30 september 2013

Bloggen in Niets en niemand

cover niets en niemand ivo bonthuis

Het koste mij enige moeite in de roman Niets en niemand van Ivo Bonthuis te komen. Het moment dat mij meenam, is als NinjaX een blog schrijft. NinjaX is het alterego van de hoofdpersoon Steven Innes. NinjaX, een ondernemende immigrant, vastbesloten u alles af te pakken, schrijft over kerst. ‘Geen tijd als de kersttijd om orde op zaken te stellen.’ De ondernemer vereffent als een Scrooge de rekeningen van zijn klanten. Het is een blog in een typerende en deprimerende ‘geenstijl’-stijl. Rauw en hard, zonder nuance.

Onder de blog verschijnen reacties. Geleidelijk verschuiven de reacties en worden onderdeel van het verhaal. Merel, een collega van Steven – haar naam ‘was iets met een vogel’ – reageert onder het bericht. Ze probeert hem te pakken te krijgen. Er is iets met zijn moeder waarvoor ze hem moet hebben. Zo dringt het blog het verhaal binnen. Een mooi gegeven. Ik die een tijdje terug er nog voor pleitte om meer de chat en tweets in romans te laten komen.

Bloggen als uitlaatklep

De blog fungeert als een uitlaatklep voor de hoofdpersoon Steven Innes in de roman Niets en niemand van Ivo Bonthuis. Het boek is vandaag overal online te vinden bij de eerste bijeenkomst van de leesclub via blogs. En een blogger houdt ervan om blogs te lezen. Als hij ze tegenkomt in een roman, gaat zijn hart sneller kloppen. Zeker ook omdat de reacties onder het bericht zo mooi vermengen met de loop van het verhaal. Het bloggen wordt zo onderdeel van het verhaal en krijgt een eigen stem die het verhaal meevertelt.

Niets en niemand vertelt het verhaal van Steven Innes, zoon van Laura en Maxime Innes. De roman opent op de luchthaven Charles de Gaulle bij Parijs. Laura ontdekt daar dat haar gemiste vliegtuig net neergestort is. Geschokt blijft ze staan en laat de beelden van het neergestorte vliegtuig op het scherm tot zich doordringen. Daar had zij in kunnen zitten.

Elk hoofdstuk wisselt

Het eerste hoofdstuk vertelt het verhaal gezien vanuit Laura. Het tweede hoofdstuk volgt haar zoon Steven. Hier zet een procedé in dat de rest van de roman doorzet. Elke hoofdstuk wisselt van focalisator en voert het verhaal op vanuit de ander bezien. Zo ontvouwen zich geleidelijk de verhalen van Steven en Laura. De grote gemene deler is Maxime Innes, Frans kunstenaar die in een vacuüm is terechtgekomen. Hij maakt geen kunst meer en is verworden door hotdogs-verkoper in Utrecht.

Elk personage worstelt met zijn of haar identiteit. Het duidelijkst vormgegeven in de kunstenaar Maxime bij wie niks meer uit handen komt. Zijn vrouw Laura merkt hoe ze langzaam in de verwarde patronen van haar moeder terechtkomt. En Steven probeert zich los te maken van zijn ouders.

Gedeelde verhalen

De gedeelde verhalen maken het boek het mooiste. De verhalen van Madelein, een vrouw die plompverloren op een dag aanbelt om geld op te halen voor de armen. Zij blijft aan het gezin kleven. Zo is zij geworden tot een leidmotiv in Niets en niemand of op zijn minst de motivatie voor Laura om naar Parijs te gaan voor een interview met de vrouw die een galerie begonnen is. Het geheim voor haar succes om midden in de crisis een galerie te beginnen: ze verkoopt rotzooi. Of zoals ze het zelf toelicht:

‘Ik mag wel zeggen dat ik een neus voor rotzooi heb. Schrijf maar op: “Haar grootste talent: in een zaal vol schoonheid ziet zij dat ene, dat bijzondere, spuuglelijke kreng.’ (126)

Een volkomen zinloos interview voor het toeristisch tijdschrift waarvoor Laura Innes het artikel wil schrijven. Het wordt dan ook niet een gesprek over de galeriehoudster Madeleine in Parijs, maar het vertelt het verhaal van de familie Innes. Het artikel is een poging om zich te ontworstelen aan haar man. Iets waarin ze haar moeder verafschuwt heeft. Tegelijkertijd heeft ze de expansiedrift van haar vader: groter en groter. Om de talentloze kunstenaar die haar zoon is, een toekomst te garanderen. Laura is slachtoffer van haar eigen genen.

Pallet van verhalen

Daarmee is Niets en niemand een pallet aan verhalen, verschijningen en personages. En dat grijpt gelijk in het bezwaar van het boek: het vormt een te grote hoeveelheid bouwstenen die de lezer maar moet op elkaar moet zetten. Zeker er zitten veel aangrijpende en mooie momenten in. De ene keer dient het motief weldegelijk het verhaal. De andere keer is het een mogelijkheid die je kunt zien. Zoals de robijnrode kleur die voortdurend in verschillende gedaantes terugkomt. Je kunt het zien, maar het hoeft niet. Maar of al deze kleine bouwwerkjes, het grote bouwwerk van het verhaal ondersteunen?

Gelukkig biedt het einde voldoende houvast. Het eindigt met de blogger Steven, die zijn alterego NinjaX in de wilgen heeft gehangen. Vervolgens schrijft hij een kerstverhaal over de liefde en wat hij liefheeft. Een reflectieblog zouden sommige bloggers het noemen. Het is het einde van een verhaal dat overal ongrijpbaar is en zich verder vormt in je hoofd. Bijna het echte leven. En omdat het verhaal ergens moet stoppen eindigt het bijna als een domper in cursieve letters:

Reacties voor dit bericht zijn uitgeschakeld. (190)

Ivo Bonthuis: Niets en niemand. Roman. Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2013. 190 pagina’s. ISBN: 978 90 468 1467 3. Prijs: € 17,95.

Een perfecte dag voor literatuur

Deze blog sluit aan bij het blog-initiatief “Een perfecte dag voor literatuur” van Not just any book. Lees de andere bijdragen over dit boek.

29 september 2013

Vertel het verder - #50books

Met Doris aan de Amsterdamse grachten (in 2009)

De belasting zat hem op de hielen, daarom kon de laatste cursusdag ‘interaction design’ niet doorgaan. De jonge internetondernemer stelde voor om de cursus op een andere dag voort te zetten in het huis van zijn schoonouders. Een imposant pand midden in de Amsterdamse grachtengordel. De lunch genoten we wat verderop. Hij trakteerde op de heerlijkste gerechten. De controle van de belastingdienst was blijkbaar toch meegevallen.

We liepen terug langs de gracht naar het huis van zijn schoonouders voor het laatste stukje van de cursus. Het tekenen van de websitestructuren en schema’s ging verder. Zoeken naar de meest effectieve indeling van de website, zo kon ik het nieuwe intranet verder vorm geven. Hoe zorg je ervoor dat je bezoekers vinden wat ze zoeken. En hoe vertaal je dat in de structuur van de website?

Hij vroeg wat ik gestudeerd had. Ik vertelde hem over de studie Nederlandse Taal- en Letterkunde en van mijn liefde voor literatuur en verhalen. Was die wereld van computers en internet wel wat voor iemand die van boeken en verhalen hield. Was er überhaupt wel een overlevingskans voor het boek met al die nieuwe technieken.

‘Ja, ik zie juist heel veel nieuwe kansen’, antwoordde ik. ‘Er zal nog een kunstvorm gevonden moeten worden op het internet. We zijn er nog lang niet. En ik weet niet waar het heengaat. Ik denk dat we nog aan het begin staan van een heel nieuwe vorm waarin we verhalen vertellen.’

Hij knikte, kon er zich weinig bij voorstellen. En eigenlijk ook niet, maar ik blijf erbij, een jaar of acht later en vele ontwikkelingen verder. De literatuur moet een nieuwe vorm vinden, aangepast aan de situatie. Een digitale wereld van games, films, muziek, stemmen en tekst. Het biedt ongekende kunstvormen. Nieuwe kunstvormen.

Wat dit betekent voor het boek. Ik weet het niet. Er zijn initiatieven geweest als van Stephan Sanders die op internet zijn debuutroman Liefde is voor vrouwen schreef. Lezers konden dagelijks zijn vorderingen volgen en zelfs voorstellen doen voor wendingen of de introductie van nieuwe personages.

Media noemden het in 2000 de allereerste ‘interactieve roman’. In de besprekingen van het boek later, werd het interactieve aspect niet of nauwelijks aangehaald. In hoeverre de uiteindelijke roman lijkt op wat Stephan Sanders op de website liefde-is-voor-vrouwen.nl deed, is niet meer te achterhalen. De website is al jaren offline.

Tot nog toe is internet meer in de inhoud van het boek doorgedrongen dan in de vorm van het boek. Het digitale boek lijkt nog teveel op het papieren exemplaar. Daarom verwacht ik dat de ontwikkelingen hier nog heel langzaam zullen volgen. De roman zal meer en meer naar de achtergrond verschuiven en een nieuwe vorm krijgen. Voor poëzie zie ik een ongelooflijk grote rol weggelegd. Gedichten sluiten heel goed aan bij de vlugge en vluchtige digitale wereld.

De tijd zal het leren. De uitvinding is nog niet gedaan en eerst zullen heel veel mensen er afkeurend mee omgaan. Net als dat het lezen van een romannetje erg lang als schadelijk is ervaren. Lang hebben mensen ervoor moeten vechten en pas in de twintigste eeuw kon je zonder gene een boek lezen in het openbaar.

