk gemaakt. Deze schilderijen stonden uitgestald voorin de kerk. Volgens programmamaker Jos Leusink vormde dit een heel mooi en intens contrast met de muziek van Touremire.

Over de uitvoering zou je veel commentaar kunnen hebben. Zo hoor je in het openingsdeel een heel valse trompet van het hoofdwerk. Het orgel is duidelijk niet optimaal gestemd voor het concert. Juist ook omdat dit tongwerk erg vaak klinkt in het openingsdeel. Ook de bazuin laat het bij tijd en wijle afweten wat betreft toonhoogte.

Deze elementen vind ik niet storend. Ze maken dit concert tot een onvergetelijke opname. Zeker ook omdat in het zevende en laatste deel de klokken van de Sint Servaas beieren. Het maakt de mystiek en de weergave van het moment nog intenser. Als luisteraar beleef je zelfs iets van de intimiteit van het concert. Dat is van veel grotere waarde of alles in de maat gebeurt of dat de tongwerken goed gestemd zijn.

Vanaf mijn vondst draai ik het cassettebandje weer grijs. Sommige delen teruggespoeld en opnieuw afgespeeld. Vooral de eerste drie delen, die adembenemend fraai en intiem klinken. Ik draai de band dol. Tot hij vastloopt. Een lange sliert gemagnetiseerde band spint zich in mijn cassettedek vast. Het einde of het begin van een lijdensweg? Voorzichtig wind ik de band weer op. Maar ik durf het bandje niet meer te draaien.

Marc Brafield

Aanvulling (10 december 2020)

Zo mooi de reactie die ik deze week vond van iemand die contact met mij opnam over deze opname. Ik ben dus niet de enige die zo genoten heeft van deze uitvoering van de 7 kruiswoorden van Tournemire in de Maastrichtse Sint-Servaas.

Ik verkeerde altijd in de veronderstelling dat de organist Marc Breefield heette, maar het is niemand minder dan Marc Brafield. De opname is een heel zuivere Tournemire. Duidelijk de registratie van een live-concert waarbij de tongwerken ook enigszins ontstemd raken. Het is in mijn ogen zoals een radio-opname hoort te zijn. Authentiek en net niet volmaakt genoeg voor een cd, maar daarmee vele malen mooier.

Ik ben ook verschrikkelijk benieuwd naar de schilderijen die er destijds bij zijn getoond. Daar ben ik – helaas – nog niets van tegengekomen. Neem gerust contact met me op als je meer weet.

15 maart 2013

Eddie

image

Het schrijven van De ontdekking van de hemel op de computer was niet geheel zonder gevaar. In Logboek schrijft Harry Mulisch over de komst van de geheimzinnige Eddie:

‘[W]eer thuis aan de computer, die opeens iets heel vreemds voortbracht. Ik riep H51 op, ‘De woordenwereld’, waar een zin plotseling zonder spatie overging in de woorden: ‘Eddie lives… somewhere in time’- gevolgd door codetekens, die ik niet heb genoteerd, maar het was iets als #^P^P. Recursie? Ooit per ongeluk op de Ctrl-P gedrukt? De cursor sprong steeds terug naar het begin. Dat is te begrijpen. Maar ik ben absoluut honderd procent zeker, dat ik die worden nooit heb geschreven.’ (114/115)

Hij vraagt zich af wie Eddie is: ‘Hoornik? Onno’s raaf Edgar?’ Vervolgens gebruikt hij de ‘normale’ kopie op de floppy. Harry Mulisch geeft het maar op om deze raadselachtige gebeurtenissen op zijn computer te willen begrijpen. Hij ziet het maar als een gunstig teken van de hogere machten.

Een kleine maand later doemt Eddie weer op. In een ander hoofdstuk. Harry Mulisch probeert de tekst te printen, maar zijn apparaat tuft enkel rare tekens op. Gelukkig helpt zijn vriendin hem aan een computerdeskundige. Het is een virus. ‘Ik loop dus de kans, dat Eddie de hele roman opvreet.’

Als Eddie meer en meer binnendringt in het computer-manuscript van De ontdekking van de hemel, belt Harry Mulisch de computerdeskundige:

‘De deskundige gebeld, die zei dat hij woensdag kwam met een virusscanner. ‘Jullie komen dus met zijn tweeen? vroeg ik. ‘Nee, alleen,’ zei hij. Ik: ‘Mar je zegt toch, dat je met een viruskenner komt.’ Hij: ‘Dat is ook zo.’ Pas na enige tijd bleek het misverstand. Ook buiten de computer begint Eddie al verwarring te zaaien.’ (124)

Eddie heet Dark Avenger en wordt deskundig verwijderd. Als een paar dagen later Eddie, ‘de Duistere Wreker’ nog steeds opdoemt, begint Harry Mulisch zich zorgen te maken. Maar het blijkt volgens de deskundige om ‘littekens’ te gaaan. Zo is de magnum opus van Mulisch gered van de ondergang.

14 maart 2013

Netwerken, een wirwar aan draden #wot

image

Snel netwerken aanleggen, staat groot op de cover van het computertijdschrift. Ik blader erin en ziet schema’s voorbijkomen. Screendumps van Netgear en Cisco. Overzichten van wifi-systemen en lege tabellen die je zelf kunt invullen.

Verder 14 stappen. Het zijn grote stappen. Bij elke stap kom je een stapje dichterbij het netwerk dat je aanlegt. Onder elke stap vermelden 5 blokjes hoe zwaar de stap is. De blokjes kleuren groen of blijven leeg. Zijn alle 5 vakjes groen, dan is het kost voor de heavy user. Is er slechts 1 vakje groen, dan kan de grootste oen het zelfs.

Ik kijk naar de eerste stap. ‘Analyseer de gebruikers van je netwerk.’ Boven de stap een kluw computerdraden als illustratie. ‘Je moet inzichtelijk hebben wie je netwerk gebruiken en hoe. Iemand die de mail leest en op zijn mobieltje een spelletje speelt, heeft een andere behoefte dan iemand die World of Warcraft speelt en elke avond 10 films downloadt.’

Ik ben geen van beide gebruikers. Ik gebruik gewoon het netwerk om online te zijn op twitter, mijn blog of een stukje te schrijven in Google Drive. Gebruik je dan veel data of weinig. Films of spelletjes downloaden doe ik niet. Ik surf en leef op internet. Verder doe ik niet zoveel aan datavreterij.

Ondanks dat ligt onze wifi er om de haverklap uit. Een belletje naar de UPC heeft niet geholpen. De mevrouw van de servicedesk heeft de router al op een andere frequentie gezet. Volgens haar had de wifi-repeater van de Aldi die ik boven geinstalleerd heb, geen effect. ‘Ik zie dat u een versterker gebruikt’, had ze gezegd. ‘Die werkt niet’, vervolgde ze.

Het veelzeggende advies dat ze gaf was om een andere router op de router aan te sluiten voor het draadloos netwerk. Dan kun je boven op een ander netwerk dat op het netwerk is aangesloten. Niet bepaald een tip die ik in de stappen terugvindt.

Ze laten een uitvoerig schema zien van gebruikers. Precies vermelden ze wie er ’s avonds gebruik maken van het netwerk en wat ze er doen. Ik vraag me af of zo’n schema zin heeft voor een huishouden met 3 personen.

Daarna kruip ik verder naar de volgende stap. De hoeveelheid groene vakjes stijgt. ‘Noteer alle instellingen en wachtwoorden. Zet de router daarna terug in de fabrieksinstellingen.’ Zo fietst het programma verder door een woud aan instellingen, wachtwoorden en formules.

Nog meer groene vakjes en de eenvoud die ik dacht te hebben van mijn netwerk is helemaal weg. Alles moet zorgvuldig zijn afgestemd. Ik heb geen idee hoe ik in mijn router kom. Het lijkt erop dat de dame van de klantenservice van UPC daar alleen toegang toe heeft. Andere apparatuur werkt er niet op. De printer weigert zijn printopdrachten. Hij krijgt ze niet binnen via het draadloos netwerk, zegt hij. Net als dat de mobiel om de haverklap klaagt dat hij geen verbinding heeft met het netwerk.

Zo verdwijnt elk ander begrip voor het woord netwerk. Een wirwar van draden en onmogelijkheden. Alleen schema’s en netwerkbeheerders lijken dit begrijpen. Ik sla de gids dicht en pak een oud nummer van Vrij Nederland. Het gaat over Wolkers’ zoon Eric. Hij vertelt over een andere kant van zijn vader.

Maar dan het is mijn beurt. Ik mag naar binnen. Een wachtkamer helpt je bij het hervormen van het computernetwerk thuis, maar ik dwaal liever weg in een interview in een even oud tijdschrift.