Bij de voorstelling van Jacob Jan Voerman vorige week raakte ik er echt van doordrongen. Verhalen blijven belangrijk. Over de vorm kun je discussiëren, maar het verhaal blijft. Internet of niet. De menselijke stem spreekt en vertelt zijn verhaal. En dat verhaal gaat hoe dan ook voort. Het boek is als een verhaal en het verhaal vertelt verder. Zonder einde.

Dit is het antwoord op vraag 38 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.

28 september 2013

Nare dromen

image

Zeker drie keer droomt Redmond O’Hanlon tijdens zijn tocht door de Amazone in Tussen Orinoco en Amazone. Het is een droom met een canvas kano erin. Hij is een achtjarig jongetje en achterin peddelt zijn vader. Als Redmond verdwaald is, komt de droom telkens terug, maar in de rest van het verhaal komt de droom geregeld in de nachten voorbij.

Bij de eerste keer dat deze droom aan de orde komt, zit niet zijn vader achterin, maar Simon. Hij pakt de buks van begeleider Chimo en schiet zichzelf in zijn mond. De knallen blijken van het onweer ter komen. De tweede keer is Redmond teleurgesteld omdat hij en zijn vader in de kano de onbereikbare spoorbrug niet weten te bereiken. De derde keer bereikt hij de spoorbrug.

Maar toen we dichterbij kwamen, veranderden de natuurstenen pijlers en de roestige ijzeren dwarsbalken langzaam in een stel takken die gesteund werden door x-en van stammetjes met een leuning van lianen. We voeren eronderdoor, en plotseling werd ik overweldigd door een hevig geluksgevoel. (624)

De dromen verwijzen naar zijn jeugd als er een halve, lege eierdop van een grote lijster voor zijn voeten valt. Hij begint eieren te verzamelen en vaart met zijn vader in de canvas kano op het meer van Bowood vaart. Daar vindt hij het ei van een fuut onder een plukje drijvend groen. Het is het pronkstuk van zijn collectie. De verzameling eieren in een doos heeft nog altijd een plekje in zijn fetisjkamer. Bij de verbrande teen van een vriend die zelfmoord pleegde.

Bij het lezen van Tussen Orinoco en Amazone van Redmond O’Hanlon – zo vlak voor het slapen gaan – word ik ook geteisterd door dromen. Ik loop met de honden door een smal paadje in het park en laat mijn handen glijden langs de takken. Als ik thuiskom en in mijn handpalm kijk, zie ik een hele verzameling vol teken over mijn hand lopen.

Ze weten zich naar binnen te werken en kruipen onder mijn huid verder. Ik probeer ze dood te drukken en zie dat er eentje verandert in een wesp. Duidelijk zie ik de gele zwarte strepen en voel het lijfje sidderen. Steeds als ik hem wil dooddrukken, kruipt hij weg.

Als ik badend in het zweet wakker wordt, bedenk ik mij dat ik toch maar geen junglereizen van Redmond O’Hanlon moet lezen. Je krijgt er nare dromen van.

27 september 2013

Naïef of dom? - #WOT

image

Naïef of dom. Hoe dicht liggen ze bij elkaar? Ik ga vaak uit van het goede van de mens, de beste bedoelingen. Dat werkt heel goed bij mensen die betrouwbaar zijn, zeggen wat ze bedoelen. Zodra belangen aan mensen gaan trekken en ze een spelletje spelen, haak ik af. Want ik verlies. Geheid.

Als mensen misbruik maken van je naïviteit, dan vind je jezelf heel dom. Ik had niet zo naïef moeten zijn. Zo vol vertrouwen in de ander. Hem of haar op zijn woord gelovend. Denkend dat de verwoorde moeite die ze voor je doen ook de echt moeite is die ze voor je doen.

Dan haken ze af, leggen plotseling een eisenpakket op tafel. Of zeggen ineens iets heel anders. Dan begint het spel. Het spel dat ik niet kan winnen. Het lijkt voor mij of ik die met zwart speelde, ineens het witte leger ben. Het speelbord is omgedraaid. De verwarring heerst. Paniek. Het gevecht met mezelf is aangebroken. Ik kom er niet meer uit.

Zo kreeg ik een paar weken geleden een mooie toezegging, in woorden en op papier. Eindelijk had ik iets bereikt. Ik zag licht in de verte. Maar ineens verschuift het pallet, ben ik wit en niet meer zwart. De legers verschuiven en hergroeperen. Wie ik was, ben ik niet meer.

Ik heb het verkeerd begrepen, het zit toch anders in elkaar. Iemand anders gaat er ineens over. De afspraak is hol en leeg. Een lijntje ontspint zich en ik word eraan vastgebonden. ‘Aan het eind van de week weet ik meer’, wordt: ‘volgende week hoop ik meer duidelijkheid te hebben’. Een belofte wordt een instituut met beleid dat met dezelfde messen snijdt en geen uitzonderingen kan maken.

Zo verschuift naïef in dom en bewondering voor degene die het spel wel snapt. Hij heeft dat gewiekst aangepakt, weet de mazen op te zoeken en er doorheen te kruipen. Slim heten zulke mensen, terwijl het in feite ratten zijn die de naïviteit van hun medemens opvreet. En alleen maar denkt aan zijn of haar eigen hachje: het eigen baantje.

Zeker als ik hoor dat gesprekken voor 55 procent uit lichaamstaal bestaat, een taal die ik niet begrijp. En nog eens 30 procent uit ‘hoe je het zegt’. Iets waarbij ik de nuance ook niet zo goed kan maken. Blijft er die 15 procent over, waar het eigenlijk om gaat. Zo verdwijnt naïviteit en wordt verruild in wantrouwen.

Het geloof in een eerlijke wereld is net zo naïef als het vertrouwen in een afspraak. Dom, dom, dom.

Dit is de 39e #WOT van 2013. #WOT (Write on Thursday) wordt wekelijks aangedragen door Irene.

26 september 2013

Yanomami en de yoppopijp

image

Redmond O’Hanlon bezoekt in Tussen Orinoco en Amazone het amazonegebied om de Yanomami tegen te komen. Het geweldadigste volk ter wereld. Blijf uit de buurt van de Yanomami, roept een soldaat hem nog toe als hij wegvaart uit de bewoonde wereld. Je weet dan als lezer dat dit eerder een aansporing is om het wel te doen, dan een waarschuwing om het niet te doen.

Hij heeft zijn zinnen gezet op een ontmoeting met de Yanomami. Het is voor Simon een reden de reis af te breken. Redmond komt vrij snel na het vertrek van zijn vriend de eerste indianen tegen. Gabriel is mee om contact te kunnen maken met de Yanomami die veel verder in de binnenlanden leven. Met deze indianen is het makkelijk contact te leggen. De ‘echte’ Yanomami zijn veel moeilijker te vinden en vooral: echt gevaarlijk.

Redmond krijgt wel via de yoppopijp het bruine poeder in zijn neusgat geblazen. Na zijn dosis kijkt hij urenlang naar de vrouw van de man die straks met hen meegaat. Op het punt hen allemaal te vermoorden, zonder dat hij het weet.

‘Jij hebt naar Jarivanaus vrouw zitten staren als een jongen die nog maar net zijn ballen heeft gekregen! Je hebt naar haar gekeken als een jongen die nog in zijn moeders hut woont!’

Het daagt Redmond uit verder te zoeken: ‘als dit geen echte Yanomami zijn, hoe zullen díe dan wel zijn?‘ Ze verlaten de rivier en gaan verder de rimboe in. Een deel van de begeleiders blijft achter. Ze zien het niet zitten om de indianen tegen te komen en vrezen voor hun leven. De tocht door het regenwoud beschrijft Redmond O’Hanlon prachtig in beeldrijke taal. Je ziet het voor je ogen gebeuren terwijl je leest.

Omstreeks het middaguur zag ik een troep kleine vogels die om ons heen vlogen, van tak naar tak en op de grond; en een stap of twee later liepen we over een massa middelgrote zwarte mieren, een chaotische, hyperactieve menigte insecten die alle kanten uit rende en zelfs twee, drie meter hoog in de stengels van varens, de stammen van bomen klommen – het was, nam ik aan, en van Henry Walter Bates’ soorten strijdmieren (hij heeft tien soorten gevonden, waarvan acht nieuwe); maar Jarivanau was te ver voor me uit om naar hem te schreeuwen en hem tegen te houden; na vijf minuten waren we de colonne gepasseerd, en ik stond alleen even stil om een paar buitengewoon dappere exemplaren van mijn broek te vegen. (559)

Een zin waar ik van geniet. Hij kan zo uit een negentiende-eeuws reisverslag komen zoals Wallace en Junghuhn die schreven. Het is een verhaal als een jongensboek waarbij de spanning en de opwinding van de reizigers heel goed overkomen op de lezer. Na deze zin komt de begeleider Jarivanau op het spoor van de Yanomami. Ze stuiten op een veelbelopen pad van ruim een meter breed.

Dan volgt de echte ontmoeting met de oorspronkelijke bewoners van het regenwoud. De dosis bruine poeder uit het flesje brengt Redmond in extase. Wat volgt is een diepzinnig visioen over de oorsprong van alles. Hij is toegelaten tot de indianenstam. Als hij ontwaakt uit de roes, blijkt dat hij uren heeft zitten kijken naar een berg.

Mijn ledematen waren stijf, mijn nek deed pijn, mijn zitvlak was gevoelloos; ik moet heel lang naar de Leaopuei hebben zitten staren.

De missie is volbracht. Redmond kan weer naar huis.

25 september 2013

Niet meer kunnen schrijven

image

Een vriendin vertelde laatst dat het niet meer lukte, het bloggen. Ik moest denken aan een fragment in de televisieserie van de reis met de Beagle, In het kielzog van Darwin. De schrijver Redmond O’Hanlon bezoekt in Indonesië een medium om contact te maken met zijn geliefde natuuronderzoeker Alfred Wallace. Ze hebben ‘een beetje pech’, het lukt het medium niet contact te maken. Omdat Wallace een westerling zou zijn.