13 maart 2013

Dromen van Harry Mulisch

image

In Logboek 1991-1992 schrijft Harry Mulisch geregeld over zijn dromen. Op woensdag 5 juni 1991 schrijft hij op zijn computer:

‘Vannacht – eigenlijk vanochtend – gedroomd dat Julius (de teckel) naar mij toe kwam. In de twee zachte holtes van zijn keel en de aanzet van zijn voorpoten zaten plotseling twee extra ogen, lichtgrijze, die mij aankeken. Hij bracht zijn snuit naar mijn oor en zei zacht: ‘Harry…’ Met een fysieke schok van verbijstering werd ik wakker.’

Ik droom nooit over mijn teckels. Net als dat ik nooit over Harry Mulisch droom. Ik droom weer andere dingen. Dat ik heel mooi orgel bespeel (Zutphen) en een masterclass krijg van een beroemde organist. Of dat ik met een groep van 15 mensen ben en steeds iedereen moet tellen. Het zijn er 15 maar ik tel er steeds 17 of 18.

Overdag ben ik druk genoeg met de teckels. Het verzorgen van de maaltijd en het uitlaten vraagt genoeg aandacht. In de nacht laten ze mij met rust. Ik moet er niet aan denken ineens door ze te worden aangesproken in mijn dromen.

De schrijver ontdekt verderop in Logboek ook dat het verzorgen van de teckels best veel tijd kost. Op 17 juli 1991 schrijft hij:

‘Lastig leven zonder S. De hond eist even veel aandacht als een kind. K. helpt. Weinig geschreven, veel nagedacht.’

Het verklaart voor mij waarom De ontdekking van de hemel geschreven is en ik niet aan schrijven toekom. Mulisch hoeft niet steeds met de hond eruit en kan onafgebroken werken. Als zijn vrouw een dagje van huis is, dan breekt de paniek los. Ook al krijgt hij hulp van zijn vriendin K. Een teckel houdt je van het werk af.

12 maart 2013

Roman op de computer

image

De ontdekking van de hemel is de eerste roman die Harry Mulisch op de computer schrijft. In Logboek 1991-1992 gaat hij er in de inleiding op in. Hiermee geeft hij een onthullend inkijkje in het schrijfproces.

Harry Mulisch vertelt dat hij voor de komst van de computer als volgt werkt. Eerst schrijft hij de tekst uit. Een paar dagen later typt hij de geschreven tekst over. Bij dit overtypen brengt hij al verbeteringen aan. Daarna verbetert hij het typoscript weer en tikt deze tekst weer over.

Dit proces herhaalt zich drie of vier keer. Een roman van 250 bladzijden schrijft hij zo van begin tot eind met de hand en typt hij gemiddeld drie keer helemaal uit. Dat zijn duizend pagina’s tekst die Mulisch op dit manier produceert.

Mulisch beseft bij het schrijven aan De ontdekking van de hemel dat het boek niet drie- tot vierhonderd pagina’s dik zal worden, maar zeker het dubbele. Met de oude methode krijgt hij zo vier- of vijfduizend pagina’s te tikken. ‘Wat een stompzinnige verkwisting van tijd, die ik zou kunnen besteden aan het echte schrijven!’

Zodoende haalt hij een computer in huis. Niet als vervanging van het schrijven van pen op papier, maar als vervanging van het vele typen. Dit bespaart hem veel overtikken. Hij hoeft het nu nog maar een keer in de computer in te voeren. De verbeteringen hoeft hij alleen in het document op de computer aan te brengen. Daarmee gaat een groot deel van het proces verloren en blijft alleen het resultaat over.

Als hij er dan ook nog eens achter komt dat hij op de computer alleen maar overtikt wat hij overgeschreven heeft, schroeft hij zijn vulpen ook nog eens dicht. ‘Waarom zou ik steeds een zin schrijven en die vervolgens op het scherm zetten? Waarom dat niet meteen gedaan?’ En zo vervangt de computer niet de schrijfmachine, maar de pen. ‘De computer behelst een revolutionaire quantumsprong’, stelt de schrijver.

Mulisch vindt dat het gebruik van de computer geen invloed heeft op zijn manier van schrijven. Een collega van Mulisch zou hebben gesuggereerd dat De ontdekking van de hemel zo dik is geworden door de computer. Maar dat spreekt Mulisch tegen: ‘ik ben op de computer gaan schrijven omdat het zo dik zou worden.’

Dan verklapt Mulisch waar hij overgestapt is van de typemachine op de computer, precies tussen het eerste en het tweede deel van De ontdekking van de hemel. Het Logboek begint op 1 januari 1991. Dat is midden in het proces van schrijven op de computer. Mulisch is bij hoofdstuk 32. Dat is aan het einde van het tweede deel, in het midden van de roman.

Een kleine week in het nieuwe jaar later is het tweede deel klaar. Daarmee krijgt de lezer een inkijkje in het proces van schrijven vanaf het derde deel. Een schrijfproces op de computer. Net als het Logboek zelf, dat ook als computerbestand overgeleverd is.

11 maart 2013

Logboek

image

Ik lees Logboek 1991-1992 van Harry Mulisch. Het boek is vorig jaar postuum uitgegeven. Logboek gaat over het ontstaan van Mulisch’ magnum opus De ontdekking van de hemel. Het is de tijd van de eerste golfoorlog. Daarnaast gebeuren er in het persoonlijk leven van de schrijver veel dingen.

Het boek is postuum uitgegeven maar zou eigenlijk in 2008 verschijnen. Mulisch publiceerde het toch niet. In de toelichting geven Arnold Heumakers en Marita Mathijsen een verklaring hiervoor.

‘Hij achtte ingrepen in de tekst noodzakelijk, maar dat botste met zijn opvatting over de status van de reeds voltooide tekst. […] Het [logboek] was slechts bedoeld als geheugensteun voor hemzelf, om zijn vorderingen bij te houden, om de tumultueuze ontwikkelingen in de politiek en in zijn persoonlijk leven te boekstaven.’

Ik ben gek op egodocumenten en geniet van de verhalen die Mulisch opdist. Het zijn aantekeningen, korte beschrijvingen. Snel geschreven om niet te vergeten. Ook geeft hij een inkijkje in het schrijfproces van De ontdekking van de hemel. Het is intrigerend en onthullend tegelijk. En ook herkenbaar. Zelfs voor een plezierschrijvertje als ik. Want ook de meester twijfelt over zijn kunnen. Zo schrijft hij op zaterdag 9 februari 1991:

‘Als ik ’s morgens bij het wakkerworden aan mijn boek denk, heb ik het gevoel dat het helemaal niets is, nul, waardeloos; maar ’s nachts, als ik naar bed ga, weet ik zeker dat het een meesterwerk is.’

Het verschil ik dat ik het ’s avonds nog steeds denk. Al voelde ik mij laatst heel verdrietig toen een wat langer en arbeidsintensiever verhaal van mij leek te zijn verdwenen. Toen ik met hulp van Inge de documenten op de SD-kaart weer uit de dood liet opstaan, was ik heel gelukkig.

10 maart 2013

Hoe ik aan mijn boeken kom - #50books

image

Boeken zijn duur, verschrikkelijk duur. Ik heb er nooit genoeg. Maar de nieuwprijs van bijna 20 euro voor een roman is mij een gruwel. Zonde van het geld. Je leest het boek, het komt in de kast en mag daar voor de rest van de 20 euro staan.

Voor hetzelfde geld haal ik veel meer bij de kringloop. Ik bezoek zeker 20 jaar geregeld kringloopwinkels en koop mij daar suf aan boeken. Voor een euro, 2 euro en heel soms nog ietsje meer. Per boek. Ik schrik als ik 3,50 euro zie staan of 5 euro. Zo sleep ik het ene prachtige boek na het andere mijn hol binnen.

Mijn hol – de bibliotheek – staat ondertussen vol met boeken vergaard via de tweedehands markt. Het begon bij De Slegte en soms kan ik mij daar nog niet bedwingen. Het eindigt nu met koopjes, aangeschaft bij de uitverkoop van bibliotheekboeken of in de kringloopwinkel. Ik scharrel wat af op mijn speurtocht naar boeken.

Voor de prijs van een boek kom ik thuis met 10 of meer boeken. En het zijn echt geen minderwaardige boeken. Soms liggen er de boeken die een jaar geleden door iedereen werden gelezen. Nu liggen ze in grote stapels op een nieuwe eigenaar te wachten.

Hele series schaf ik aan. Zo verzamelde ik alle werken van Dickens in de uitvoering uit de jaren ’50. Ook druppelde Paul Theroux boek voor boek binnen en het werk van Hotz vormde zich langzaam in de boekenkast. Net als de dagboeken van Hans Warren en de romans van A. den Doolaard. Het hol wordt voller en voller. Mijn leeshonger transformeert in een verzamelwoede.