Redmond O’Hanlon stelt aan het einde van de sessie nog een bijzondere vraag aan het medium. ‘Ik zou graag weer kunnen schrijven’, zegt de Britse reisverhalenschrijver. Al twee jaar krijgt de schrijver van internationale bestsellers geen letter meer op papier.

Het schrijven lukt gewoon niet meer en hij zou het graag willen. In een gesprek op het eiland Ternate licht Redmond O’Hanlon dat toe:

Ik kon het gewoon niet meer aan. […] En ’s nachts werken ging niet meer. Dat deed ik altijd. Ik kreeg nooit meer dat bijzondere gevoel dat je vergeet dat je achter je bureau zit, je volkomen gewichtsloos voelt met een pen die als vanzelf schrijft. En je bent zo geconcentreerd op wat je aan het schrijven bent, dat je uit een trance moet ontwaken als je je pen neerlegt. Een zalig gevoel.

Ik herken dat gevoel. Dat je helemaal opgaat in het schrijven. Dat tijd en ruimte niet meer zijn. Dat je helemaal verdwijnt. Het filosofisch stadium van zijn. Het voelt als een drugs, maar het is heel moeilijk op te roepen. Je moet in de juiste stemming zijn, genoeg rust in je tenen hebben en voldoende idee om lekker door te schrijven. De hoogtepunten van het scheppen noemt Redmond O’Hanlon het. De dieptepunten zijn voor iedereen afschuwelijk.

Soms is het gewoon gaan zitten en het proberen, maar als dat niet lukt, dan werkt dat heel frustrerend. Misschien is de enige remedie, het bezoeken van een medium. Maar of dat helpt? Redmond O’Hanlon heeft na het bezoek aan Ternate nog altijd geen boek geschreven. Wel maakte hij een prachtige televisieserie voor de VPRO: O’Hanlons helden. En hij hielp mee aan twee boeken, maar het is niet meer de reisboekenschrijver van weleer.

Naar het fragment op uitzendinggemist.nl (video start bij het fragment in nieuw venster)

24 september 2013

Simon Stockton

image

Simon Stockton is de reisgenoot van Redmond O’Hanlon bij zijn tocht door het Amazonegebied. Zijn metgezel van de reis naar Borneo zou nog niet met hem meegaan ‘naar High Wycombe.’ Daarom wijkt hij uit naar Simon Stockton, ‘een vriend uit de tijd dat ik voor in de twintig was.’

Simon werkt in een casino en is toe aan een verzetje. Maar in het oerwoud is het oersaai, probeert Redmond O’Hanlon nog. Charlie Brewer, de grote ontdekkingsreiziger en fotograaf van Venezuela, vindt Redmond O’Hanlon een volstrekte amateur als het gaat om het kiezen van zijn reisgenoten:

of een sadist. Ik mag Simon wel. Ik moet om hem lachen. Maar je had hem in Londen moeten laten. Biologisch gesproken, Redmond, is hij een gespecialiseerd dier. Hij is bestemd voor het leven in de stad, en nergens anders. Je speelt een heel gevaarlijk spel. Je speelt met het leven van mijn indianen.

Inderdaad speelt Redmond een gevaarlijk spel. Simon hoeft het eten van de jungle niet en eet alleen de blikjes spam. Zo verdwijnt het hele overlevingspakket aan eten. Simon verveelt zich in de jungle van de amazone. Hij leest onderweg in de kano de Russische klassieken, Misdaad en Straf en daarna de Gebroeders Karamazov.

Op een avond vertelt Redmond over de spulletjes die hij verzamelt voor zijn fetisjkamer, zoals de teen van zijn vriend Douglas die zelfmoord pleegde door zich te verbranden als een boeddhistische monnik. Met afgrijzen hoort Simon het verhaal aan. ‘Krankzinnige ellendeling dat je bent, míjn voet krijg je niet’, krijgt hij toegeworpen.

Hoe dieper ze het regenwoud binnendringen, hoe ellendiger Simon eruit gaat zien.

Soms had hij die zelfde afstandelijke, lege blik als ik het laatst gezien had in Douglas’ ogen, een paar weken voor zijn zelfmoord. En de laatste tijd was hij nóg meer overeenkomst gaan vertonen – hij bewoog zich óf heel gespannen en snel, stijf en ongecontroleerd, strak als een draad, óf onnatuurlijk ontspannen. ’s Avonds lag hij meestal in zijn hangmat, hij zei niets, bewoog zich niet, staarde omhoog tussen de bomen. (425-426)

Als de russische klassieker uit zijn en Simon voor de derde keer Conrads Heart of Darkness leest, heeft hij er genoeg van. Hij is net meegeweest naar een dorp om nieuwe voorraden te halen. Bij de terugkomst van de delegatie krijgen ze op drank getrakteerd. De tirade die Redmond daar krijgt, behoort tot het mooiste fragment:

‘Waarom zou ik blijven? Waarom moet ik mij de hele dag laten steken door mieren, wespen en horzels en bijen? Ik heb erover nagedacht. Ik ben tot een besluit gekomen. Het is niets dan regen en muskieten en almaar diezelfde klotebomen en eindeloze rivieren en weerzinwekkend eten en aldoor drijfnatte kleren.’

Op Redmonds reactie dat Simon dan de Yanomami niet zal zien en geen foto’s kan maken, reageert Simon prachtig:

‘Jij hebt totaal geen smaakpapillen. Jij vindt alles even prachtig. Jij zou een goed maal nog niet herkennen als ik het in je strot ramde. Je bent een vette bruut. Je bent zo gevoelig als een rinoceros. En bovendien ben je manisch. Je raakt opgewonden, elke keer dat je een nieuwe vogel ziet. Terwijl ik, eerlijk gezegd, Redmond, om het maar openlijk te zeggen, ik denk alleen maar, daar heb je weer zo’n stomme rotvogel.’

Jaren later bezoekt een team van de VPRO Simon om te vragen hoe Redmond is als hij reist. Verschrikkelijk zegt de croupier meer dan 25 jaar na de reis door de Amazone. Hij denkt alleen maar aan zichzelf en heeft nergens anders oog voor. Bovendien vreet hij alles wat hem wordt voorzet en zegt: ‘wat lekker’. Daarna leest hij – hoe ook anders – de mooiste passage voor uit Redmonds boek Tussen Orinoco en Amazone. En zegt dat het precies zo gebeurd is…

Naar het fragment op uitzendinggemist.nl (video start bij het fragment in nieuw venster)

23 september 2013

Vertellen van het leven

Het begint met een verhaal. Dat is er. Het is meer dan een kop en een staart. Een goed verhaal, een prachtig verhaal. Dan is er de performance: de kleren (wit), de schoenen, het zachtrode licht en het decor: letters van piepschuim, een whiteboard, twee klapstoeltjes. Het geluid versterkt door een doventolk en een schrijftolk.

Alles is er. Sommige dingen iets sterker dan het andere. Maar daarvoor is het een try-out. Geen haperingen in de tekst. De theatervoorstelling van mijn blogvriend Jacob Jan Voerman is ronduit prachtig. Met een try-out die voorbij goed gaat, ‘goed genoeg is niet goed genoeg’, raakt hij de kern van zijn voorstelling.

Ik ken hem van twitter. Medeblogger Jacob Jan Voerman. Hij gaat het theater in. Gisteren was in Utrecht de allereerste try-out. Ik was heel nieuwsgierig wat hij zou gaan vertellen. Natuurlijk ken ik een gedeelte van het verhaal al van zijn blog. Ik ken ook zijn schrijfstijl.

Zijn theatervoorstelling is als zijn blog, maar dan in het kwadraat. De blog is kort en vluchtig. De voorstelling gaat diep en is geduldig. Een mooi afgerond verhaal van top tot teen. Het is een verhaal over boeken die als troost en als leidraad dienen. De klassieken die volgens Jacob Jan erg belangrijk zijn. ‘Ik heb ze ook gelezen. Moby Dick.’ Een zucht. ‘Maar als een klassieker je meeneemt, neemt hij je een stuk verder mee.’

Zo’n klassieker is het verhaal van Jacob Jan Voerman. Hij nam mij mee en hij nam mij een stuk verder mee. De strijd om het personage te doorgronden. Het verhaal van Natka, een meisje dat de verteller tegenkomt als hij ontspoorde jongeren coacht. Hij legt het haar allemaal uit, de Roos van Leary en de diagonale lijnen die de Belg Curvelier erin maakte. Maar dat wil ze niet weten. Ze weet dat allemaal al. En de verteller verklapt het: niet zij leert van hem, maar de coach leert van zijn cliënt.

Gedurende het verhaal komen de helden van Jacob Jan Voerman voorbij: Ayn Rand, John Steinbeck, Fjodor Dostojevski en Tonke Dragt. De boeken van deze schrijvers leiden de verteller door het verhaal. En zo probeert hij te zoeken naar het antwoord. Hij probeert het personage te doorgronden. Zijn personage. En hij heeft macht, hij kan alles met het verhaal: ‘Ik ben de schrijver, de beweger. Ik kan mijn personage de tijd geven en het leven zelf wel met antwoorden laten komen. Maar dat wil ik niet.’

Jacob Jan Voerman zoekt, speurt, wikt en weegt. Hij staat op dat podium en worstelt. Die worsteling maak je intens mee als toeschouwer en luisteraar. De worsteling met het verhaal en met de personages. De strijd met feit en fictie. Waarheid en leugens. De strijd met de spiegel waar je doorheen probeert te kijken. Het is een verhaal geworden dat heel mooi is geworden.