Soms maak ik een filmpje van mijn nieuwe boeken. Al merk ik ook dat het lastig is een stapel van 20 boeken voor de prijs van 1 nieuw boek in een filmpje van nauwelijks een minuut te vatten. Het levert wel mooie filmpjes op. Zo heb ik mijzelf enthousiast gemaakt voor het werk van Charles Dickens. Of voel ik nog de ontroering bij het uitpakken van boekenpakket voor een antiquair. Helaas is dat filmpje door iets opgegeten en heeft de opname youtube niet gehaald.

Het mooiste is boeken krijgen. Oude boeken. Boeken die iemand zijn leven lang om zich heen heeft gehad. Vroeger was de bekladding op een voorpagina mij een gruwel. Nu geniet ik ervan. Zeker als ik de eigenaar heb gekend. Zo zijn zelfs de kopieen uit de erfenis van Hans van der Kamp waardevol. Ik voel vaak zijn aanwezigheid als ik in die boeken blader.

Of het prachtige geschenk van Robert. Hij gaf mij boeken uit de bibliotheek van zijn overleden vriend Eugene. Schitterende bibliofiele uitgaven van werk van Gerrit Komrij. Het is waardevol om even met deze boeken te zitten.

Ik ben steeds meer liefhebber geworden van de opdracht voorin boeken. Boekenbezitters schrijven zelf iets of de gever schrijft er een woordje in. Zo staat er in een boek dat ik laatst vond een schitterende opdracht: ‘Aan Pauline’ staat er in prachtige letters.’Ter herinnering aan: ‘weer of geen weer’ Op de vroege zondagmorgens.’ Over het verhaal dat hierbij hoort kun je alleen maar fantaseren.

09 maart 2013

Wegrestaurant De tram

image
R.T.M.-station Nieuwe Tonge

We rijden uit Dirksland terug naar huis. Het is tijd voor een hap. Op de heenweg zag ik de geverfde letters al op de gevel: ‘Wegrestaurant De Tram’. Het lijkt mij wel een geschikte plek om een uitsmijter of zo te halen.

Het pand lijkt een gebouw uit vervlogen tijden. Misschien zou een likje verf wonderen doen. Maar als we binnenkomen, ziet het er best knus uit. Er hangt een rookdamp. De eigenaar hijst vanachter de bar aan een sigaret. Blijkbaar behoort het wegrestaurant tot de uitzondering.

Aan de wand hangt een oude foto. ‘Station Nieuwe Tonge’ hangt erboven. Eronder hangt een reepje papier met daarop een toelichting:

image
Detail foto, met links het huidige wegrestaurant De Tram

‘Het tramstation te Nieuwe-Tonge, ongeveer 1915. De Rotterdamse Tramweg Maatschappij (R.T.M.) onderhield sinds 1909 de tramverbindingen op het eiland Goeree-Overflakkee. De tram die u hier ziet, gaat in de richting Ooltgensplaat. Rechts op de foto de zogenaamde ‘verlading’, waarop het vee, dat van en naar de Rotterdamse markt werd vervoerd, op gemakkelijke wijze kan worden gelost en geladen. Het witte gebouw op de achtergrond is cafe ‘De Tram’, wat tevens wachtlokaal was voor de passagiers.’

Inderdaad vervlogen tijden, nostalgie. Het trammetje dat over Goeree-Overflakkee reed. Rien Poortvliet schrijft erover in Langs het tuinpad van mijn vaderen.

image
Station Ouddorp in Rien Poortvliets Langs het tuinpad van mijn vaderen

‘Je kwam er niet zomaar, nee dat was een hele reis. Eerst naar Rotterdam met het stoomtrammetje naar Hellevoetssluis, daar met de stoomboot naar het Hoofd van Middelharnis (Menheerse) en daar stond het trammetje te wchten dat je langs het Steetje van Oom Dirk naar Ouddorp bracht.’ De prent ernaast lijkt overigens sterk op de ansichtkaart van het R.T.M.-station in Ouddorp.

image
R.T.M.-station Ouddorp op een ansichtkaart

We eten een boerenomelet met stukjes augurk erin. Als de chocomel op is, vertrekken we weer. De hele reis van Rien Poortvliet is nu een rit van twee uurtjes. Inderdaad vervlogen tijden.

08 maart 2013

Hoeveel lees ik eigenlijk? - #50books

image
Nog te lezen boeken…

Hoeveel tijd lees ik gemiddeld per week? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten. Vaak zit ik ongemerkt met een boek op schoot, blader wat als ik achter mijn bureau zit. Of ga voor een kast in de bibliotheek zitten. Voor ik er erg in heb, is er een uur verdwenen. Ik was helemaal van de wereld en voelde me even de gelukkigste mens op aarde.