Ik heb van de eerste try-out genoten. De mooie combinatie van theater, waarbij hij op prachtige wijze zijn personages vorm geeft met behulp van letters in piepschuim. Het maakte het verhaal compleet. Het verduidelijkt wie er spreekt. Net als de gebarentolk en de schrijftolk. Ze maken onderdeel uit van het verhaal, zonder het verhaal geweld aan te doen.

Ik kreeg een verhaal waarvan ik genoot. En natuurlijk kan ik best wel iets verzinnen met mijn kritische blik om het allemaal nog beter te maken. Op elke slak is nog wat zout te leggen. Ik zou dan vertellen: meer rust, nog langzamer spreken, nog meer letten op de tekst, het publiek de ruimte geven en het verhaal laten ademen.

Zeker, ik kan het allemaal zeggen, maar dat zijn kleine verbeteringen voor een verhaal. Hij weet het zelf ook. Maar zijn verhaal staat als een huis en het is een voorstelling waarvan ik alleen maar kan zeggen: ik heb genoten. Wat een mooi verhaal!

Update november 2021

8 jaar na de geboorte van Emma, stond ze er weer. Emma een vrouw die vertelt over haar transitie en vooral over haar boek Onder de radar.

22 september 2013

Kakofonie - #50books

image

Bibliotheken zijn over het algemeen doodstille ruimtes. Dat is erg misleidend, want de bibliotheek is een kakofonie van stemmen die hard door elkaar tetteren. De ene schreeuwt nog harder dan de andere. Achter elke rug schuilt een verhaal, vertelt door één of meerdere stemmen. Tussen de kaften krijsen de personages om het hardst.

Mijn bibliotheek is ook zo’n ruimte. De ene titel schreeuwt nog harder dan de andere dat hij gelezen wil worden. Of ik hem ooit zal lezen, ik weet het niet. Dat is afhankelijk van het juiste moment, de juiste hoeveelheid tijd en voldoende innerlijke rust. Er is genoeg. Misschien wel meer dan waar ik een mensenleven mee kan vullen.

Een groot gedeelte van mijn bibliotheek bestaat uit boeken die ik alvast gekocht heb voor een later moment. Een moment dat het beter uitkomt of dat ik er meer tijd voor heb. De rij boeken groeit gestaag, maar de voldoening die het geeft als je begint aan het boek. Dat genoegen is bijna niet te beschrijven.

Zo geniet ik elke keer als ik een ongelezen reisverhaal van Paul Theroux uit mijn kast trek. Op dit moment is dat Gelukkige eilanden. Het boek van 675 pagina’s vraagt aardig wat leestijd, maar daar krijg je wel veel plezier voor terug. Heerlijk lezen aan het boek dat al enige tijd in mijn boekenkast ligt.

Datzelfde verlangen maakt ook begeerlijk. Het gebeurt in die verleiding vrij snel dat je een boek koopt waarvan de kans best groot is dat je het later niet meer zal lezen. Mijn boekenkast bevat zeker ook van dit soort boeken.

Soms grijpt mij de angst aan dat ik meer boeken heb dan ik ooit van mijn leven zou kunnen lezen. Waar te beginnen? Wat zou ik allemaal missen? Al die stemmen die verhalen vertellen en om het hardst schreeuwen. Op zulke dagen verlaat ik mijn bibliotheek meteen.

Andere keren ga ik op de grond liggen en kijk omhoog naar al die boeken die op mij wachten gelezen te worden. Ik streel de ruggen, pak soms een exemplaar uit de kast en sla het open. Dan lees ik een klein stukje. Verlekkerd. Met volle teugen geniet ik dan. Dit mag ik straks allemaal nog lezen…

Dit is het antwoord op vraag 37 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.

21 september 2013

Vastgoedwolven

image

Het begon met de herprofilering van de straat, in de loop van de jaren is de straat al aardig wat opengebroken. Daarna werd het braakliggende terrein opgebroken. De moestuintjes en de tennisbaan werden opgeruimd. Een bord stond naast het paadje dat hij de laatste drie jaar nam. ‘Voetpad niet meer beschikbaar in verband met werkzaamheden’, stond erop.

Hij nam het pad uit gewoonte en als afscheid. Graafmachines omhelsden het terrein. De grijparmen trokken het groen uit het land. Een grote bulldozer egaliseerde de grond die kaal tevoorschijn kwam. Het tegelpad lag opgebroken aan weerszijden van een zandbult. Alleen het afgeplatte zand verried waar het pad gelegen had. Hij voelde zijn voeten wegzakken in het zand. Achter hem trok een spoor en veranderde het afgeplatte zand in rul zand.

image

Een ander bord vertelde dat er woningen zouden komen op dit stuk braakliggend terrein. Een paar jaar geleden hadden investeerders afgezien van bebouwing. De grond bleef ongebruikt achter. Een paar mensen mochten ideeën aandragen om de grond zolang te gebruiken. Zo verrees er een tennisbaan en volkstuintjes op het terrein. Een insectenhotel en vogelverschrikker waren het enige dat er op het terrein boven het maaiveld uitkwam.

De eerste keer dat hij hier liep langs dit braakliggende terrein was in 2010. Hij was te voet op weg naar Amstelveen voor een interview. En genoot van de lichtval op deze morgen. De herfst die aanving en de ochtendzon die zo mooi de bladeren van onderaf geel maakte. Op het braakliggende bouwterrein groeide de maïs hoog. En hij vroeg zich af waarom hij hier op het duurste stukje grond van Nederland een maïsveld aantrof.

image

Daarna werd het een mooi plekje groen te midden van de geldwolven. De hazen liepen ’s morgens vroeg over het veld. De ochtendnevel vermengde zich met het groen en maakte dat de hoge vastgoedgebouwen van de achtergrond oplosten in de wolken. Zo maakte het geld plaats voor het groen en genoot hij van de rust die de crisis met zich meebracht.

Nu keerde de activiteit terug. De natuur moest eraan geloven. Hier komen huizen. Een vastgoedontwikkelaar zag er weer genoeg geld in om hier een toekomst met grote winsten te zien. Straks zouden de heimachines komen en de grond klaarmaken voor het gegoten beton. De crisis en de natuur waren overwonnen. En hij zag hoe de haas het hazepad koos. Liep zelf nog een keer over dat pad langs die moestuintjes.

Het zou niet lang meer duren of hij zou hier ook niet meer lopen. Om het vergezicht dat bedorven werd niet te zien aftakelen.

image

20 september 2013

Slim liegen – #WOT

image

Computers zijn slim. Computers weten het allemaal. Als zij iets zeggen, is er geen speld tussen te krijgen. Ik liep laatst meer dan een uur vertraging op met mijn trein. In plaats van acht uur, stapte ik een eindje na negenen het kantoor binnen. Mijn trein had vertraging. Sterker hij reed langs een heel andere route en kwam een station verder uit dan waar ik eruit moest.

Ik zat in de trein naar Amsterdam Zuid en ineens reed hij in de richting van Amsterdam Centraal. We reden een andere route, vertelde een stem uit de luidspreker. Vanwege ‘uitgelopen werkzaamheden’. Het systeem op de website van NS vertelde ‘wisselstoring’. Reizigers voor Amsterdam Zuid moesten in Schiphol maar een trein terug nemen. Er reden nauwelijks treinen tussen Weesp en Schiphol.

Ik wilde een trein terug nemen, zoals de omroepers in de trein aangaven. De trein zat zo vol met mensen dat ik de volgende moest nemen. Zo belandde ik meer dan een uur te laat toch op plaats van bestemming. Ik nam gelijk een formulier ‘geld terug bij vertraging’ mee en vulde alles keurig – en naar waarheid – in.

Gisteren viel de brief op de deurmat en daarin staat:

Uit onze gegevens blijkt dat de opgelopen vertraging minder dan 30 minuten bedroeg. Helaas kunnen wij daarom niet aan uw verzoek voldoen.

Je kunt ook zeggen: ‘je liegt’. Dan zeg ik terug: ik lieg niet, maar dat helpt niet. Onderaan het omslachtige formulier – het lukt mij niet het formulier digitaal te krijgen, wat ik ook doe – staat dat ik alles naar waarheid invul. Geen haar op mijn hoofd die eraan denkt te liegen.

Rob Sluijsmans – operationeel manager klantenservice – heeft de NS-brief ondertekend. Hij verklaart niet naar waarheid te antwoorden met een vinkje in zijn tekst. De strekking van zijn brief is wel dat ik lieg en zijn gegevens slim genoeg zijn om die leugen te achterhalen.

Hun gegevens zijn het systeem en het systeem klopt. Het systeem is een computer en de tijden die daarin staan, zijn juist. Een reiziger die ruim een uur later op zijn werk arriveert, staat niet in het systeem. Maar computers zijn slim. Deze reiziger is een domme man die zeurt over een uur vertraging. De leugenaar.

19 september 2013

Tussen Orinoco en Amazone

image

Twee jaar na de barre tocht door het oerwoud van Borneo, volgt Redmond O’Hanlon zijn voorbeeld Wallace opnieuw. De tweede junglereis Tussen Orinoco en Amazone bezoekt hij Venezuela en betreedt het Amazonegebied. Hij gaat op zoek naar de Yanomami-indianen. Het geweldadigste volk ter wereld.

Redmond O’Hanlon reist met zijn oude schoolvriend Simon Stockton. Bij de expeditie door het regenwoud sluit de Colombiaanse ecoloog Juan Saldarriaga aan. Daarnaast formeren ze een groep begeleiders en trekken de jungle binnen waar Redmon O’Hanlons voorbeelden Wallace, Von Humboldt, Edwards, Bates en Spruce hem voorgingen.

Net als Naar het hart van Borneo leest dit tweede jungleboek van Redmond O’Hanlon als een jongensboek. Het oerwoud is een groot avontuur. Gedreven door het vinden van de Yanomami, vangen ze zelfs een tapir. Ze voeden zich met alles wat ze onderweg tegenkomen. Alleen Simon eet de rijst en spam voor noodgevallen.

Ze raken verdwaald midden in de bossen. De paniek slaat toe bij Simon want het noodransoen is bijna op. Ze lopen rondjes en het begint te regenen. Redmond ziet overal sporen van bijlen. Hij vraagt wie dat gdaan heeft. Simon wordt furieus: ‘Wie dat gedaan heeft?’ zei Simon met gemoorde snik. ‘Wie dat gedaan heeft? Idioot dat je bent, wij hebben dat gedaan. Wij hebben dat gedaan.’

De ergernis neemt toe. Als de bediende Galvis de tomatenketchup niet haalt, wordt Simon nog woester. Het is de achtste dag en hij heeft recht op tomatenketchup.

Ze vangen een kaaiman en zitten dagen achtereen in de gietende regen. Juan zoekt naar een uitweg, maar ze komen er niet uit. Ze lopen en varen dezelfde weg terug met de belofte dat ze straks ergens anders heen zullen gaan. Naar de Chori’s in het binnenland.

Juan licht het toe: ‘ze noemen hen Chori’s, wat “vriend” betekent in de taal van de Yanomami, omdat iedereen bang is van de Yanomami. Het zijn naakte mensen. Heel gevaarlijk.

De gevangen tapir brengt misschien genoeg voedsel voor de rest, maar Simon weigert. Hij hoeft dat eten niet. Redmond O’Hanlon heeft geen smaak. Je kunt hem alles voorzetten en hij vindt het allemaal lekker stelt hij.

De tapirvangst laat een mooi bijproduct achter bij Redmond:

In de koude dageraad had de geheime nachtmerrie eindelijk toegeslagen: mijn penis was groen geworden. Het voelde aan als een hangende tros druiven. Gezwollen tapirteken, zo groot als het topje van een duim, zaten overal. Kalm blijven, zei ik hardop tegen mezelf; en toen viel ik ze aan, ik trok ze eruit, liet ze op de grond vallen, verpletterde ze onder mijn laars, terwijl ik jankte van de pijn. Ze zaten in mijn hele kruis en boven aan mijn dijen; overal lekten stroompjes bloed.

Volgens Chimo is dat de plek waar de teken gaan zitten. ‘Daar woonden ze. Dat was de enige plek waarmee eem tapir niet langs een boom schuurde.’ (444) De rondbuikige begeleider moet erom lachen terwijl hij van zijn ontbijt van vlees en maniok geniet.

Ze vinden weer de bewoonde wereld en de wetenschapper Juan besluit terug te gaan naar de bewoonde wereld om een nieuwe voorraad te halen. Simon gaat met hem mee. Onderwijl maakt Redmond mooie tochten met de begeleiders. Hij doorleeft de jungle als een echte negentiende eeuwse ontdekkingsreiziger.

Je leest in de beschrijvingen, de beschrijvingen van de natuur zoals de groten schreven. Ik hoor de stem van Wallace spreken in de tekst van Redmond O’Hanlon. Alle moderne hulpmiddelen ten spijt, het gevaar loert overal in de jungle.

18 september 2013

Waxinelichthoudergooier

Het was het jaar van de waxinelichthoudergooier. Ik werkte in Den Haag bij de postbus. In een indrukwekkend pand aan het Buitenhof, de Vijverhof of het Noyelleshuis uit 1680. In de grote zaal aan de voorzijde werkte ik met een mooi uitzicht op de Hofvijver en daarmee met het politiek rumoer in die tijd.

Op Prinsjesdag werd de route afgezet op het moment dat ik langs de Hofvijver liep. Ik zag mensen in lantaarnpalen hangen en politie-agenten bewaakten belangrijke punten, de doorgaande gaten in de dranghekken. Zo slalomde ik naar mijn werk, waar ik om 8 uur op mijn plekje zat. Zoals altijd was ik de eerste, opende de ramen om te luchten en hoorde hoe de parkieten van de Hofvijver ontwaakten.

Tegen de middag kwam het rumoer. Een onafgebroken stroom mensen liep langs het gebouw in alle mogelijke tinten oranje. Er kwam een hele vertoning met paarden. De koets reed achterom via de Lange Voorhout en Korte Vijverberg naar de Ridderzaal. Gedurende het uitspreken van de troonrede stond de politie te paard als een hoefijzer rond Binnenhof en Hofvijver geformeerd. Soms steigerde een paard, de ruiter kreeg het dier nauwelijks in bedwang. De beesten trappelden van ongeduld op de afdekplaten die op de tramrails waren gelegd.

Het duurde en duurde maar. Ze stonden zo een klein uurtje. Alles kwam weer in beweging. De rijen paarden trokken netjes in het gelid weg. Als een paard steigerde hield de ruiter hem netjes in bedwang. Ik verbaasde mij erover dat het allemaal goed ging. Zoveel onzekerheidsfactoren pasten niet in het beeld dat ik van zo’n georganiseerde vertoning had.

Ik ving een glimp op van de Gouden koets. Daar ergens moet ook de waxinelichthouder zjin gegooid in de richting van de koets. Een jaar na de dramatische aanslag in Apeldoorn, moest de dader het met een lange gevangenisstraf doen. Hij zou tot de groep van nog geen vijftig mensen in Nederland die iets geks kunnen doen. De dader van Apeldoorn paste ook in dat profiel. Ik zag of hoorde niks op dat moment. Pas later die dag kwam het verhaal met het lange woord aan het licht: waxinelichthoudergooier.

Als de Gouden koets dan langskomt op de Derde dinsdag van september, denk ik even terug aan de dag dat ik Prinsjesdag zo nabij meemaakte. Of ik wilde of niet, het was er gewoon en het was leuk om mee te maken. Nog voor de mensenmassa achter met paard en wagen verdwenen was, stond de veegwagen klaar om de rommel op te vegen.

Die dag maakte ik een fotocollage van alle fotografen langs de route. Voor delaatstemeter schreef ik een blogje over de veiligheid, zonder bewust te zijn van het waxinelichthouderincident.

17 september 2013

De nagel achter het behang

image

In een vakantie alleen in het huis van mijn ouders bekeek ik eens de film Dokter Pulder zaait papavers. Een verhaal over een dokter in een ingeslapen stadje die bezoek krijgt van een oude studiegenoot. Deze bekende neuroloog prijst hem de hemel in. Onderwijl vertelt Pulder over zijn praktijk en laat de apotheek zien, compleet met geheime sluiting. Ze drinken er flink op los en de neuroloog blijft slapen. Als Pulder de volgende morgen wakker wordt, is de neuroloog verdwenen en zijn apotheek leeggeroofd.

De neuroloog blijkt al jaren drugsverslaafd te zijn. Daarna raakt de huisarts geïntrigeerd door de neuroloog. Als zijn oude studiegenoot sterft aan een overdosis, zoekt hij contact met zijn minnares. Langzaam zakt de huisarts van het ingeslapen stadje weg in het verval. Hij verwaarloosd zijn praktijk en wordt meegenomen in de drank.

Ik heb de film van Bert Haanstra nooit meer gezien. Hij staat nog ergens op een videoband en ik zag dat hij laatst op nostalgienet draaide. Wel intrigeerde mij het verhaal. Ik wilde eens het boek lezen waarop de film geïnspireerd is: De nagel achter het behang van Anton Koolhaas. Ik kon het boek moeilijk vinden, ook omdat ik de titel steeds vergat, maar uiteindelijk vond ik het in de kringloop van Weesp.

De novelle van Anton Koolhaas leest als een trein. Al telt het boek 146 bladzijden, de grote letters en brede bladspiegel maken het boek tot een novelle. Het begin van deze novelle opent hetzelfde als de film en volgt hier de film naadloos. Wel bevat het – in mijn ogen – een hinderlijke perspectiefwisseling. Dat is op het moment dat Hans van Inge Liedaerd de morfine uit het medicijnkastje steelt.

Het boek laat veel minder de verloedering toe in het leven van de huisarts Kees Pulder. De film slaat hier helemaal in door. Zo komt bij Koolhaas geen papaver in het verhaal voor. Dat legendarische waarmee de film begint en eindigt, maakt de film tot een ander verhaal. In de film is veel meer oog voor het dramatische, net als voor de ontwikkeling van het verhaal.

De ontwikkeling van de karakters verschuift in de film wat meer naar de achtergrond. Van een grote inkeer in de hoofdpersoon is in de film veel minder sprake. In de film wordt hij veel meer meegenomen in het verval van Mies, de ex-minnares van de neuroloog die aan drank verslaafd is. Het boek bevat een veel oppervlakkiger relatie tussen Mies en de huisarts.

De novelle benadrukt veel sterker een andere verhaallijn, die van de zoon van de huisarts en de dochter van de neuroloog. Zij gaan een relatie aan op basis van de muis Isidoor. Dat verwijst naar het gekrabbel van de muizennageltjes achter het behang. Die lijn zit al in het begin van het boek als de huisarts boven in zijn kamer ligt en de neuroloog in de logeerkamer beneden. Het gekrabbel van de muis verbindt hen.

Die verhaallijnen lopen parallel en kruisen elkaar af en toe. De dokter verliest in de novelle niet zichzelf. Daar is het verhaal misschien te kort voor. Tegelijkertijd ligt het accent van het boek op een ander vlak. De nagel die achter het behang krast, staat symbool voor de dood en het verval. Juist die bewustwording onderscheidt de dokter Pulder van Anton Koolhaas met de dokter Pulder van Bert Haanstra.