Lezen lijkt nog het meeste op dromen. Als je goed in een verhaal zit, wordt je helemaal meegenomen. Bestaat er niks meer om je heen en vergeet je alle kwel en kommer die je eerder beheerste. Lezen is een tijdverdrijf die vrijwel ongemerkt aan je voorbij trekt. Het verhaal wint het van de tijd.

Ik probeer elke dag wel wat bladzijden te lezen. De ene dag gaat het beter dan de andere. Het ligt ook aan het boek dat ik aan het lezen ben en aan mijn algehele gemoedstoestand. Ik zit snel aan een uurtje lezen per dag, maar het kan best zijn dat ik wat meer lees als het boek daarom vraagt. Ik zit zo aan een uurtje of tien per week. Dat zeker.

De verhouding tussen bloggen en schrijven met het lezen, is in de meest gunstige situatie ongeveer gelijk. Meestal schrijf ik meer dan ik lees. Met 2 blogs bij te houden en een stapel schrijfwedstrijden is het schrijven een belangrijk onderdeel geworden van mijn bestaan.

Schrijven of lezen?
Dat is het dilemma van elke schrijver die van lezen houdt. Een interviewer vroeg Harry Mulisch eens wat hij van de hedendaagse schrijvers vond. ‘Ik heb geen idee’, antwoordde hij. ‘Ik heb geen tijd om te lezen.’ De interviewer vond dat verwonderlijk. De schrijver las toch wel. ‘Nee, ik moet schrijven’, vond Mulisch. ‘Dan heb je geen tijd om te lezen.’

07 maart 2013

Eerlijk - #WOT

image
Mijn racefiets hangt – eerlijk gezegd – al een paar jaar hoog in de schuur

Ik moet het eerlijk bekennen: ik heb nooit doping gebruikt. Jarenlang rende ik de ene na de andere marathon, trok door de bossen in een dag een spoor van 100 kilometer en ik fietste van hot naar her. Zondagochtend een paar baantjes trekken met mijn dochter. Geen beweging was te weinig. En ik vond het heerlijk om na een lange dag werken het luie zweet eruit te zweten met een flink rondje.

Ik liep op adrenaline. Het was onderdeel van mijn gejaagde levensstijl. Nu ik wat meer rust probeer te vinden en mijn lijf het zelf moet doen, kom ik minder ver. Maar ik vind het niet erg. Ik voel me er goed bij en presteer op andere vlakken goed. Het hardlopen mis ik alleen nog als het gaat om het moment in de natuur. De stilte om mij heen en het mediteren onderweg.

Voorliegen
De wielrenners hebben de wereld veel voorgelogen. Soms willen ze doen vermoeden dat ‘iedereen het wel wist’. Alsof alle sportliefhebbers en sporters zich schuldig maakten aan dezelfde zonde. Gedeelde schuld is natuurlijk niet een halve schuld. Wielrenners hebben zich laten opjutten door trainers en managers om beter te presteren met stimulerende middelen in hun mik.

Dat Michael Boogerd en Lance Armstrong hun dopinggebruik hebben opgebiecht vond ik niet zo interessant. Voor hun was het ongetwijfeld een bevrijding. Na jaren oneerlijk en ontwijkend vragen te hebben beantwoord mogen ze eindelijk de waarheid vertellen. Niet na zorgvuldig alles met hun advocaat te hebben doorgenomen. De rijkdom die ze hebben is oneerlijk verdiend, maar willen ze wel graag behouden. Ze moesten liegen, ze moesten hun eerlijkheid opgeven en uiteindelijk een overwinning boeken op een stof die verboden is.

Beu
De schandalen over het dopinggebruik begin ik beu te worden. Het lijkt wel of alle winnaars van weleer zich schuldig hebben gemaakt aan het goedje. De overwinning die ze voorspiegelden was een leugen. Oneerlijk een prijs winnen is verliezen. Dat je dan nog met een brede smile op zo’n erepodium kunt staan, begrijp ik niet.

Het meest wrange van deze opbiechtingen is dat het allemaal vaders zijn. Vaders die hun kind een wereldbeeld leren. De spelregels van het leven. Een van die spelregels is: eerlijk zijn. Je vertelt iemand de waarheid ook al is het geen leuke waarheid. Je mag niet liegen. Als je zegt dat je ergens niet geweest bent en je was er wel, dan lieg je.

Flinke straf
Hun kinderen krijgen een flinke straf als ze dit doen. Het moraal van de wielrenners is geen haar beter. Hoe kun je je kind vertellen niet te liegen en het zelf wel doen. Volgens Michael Boogard was dat de reden het op te biechten. Zijn zoontje van 8 en zijn vriendjes vroegen hem ook of hij vroeger doping gebruikt had. Die vraag deed hem blijkbaar zoveel verdriet dat hij het opbiechtte.

Eerlijkheid is gebaseerd op vertrouwen. Daarom kan ik de vele wielrenliefhebbers niet geloven als ze zeggen dat de sport voor hen hetzelfde blijft. Dat kan niet. De sport zal wezenlijk veranderen. Als je in sport de oerkrachten naar boven ziet komen die in mensen zitten, dan is doping ‘not done’. Je zit niet naar een theaterstuk te kijken, je kijkt naar sporters die zweten voor hun overwinning.

Grote imagoschade
Het wielrennen heeft een grote imagoschade opgelopen. Want is de tour nog wel een tour als de helft van de deelnemers een stimulerend goedje in de mik heeft? Ik denk het niet. Je kijkt naar een voorstelling waarbij het beste goedje in de mik wint.

De zoon van Michel betaalt misschien wel de rekening. Hij heeft niet meer een vader die winnaar was. Zijn vader is een valse winnaar. Een leugenaar. Daar zal hij mee door het leven moeten. Dat is meer dan een leugentje om bestwil.

06 maart 2013

Op zoek naar Charles Tournemire

image

De Sept Chorals-Poemes d’Orgue pour les sept paroles du Xrist (op. 76) van Charles Tournemire moeten dus ergens op een bandje in de bandjesdoos rondzwerven. Ik baal ervan dat ik ze niet kon vinden. Het moet maar iets rigoureuzer worden aangepakt. Ik maak een plekje vrij in mijn studeerkamer en haal de doos uit de berging.

In keurige stapels werk ik het hele palet van bandjes door. Veel bandjes bevatten geen enkele informatie met de inhoud. Lege hulzen en bandjes zonder tekst. Het is een raadsel wat erop staat. Dat zou uren luisteren vragen. Ik weet zeker dat het Tournemire-bandje zeker tekst op het hoesje bevat.

Het kan ook verdwenen zijn. Een aantal jaren geleden bracht ik een kapot cassettedek naar de vuilstort. Ik was vergeten dat er nog een bandje in zat, met ondermeer een bewerking van de derde Gnossienne van Erik Satie voor orgel. De rest van het concert is wel te vinden op de orgelsite van de NCRV, maar dit belangrijke stukje is verdwenen. Net als Michael-Christfried Wincklers improvisatie op Bachs Nun freut euch lieben Christen gmein.

De bodem van de doos komt meer in zicht. En dan hijs ik ineens het bandje der bandjes omhoog uit de puinhopen van opnames uit de beginjaren 1990. Drie dagen in de week zat ik gekluisterd aan de radio om de orgelprogramma’s van de NCRV, EO en KRO op te nemen. Hier diep ik de uitvoering van ene Marc Brefield op het orgel van Sint Servaes te Maastricht. De uitvoering van Sept Chorals-Poemes d’Orgue pour les sept paroles du Xrist (op. 76).

Het bandje gaat meteen in het cassettedek. Ik hoor de rauwe Amerikaanse stem van de kunstenaar. Hij leest voorafgaand aan de compositie de bijbeltekst voor met het betreffende kruiswoord. De akoestiek en de valse tongwerken. Ik voel de nostalgie van destijds opzwellen. Wat een schoonheid in al zijn beperkingen.

Wie zoekt zal vinden. Ik zocht. Ik heb gevonden…

05 maart 2013

Dupre's kruiswegstaties

Ik luister naar de 14 kruiswegstaties van Marcel Dupre. Prachtige muziek. Jan Hage speelt de 14 delige orgelcompositie zaterdag uit op het orgel van de Domkerk in Utrecht. Het is een prachtige orgelcyclus. Gebasseerd op de tekst Le Chemin de la Croix (1911) van de dichter Paul Claudel (1868-1955).