Voor mijn gevoel slaat de film beter aan dan het boek. Het verhaal komt tot ongeveer de helft overeen. Dan kiezen beide verhalen een andere richting. De film kiest richting van het verval en het boek verschuift het verhaal naar twee nieuwe personages. In mijn ogen teveel een zwaktebod en daarmee oogst de film meer lof voor het verhaal. Een vreemde gewaarwording hoe een scenario kan helpen het verhaal juist te versterken. Terwijl de meeste lezers het boek verkiezen boven de film.

16 september 2013

Vergeten schroefjes

image

Ik loop op het perron naar voren, zo kan ik een plekje voorin de trein bemachtigen. De ervaring van de volle treinen de laatste tijd, leert dat voorin de trein de meeste kans op een stoel is. Terwijl ik zo loop over het perron voel ik aan mijn rugzak. Onderin zitten vreemde, klein voorwerpen. Ze voelen hard aan, maar ik kan de vorm niet plaatsen.

Als ik in de trein zit, ga ik op onderzoek uit. Het kan onmogelijk mijn laptop zijn. En daaronder gaan niet zo snel kleine dingen zitten. Het zouden broodkruimels kunnen zijn of iets anders, maar dat kan ik onmogelijk definiëren.

Ik hijs het laptopje omhoog en voel onderin het vakje. Leeg. Daarom besluit ik het grote vak maar eens te proberen. Ik wroet mijn vingers naar beneden, langs boeken, schriften en losse blaadjes. Een formulier ‘Geld terug bij vertraging’. Nog verder drukken mijn vingers door de smalle ruimte in de rugzak.

Hebbes. Het voelt nog gekker dan net. Ik weet helemaal niet meer wat ik in mijn hand heb. Ik hengel een oud broodzakje omhoog. In het zakje zitten metalen schroefjes. Dan weet ik het weer. Een paar maanden terug vond ik voor het hoge witte gebouw van de RBS-bank in Amsterdam Zuid allemaal nieuwe schroefjes.

Aangezien ik in de dagen ervoor een kluswagen had zien staan, vermoedde ik dat de schroefjes uit een bak zijn gevallen. De klusser was blijkbaar te lui om ze allemaal op te rapen. De eerste dag liep ik er vrij achteloos langs, maar een dag later verbaasde ik mij over de grote hoeveelheid schroefjes in verschillende maten. Als niemand ze meenam, dan moest ik ze toch wel oprapen.

Geen idee waar ik ze voor nodig had, maar ik begon te rapen. Al dat kostbare metaal kon wel ergens bij mij thuis gebruikt worden. Ik werd steeds enthousiaster en had al een hand vol met die schroefjes. Om mij heen verzamelden zich allemaal forensen die enthousiast meehielpen met het oprapen van de schroefjes. In plaats van ze zelf te houden, gaven ze de schroefjes allemaal keurig aan mij.

Met moeite wist ik mij uit mijn eigen activiteit te ontworstelen en sloeg de nieuwe schroefjes die ik van omstanders kreeg af. Met een lichte gêne want ik vond de hulp die ze boden zo verschrikkelijk lief. De schroefjes verdwenen in mijn kontzak en ik liep snel verder naar mijn werk.

Nadat ik mijn lunch had opgegeten, vond ik de schroefjes toch wel prikken in mijn achterste. Ik haalde ze eruit en deed ze in het lege boterhamzakje. Het zakje verdween in mijn tas, voor thuis. Dan kon ik ze later wel in de voorraadkist met schroefjes leggen. Deze is ook weleens omgevallen, maar toen heb ik alle schroefjes opgezocht tussen het zaagsel en andere viezigheid.

Maar ik kwam thuis en vergat de schroefjes helemaal. Tot vandaag.

15 september 2013

Lopen en fietsen in boeken - #50books

image

Ik ben niet zo’n sporter. De combinatie van sport met een bewegingsloze activiteit als lezen is voor mij bijna onmogelijk. Een boek als de Renner van Tim Krabbé laat mij koud. Net als de Mont Ventoux van Bert Wagendorp waarmee lezers op dit moment wegrennen.

Geef mij maar de combinatie van het wandelen met de natuur. Zoals in het Natuurdagboek van Nescio. In dit boek maakt hij prachtige wandelingen tussen Amsterdam, Naarden, Hilversum, Breukelen en Vinkeveen. Ook pakt hij hier regelmatig de fiets. De activiteit van het wandelen of fietsen staat hier niet voorop. Meer de natuur die hij onderweg ziet.

Het staat gelijk met het peddelen dat Paul Theroux in zijn Gelukkige eilanden doet tussen de eilanden in de Stille Oceaan, het wandelen van Jan Blokker jr. op zijn voettocht naar Rome of het fietsen van Ilja Leonard Pfeiffer op zijn fietsrit naar Rome.

De laatste is niet-sportief en rijdt op een in de haast gekochte tweedehands racefiets. Sporten in de meest ultieme vorm: onvoorbereid en op een stukkende fiets. Het reisdoel is belangrijker dan de manier waarop hij er komt. Tegelijkertijd geniet ik van de ontberingen en de overwinningen.

14 september 2013

Eenzaam

image

Het tweede boek in de Eilandenreeks Eenzaam is een heel ander boek dan het eerste Eilanden. In Eenzaam schrijft Boudewijn Büch over de eilanden waar hij wel geweest is. Ook worden de eilanden niet afzonderlijk besproken, maar opgenomen in thematische essay’s.

Interessante onderwerpen waarbij hij gelukkig vaak ook andere dingen bespreekt. Zoals het essay over vuurtorens waar Boudewijn Büch veel schrijft over de ander passie van hem: pharofilie. Hij noemt zich naast een nesofiel (eilandenliefhebber), ook een pharofiel (vuurtorenliefhebber). In Eenzaam beschrijft hij in een hoofdstuk zijn hunkering naar vuurtorens. De liefde voor vuurtorens brengt hem op eenzame plekken, vaak een eiland, waar meestal niemand meer woont.

Vuurtorens, afgelegen streken en eilanden – zij leiden een eenzaam, betwist en absurd bestaan in de geschiedenis van de aardbol. Een wereld waarvan ik steeds vaker droom dat ik haar gefantaseerd heb. (223)

Het zijn de verhalen die dit boek tot een interessant boek maken. Ik geniet ervan. Ook al weet ik dat je het met een flinke korrel zout moet nemen. Zou Boudewijn Büch werkelijk op 21 november 1979 in de DC-10 met Zuidpoolnieuwsgierigen hebben gevlogen? Een vlucht later zou het vliegtuig neerstorten en nooit meer vanaf Nieuw-Zeeland over de Zuidpool en de Mt Erebus vliegen. Hij zet het heel dramatisch aan, maar heel veel details vertelt hij niet. De informatie die hij beschrijft komt voornamelijk uit de boeken over de ramp met het vliegtoestel waarvan hij er vijf noemt.

Als je niet gefixeerd bent op de waarheid, is het boek heel interessant om te lezen. Zoals het hoofdstuk over de Chileense expansie en de beelden op Paaseiland. Het levert interessante opmerkingen en belevenissen op. Over de dictator Augusto Pinochet Ugarto die steevast als misdadiger wordt afgeschilderd tegenover de vermoorde Allende:

De heldenvisie op Salvador Allende Gossens is, naar mijn diepste overtuiging, een Europees-Noordamerikaanse constructie. Het presidentschap van Allende Gossens moet bijna twintig jaar na zijn dood als een absolute mislukking worden beschouwd. Daarentegen was het regime van Pinochet Ugarte economische gezien een succes.

De daden van Pinochet keurt Boudewijn Büch wel af, maar ‘de linkse decacentie van Allende Gossens moest het land in 1973 bijna noodzakelijkerwijs in de handen drijven van beroepsmilitairen, een beroepsgroep waar heel Zuid- en Midden-Amerika al sedert eeuwen door vergitigd wordt.’ Daarna merkt hij op dat Pinochet Ugarte een wreedaardige dictator was, ‘maar bij lange na niet de enige Chileense slechterik, zoals we in Europa denken.’

Het zijn interessante constateringen die met eilanden weinig van doen hebben, maar ze helpen wel mee het verhaal over de Chileense expansiedrift te begrijpen. Zoals de verovering van Paaseiland die mede dankzij de Amerikanen tot een redelijk toegankelijke plek op aarde werd. Ze laten er hun vliegtuigen USA-Australië landen voor een tussenstop. De passagiers krijgen in de twee uur dat het vliegtuig stilstaat een snelle rondleiding naar de dichtstbijzijnde beelden.

Natuurlijk zijn het details, want Boudewijn Büch schrijft veel bevlogener of Roggeveen die er als eerste lande. Of over het eiland van Robinson Crusoe. De romanfiguur die elke eilandliefhebber heeft getriggerd: helemaal alleen op een onbewoond eiland. Het is het verhaal van Selkirk, ‘natuurlijk wél een ordinaire zeerover’, die zich vrijwillig laat afzetten bij één van de Juan Fernández-eilanden.

Ruim vijf jaar verblijft hij op het eiland en laat zich uiteindelijk meenemen door een Britse piratenvloot. Selkirk vormt voor de schrijver Defoe de inspiratiebron voor zijn roman Robinson Crusoe. In 1966 geeft de Chileense regering twee eilanden van de Juan Fernández-eilanden in de Stille Oceaan de namen: Isla Alejandro Selkirk en Isla Robinson Crusoe. De namen van de feitelijke en fictieve eilandbewoners van de onbewoonde eilandjes in de Stille Oceaan.