Ik heb op cassetteband 2 keer deze uitvoering, beide keren begin jaren 1990 uitgevoerd. Het eerste is van Maurice Pirenne op het orgel in de Sint Jan te Den Bosch, uitgevoerd voor de KRO-radio in 2 delen. Voorafgegaan door een voordracht van de bij de statie behorende tekst in het Frans door Miene van de Erven. De tweede uitvoering is van Ton van Eck op het net gerestaureerde orgel in de Sint Servaes Basiliek in Maastricht.

De 14 muziekstukken behoren wel tot de meest intense van zijn imposante orgeloeuvre. Normaal is Dupre niet zo ernstig, maar in Le Chemin de la Croix is hij buitengewoon serieus. Elke statie heeft een heel eigen karakter en drukt een andere gemoedstoestand uit. Het roept het beeld op van iemand die zijn diepste zielenroerselen probeert bloot te leggen.

In vergelijking met Tournemires koralen bij de 7 kruiswoorden, is Dupre veel toegankelijker en misschien ook wel beweeglijker. Ik vind het oneerlijk beide orgelcycli met elkaar te vergelijken. Ze zijn daarvoor te verschillend. De componisten verschillen te sterk van elkaar in hun verwerking van het lijdensverhaal.

Dupres 14 muzikale schilderijen bij de 14 kruiswegstaties lijken ook in elke uitvoering weer een nieuw beeld op te roepen. Elke interpreet legt weer nieuwe accenten en speelt ritmes net weer iets anders. Registraties en verschillende soorten orgels doen wonderen met het muziekstuk. Een orgel als dat van de Sint Jan in Den Bosch levert een compleet andere uitvoering op dan het orgel in de Sint Servaes van Maastricht.

Wat heel mooi is van de uitvoering van Maurice Pirenne is dat de teksten van Paul Claudel vooraf worden voorgelezen door Miene van Erven. Ik ben heel slecht in Frans, maar het is heel intens en indringend om haar deze teksten te horen voorlezen. De taal is hier geen obstakel maar een grote winst.

De bandjes waren al grijs gedraaid. Ze gaan weer in het cassettedek op mijn bureau. Niet van de beste kwaliteit, maar ik kom snel in de sfeer. Ik pak snel een cd van dit orgelwerk en merk hoe verschillende elke uitvoering weer is.

En dan verlang ik zo naar de uitvoering van de 7 koralen bij de kruiswoorden van Charles Tournemire. Zou het bandje echt niet in de bandjesdoos zitten?

Lees de tekst Le Chemin de la Croix van Paul Claudel

04 maart 2013

Lijdensweg op cassettebandjes

lijdensweg op cassettebandjes

Ik weet zeker dat het ergens op een cassettebandje moet staan: de koralen bij de 7 kruiswoorden van Charles Tournemire. In een uitvoering van een onbekende organist, omlijst met de bijbelfragmenten uitgesproken door een even onbekende Amerikaanse kunstenaar.

Het is de registratie van een concert opgenomen in de Sint Servaes Basiliek van Maastricht, begin jaren 1990. Het orgel is enige jaren tevoren gerestaureerd en de KRO-radio registreert het concert. In de weken voorafgaand aan het concert laat de programmaleider Jos Leusink ander werk van Charles Tournemire horen.

Ik duik in de doos op zolder, boordevol met cassettebandjes. Ik draai bijna geen cassettebandjes. Ze lopen niet stabiel. Het is lastig een nummer nog een keertje te beluisteren en je loopt het risico dat door het afdraaien de kwaliteit van de opname nog verder afneemt.

De luxe cassettespeler heb ik nog wel bewaard, voor het geval dat. De versterker is lang geleden al overleden. Dat was een miskoop. Vrijwel vanaf het begin deed hij het niet. Slechts een kant van de boxen deed het. Daarom leef ik tegenwoordig op een goedkoop apparaatje. Er kunnen bandjes in afgedraaid worden, maar de kwaliteit is ronduit slecht.

De doos zet ik neer, ik speur stapels bandjes af. Maar het juiste bandje vind ik niet. Wel 2 uitvoeringen van Dupres Le Chemin de la Croix, van Ton van Eck – eveneens op het orgel van de Sint Servaes – en van Maurice Pirenne op het orgel van de Sint Jan in Den Bosch.

Teleurgesteld ruim ik de rest weer op. Het is een hele operatie de bandjes op te snorren. Ik verwissel een stapeltje, dat al heel lang op mijn bureau staat. De rest laat ik voor wat het is. Blijkbaar is Tournemire ergens gesneuveld. Ik wil de intrigerende opname weer eens horen, maar het blijft beperkt tot de herinnering.