Deze weetjes en alle informatie die Boudewijn Büch verzamelt en uitvoerig vermeldt – zeer selectief en niet altijd even volledig – maken het boek tot een aangenaam werk. De eindeloze reeks publicaties die hij opsomt maakt het niet altijd even toegankelijk. Het dient vooral ook om de belezenheid én het boekenbezit van de schrijver goed tentoon te spreiden. Of zoals hij zelf schrijft in een kleine, maar eigenlijk heel grote opmerking in het nawoord bij de tweede druk van dit tweede deel uit de eilandreeks:

Nog een kleine opmerking tot slot. Alle in Eenzaam genoemde boeken, tijdschriften, stencils, knipsels et cetera bezit ik zelf; ze maken deel uit van mijn Bibliotheca Didina Et Pinguina (Amsterdam). Indien ik een publicatie niet noem of ken, ligt dat eenvoudig aan het feit dat ik haar niet bezit. Meestal vindt dat zijn oorzaak in mijn onmacht om een bepaald drukwerk te bemachtigen of te traceren. Dat ik zelden of nooit gebruik maak van geleende geschriften of (openbare) bibliotheken komt omdat ik het tijdelijk bezit van een boek niet verdragen kan. (262)

Daarbij vindt hij dat het openbaar Nederlands boekenbezit nauwelijks iets heeft dat het hart van de eilandenliefhebber sneller doet kloppen. Dat doet het boek van Boudewijn Büch zeker wel, het vertelt van een passie waarover nooit genoeg geschreven is.

13 september 2013

Fier – #WOT

image

In van die grote velden staan de zonnebloemen allemaal fier overeind. In mijn moestuin hangen ze half voorover. De bloem heeft ze helemaal uit balans gebracht zodat ze nu hangen in de schutting. De bloemen mooi vol en geel. Maar de steel helt vervaarlijk naar voren.

image

Ik had er een aanleunstokje naast kunnen zetten. Geen zin in, vergeten. Ik weet het niet meer. Maar de groei zette mooi door. Ze hellen dan wel iets naar voren, maar de bloem is niet minder mooi. Op eigen kracht hebben ze een weg gevonden.

image

En dat is wat fier is. Op eigen kracht je kracht vinden, zonder hulp en vol overtuiging. De bloemen staan mooi. Helaas iets teveel uit zicht voor ons, maar ze zijn de overtuigende bekroning van de oogst uit onze eerste moestuin.

image

12 september 2013

Cheung

image

Het instappen of uitstappen van een Chinese trein lijkt nog het meest op een brandweeroefening, stelt Paul Theroux in China, per trein. Het is elke keer weer spannend wie er plaats neemt in de coupé. Reserveren kan niet in de Chinese trein, daarom stormen alle reizigers zo snel mogelijk een coupé binnen en eisen hun ruimte op. Als ze een couchette of vrije zitplek vinden, betalen ze de toeslag op hun kaartje.

In de trein van Xian naar Chengdu vindt Paul Theroux een plekje bij het raam op de hoek en met een tafeltje. Dat kan een man die later binnenkomt niet uitstaan. Hij is van de Rode Garde en vindt dat hij recht heeft op die plek. Maar Paul Theroux houdt vast aan zijn plek. Iets dat de Rode Gardist niet kan uitstaan.

Vlak na Paul Theroux is een man uit Hongkong ingestapt. Hier begint een mooi verhaal over een man die worstelt met zijn identiteit:

Hij zag er heel ziek uit. Hij was buiten adem, hij peuterde onhandig aan riemen en ritsen. Hij rinkelde met een sleutelbos die aan een ketting van zijn leren broek hing. Zijn sportschoenen stonken. Hij zei aldoor sorry, zowel in het Mandarijn als in het Engels. Zijn ogen waren smalle wonden.
‘Ik heb gisteravond te veel gedronken.’
Hij liet zijn koffers opeens staan en rende de coupé uit. Toen hij terugkwam, schraapte hij zijn keel en zei: ‘Ik heb gekotst in het toilet.’ (237-238)

De volgende dag is de man uit Hongkong wat spraakzamer. Hij heet Cheung en is precies even oud als Paul Theroux. Ze zijn op dezelfde dag jarig, ontdekt hij als hij zijn paspoort te zien krijgt om zijn naam goed te kunnen schrijven.

Hij was getrouwd, hij had drie kinderen. Hij was taxichauffeur in Kowloon en was naar China gekomen om dezelfde sentimentele redenen als zo veel Chinezen uit het buitenland. En ook om praktische redenen: de kortingen, de krijgertjes, de broederlijke goodwill, het gemak van het treffen van regelingen als een Buitenlandse Landgenoot, en al die andere voordelen die samen etnische nepotisme heetten. In Xian had hij een paar Chinese taxichauffeurs ontmoet, en die hadden zoveel bier voor hem gekocht dat hij dronken was geworden. (242-243)

Ze praten over de mogelijkheid dat Hongkong tien jaar later bij China zal horen na de overdracht van Engeland in 1998. Cheung is niet blij met het vooruitzicht. Het zal betekenen dat hij erop achteruit zal gaan. Hij wil naar de Verenigde Staten om een Chinees restaurant als kok te werken in Chinatown. Paul Theroux probeert hem te vragen wie de president is Amerika. Nixon, denkt Cheung. Maar Nixon is al twaalf jaar geen president meer. Cheung is de vragen zat en pakt bij aankomst in Chengdu zijn koffers en haast zich de trein uit.

Paul Theroux bezoekt de stad Chengdu uitgebreid, achtervolgd door de regeringsfunctionaris meneer Fang. Zo loopt hij een paar dagen later door het Volkspark van de stad en mijmert over de confrontatie tussen Oost en West. Zoals de Chinese reziger Liang Ch’i-ch’au die in 1919 Europa bezoekt en schrijft dat we misschien meer moeten lachen om de mensen die ‘dronken zijn van de westerse manieren en alles in China als waardeloos beschouwen’.

In het park treffen ze een dronken man. Hij zit met met de rug naar hen toe aan een tafeltje en probeert een Chinees lied te zingen. ‘De man verkeerde in het laatste stadium van Chinese dronkenschap: zijn gezicht was rood, hij zong en kwijlde. Nog één flesje bier, en zijn ogen zouden opzwellen, hij zou naar adem snakken en al gauw bewusteloos raken.’

Het is de schuld van de Culturele Revolutie, vindt meneer Fang. De dronken Chinees is alle discipline kwijtgeraakt en kent geen trots, stelt de regeringsfunctionaris.

Toen stond de man op, nog steeds zingend, en hij wankelde licht. Hij keerde zich naar opzij. Hij zag mij niet, maar ik hem wel. Het was Cheung, de taxichauffeur uit Kowloon. (250)

Verder lezen over China, per trein

Dit is de vijfde en laatste blog van een serie blogs over het boek China, per trein van Paul Theroux. Lees ook de andere blogs:

11 september 2013

Reuzenstap

image

Medeblogger Jacob Jan Voerman maakt een reuzenstap in zijn leven. Hij gaat het theater in. Wat begon met een experiment is een verandering geworden. Goed is niet goed genoeg. Hij wil voorbij goed, zegt hij. Een paar weken terug zag ik de prachtige video die Henk-Jan Winkeldermaat van hem maakte over keuzes maken. Het verstilde beeld, de rust, maar vooral de kwetsbaarheid trof me. Ik bestelde gelijk twee kaartjes voor zijn allereerste voorstelling in Utrecht. Wat een prachtige man is deze vriend die ik alleen maar ken uit een digitale werkelijkheid.

Jacob Jan Voerman keuzes from punkmedia on Vimeo.

Ik heb heel veel waardering voor hem. Wat mij zo trof in zijn video dat hij alle risico’s durft te nemen voor deze reuzenstap. Hij heeft zijn werk opgezegd en geld ingepompt. Maar hij volgt zijn hart en zijn droom. De verhalen die door zijn hoofd en op zijn blog klinken, spreekt hij straks in het theater uit. Het belooft een prachtige avond te worden. Dat weet ik zeker. De kans dat het mislukt, dat hij op zijn bek gaat. Dat het publiek anders reageert. Hij durft dat te nemen. Hij gaat de confrontatie aan met zijn publiek en vooral met zichzelf.

Want hoe reageert het publiek? Theater bestaat uit de voorstelling en de speler(s). En natuurlijk alles er omheen: geluid en licht, en bij Jacob Jan is er ook nog een doventolk en ondertitelaar. Maar de derde en in mijn eigen ogen belangrijkste poot is het publiek. Net als dat het boek bestaat bij de gratie van de lezer, zorgt het publiek voor het bestaan van de voorstelling. Een organist noemde improviseren eens de interactie tussen speler en publiek. Het publiek stuurt de voorstelling.

De reactie van het publiek is een vak apart. Je kunt misschien als theater- en grappenmaker verwachten dat ze op een bepaald moment lachen, maar dan doen ze dat juist niet. Of ze lachen op een moment waar jij het totaal niet verwacht. Allemaal onvoorzienigheid die Jacob Jan nog te wachten staat en die de voorstelling extra spannend maakt. En daar ben ik straks bij. Bij de allereerste voorstelling.

Een try-out, zou een gevestigd artiest zeggen. Voor mij als toeschouwer draait het om het verhaal van goed is niet goed genoeg. Ik ben verschrikkelijk nieuwsgierig. En ik zal reageren, in een poging dat moment van ‘voorbij goed genoeg’ te helpen naderen. Zodat de voet bij deze reuzenstap mooier dan mooi landt.

 

Koop ook een kaartje voor 12,50 euro. Je krijgt dan een prachtig handgeschreven kaartje op de avond zelf. Er is nog plaats in de vier plaatsen. Ik ben er in Utrecht bij.

10 september 2013

Meneer Fang

image

Paul Theroux heeft in China, per trein een jaar de tijd en wil China doorkruisen, per trein. Omdat hij meer wil zien dan Peking en Kanton – de Chinezen corrigeren hem: Beijing en Guangzhou – krijgt hij gezelschap van een regeringsfunctionaris: meneer Fang. De kleine gezette heer spreekt geen Engels en houdt helemaal niet van het reizen per trein. Hij moet mee ‘omdat ze bang waren dat ik zou rondsnuffelen en later over hen zou klikken.’

Paul Theroux spreekt met meneer Fang af dat hij in een ander coupé zit en loopt niet met hem mee. De regeringsfunctionaris reist met hem mee door Mongolië met de IJzeren haan, naar Lanzhou, Jiayuguan en Urumchi. Dan moet meneer Fang mee afzakken naar Xian en naar de geboorteplaats van Mao, Changsha.

Meneer Fang is aan het eind van zijn geduld. Het reizen per trein breekt hem op. Het bezoek aan Shaoshan herinnert hem teveel aan aan Voorzitter Mao. Hij heeft er genoeg van:

Hij kreunde wanneer we in treinen stapten tegenwoordig, en zijn uitroep: Treinen! op het station van Changsha overtuigde me ervan dat hij op het punt stond het bijltje erbij neer te leggen.
Weer een trein en nog meer Mao: dat was Fangs nachtmerrie. (286)

Het klinkt de sadist Paul Theroux als muziek in de oren. Als hij naar Kanton wil afreizen en daarna naar Peking, kan meneer Fang niet meer bij het horen dat hij deze trein per trein moet maken:

Hij zag er ellendig uit, maar ik voelde heel weinig sympathie voor hem. Hij was erop uitgestuurd om op me te passen en me op de vingers te kijken. Hij was discreet geweest – hij had me niet voor de voeten gelopen; maar wie had gevraagd of hij meekwam? Ik niet. (195)

Het is nog even een kwestie van doorzetten. Meneer Fang gaat mee naar Kanton, maar als ze daar aankomen, kan hij niet meer. Paul Theroux stelt hem voor om het vliegtuig naar Peking te nemen. Alleen. De verleiding is zo groot dat meneer Fang eraan toe geeft. Hij is gebroken van de vele reizen per trein door zijn land.

‘Bye-bye’, zei hij in het Engels, en toen draaide hij zich met een ruk om.

Verder lezen over China, per trein

Dit is de vierde blog van een serie van vijf blogs over het boek China, per trein van Paul Theroux. Lees ook de andere blogs:

09 september 2013

Gesigneerde boeken - #50books

image

Ik heb niet veel gesigneerde boeken. Een keer kreeg ik de kans toen de helft van het krimi-duo Nicci French in Hengelo bij boekhandel Broekhuis handtekeningen zette. Ik was er namens de krant voor een inspirerend stukje. Ik vond het maar een droevige bedoeling. Lang wachten en dan zet de schrijver van je dromen iets voorin het boekje.

De schrijver Jan van Aken zette bij de presentatie van zijn debuut een krabbel voor mij voorin Het oog van de Basilisk. Het zal een van de eerste boeken zijn geweest die hij signeerde. Ik was de enige pers bij de presentatie in de mooie toonkamer van Bert Bakker.

Vaker vind ik gesigneerde boeken in kringloopwinkels, zoals het boek Langs de feministische meetlat van Cisca Dresselhuys. Ik vind dat vooral leuk, omdat de waarde van dit soort persoonlijke teksten voor mij van een heel andere orde is.

Vorig jaar kreeg ik van mijn vriend Robert een stapel prachtige boeken van Komrij. Bij het uitpakken van het pakket was ik al ontzettend ontroerd, maar nog steeds pak ik regelmatig de boeken en geniet van het mooie handschrift van mijn dichtende voorbeeld.

Zo heb ik een prachtige uitgave van het gedicht ‘Twee huizen’ gekregen. In de tekst corrigeerde Gerrit Komrij een zetfout. Achterin het boekje staat het handgeschreven gedicht ‘Schrale troost’ en de regel ‘Voor Eugène Siau, als herinnering aan onze heerlijke maand in Villa Puca da Beira, 11 juli 1990’.

Ik kan eindeloos genieten van de verhalen in de kantlijn van deze boeken.

08 september 2013

Boeken met gesigneerde boeken - #50books

image

Van de boeken van Maarten ’t Hart ging eens het gerucht dat er meer gesigneerde boeken in omloop zouden zijn dan ongesigneerde exemplaren. Als Paul Theroux in De gelukkige eilanden naar Australië gaat voor interviews en signeersessies, komt die oneindige rij van mensen voorbij.

‘Het is onmogelijk te voorspellen wat voor ontwijkende en nerveuze dingen er gezegd zullen worden door de lezers die zich voor je tafeltje verdringen.’

Dan volgt een opsomming in cursieve letters: ‘Ik dacht dat u langer was, zeggen ze. Ik dacht dat u jonger was. Wanneer hebt u uw baard afgeschoren. Of: Mijn man en ik gaan volgende maand naar India – kunt u een betaalbaar hotel in Darjeeling aanbevelen? Of: U zou met een tekstverwerker moeten werken, of: U bent de lievelingsschrijver van mijn moeder – wilt u op haar verjaardagsfeestje komen? Dat is aanstaande dinsdag.

Boudewijn Büch

Bij de introductieweek van de universiteit in mijn jaar, kwam Boudewijn Büch bij studentenvereniging Minerva langs. Ik ging met Wouter naar het tafeltje toe. We schoven aan in de rij belangstellenden na afloop van het praatje dat Büch hield over studeren in Leiden.

Ik weet niet meer of hij daarin nog wat vertelde over zijn (verzonnen) studententijd. Toen wij aan de beurt waren, grapte ik dat ik zijn handtekening niet hoefde. ‘Die heb ik toch al van je televisiespotje.’ Boudewijn Büch begreep het niet. ‘Nou aan het einde van een klimaatspotje zet u uw handtekening’, legde ik uit.

Hij vond mijn opmerking maar bijdehand. ‘Man, dat is jaren geleden’, verzuchtte hij. Het Postbus51-spotje voor een betere wereld waarin bekende Nederlanders hun voorliefde voor het milieu uitspraken, draaide nog regelmatig in de sterspotjes mee. Hij keek al snel naar het einde van de rij om via de achteruitgang het pand uit te vluchten.

Maarten ’t Hart

Maarten ’t Hart schrijft in Dienstreizen van een thuisblijver over een signeersessie bij boekhandel Van der Galie in Utrecht. Een grote bewonderaarster met lange nagels. Ze wacht hem buiten op om met hem langs een dierenwinkel te lopen met een vogelspin waar ze bang voor is.

Ze klautert met haar scherpe nagels bijna in de schrijver. En besluiten om even bij te komen op een terrasje. Als ze vraagt of hij iets voorin haar boek wil schrijven, laat ze hem een boek van J.M.A. Biesheuvel zien. Hij krabbelt de handtekening van zijn naam- en stadgenoot: ‘want ik weet precies hoe de handtekening van Maarten Biesheuvel eruit ziet’.

Dan ontdekt de dame met de lange nagles dat niet Maarten Biesheuvel bij haar zit, maar Maarten ’t Hart. Precies de schrijver waar ze zo’n hekel aan heeft, ‘van dat schofterige boekje De vrouw bestaat niet, getverdemme’. Hij krijgt een glas rode spa in zijn gezicht geworpen, waarna ze wegbeent in de richting van de vogelspin.

07 september 2013

Stoomlocomotievenfabriek

datong locomotievenfabriekDe treinen waarmee Paul Theroux in China reist, worden vrijwel allemaal getrokken door stoomlocomotieven. In China is tot 2007 gereden op stoom. Tot in de tijd dat Paul Theroux China, per trein aandoet (voorjaar 1986) produceren de Chinezen in Datong zelfs nog ouderwetse stoomlocomotieven. De laatste stoomlocomotief rolt op 21 december 1988 uit de fabriek.

De Chinezen hebben zo ongeveer de hele wereld uitgevonden: het spinnewiel, de parasol, de seismograaf, de passer, de toverlantaarn, de stinkbom, de passer, lichtgevende verf, de boekdrukkunst, het toiletpapier, de parachute, het papiergeld, de nagellak en de kruiwagen. Misschien dat als je iets uitgevonden hebt, je er ook langer aan vasthoudt, vermoedt Paul Theroux:

‘Het zijn de Chinezen geweest die met het eerste ontwerp voor een stoommachine zijn gekomen, omstreeks 600 na Chr. En de Locomotievenfabriek van Datong is de laatste fabriek ter wereld die nog steeds stoomlocomotieven bouwt. China maakt grote, zwarte tsjoeketjoeketreinen, en dat niet alleen – nergens in de fabriek is sprake van automatisering. Alles wordt met de hand vervaardigd, uit ijzer gehamerd, an de enorme stoomketels tot de kleine koperen fluitjes.’ (72)

Dat de fabriek pas sinds 1959 stoomlocomotieven produceert, lijk je te vergeten als je in deze ‘enorme smidse’ staat. De fabriek is onverwoestbaar volgens Paul Theroux: ‘als er vandaag een bom op viel, zouden ze er morgen weer aan het werk kunnen’. Je moet heel goed kijken om te zien dat deze fabriek een grote lopende band is en niet een pandemonium. Net als dat je goed moet uitkijken voor de enorme gaten in de vloer, de scherpe randen en het gloeiend metaal dat overal vloeit.

Voor gaten in de vloer moet je ook in de remise bedacht zijn. Dat ontdekt Paul Theroux veel later in Langxiang. Als hij in dit stadje eindelijk een warme plek gevonden heeft, loert een ander gevaar dat hij niet zo snel in de gaten heeft. Gelukkig loopt de gids mevrouw Jin met hem mee:

‘De remise was vol rook en stoom, en het was er donker; maar het was er ook warm, want de ketel werd opgestookt, en het vuur in de smidse loeide. Terwijl ik daar liep, wierp mevrouw Jin zich opeens tegen me aan en drukte ze me tegen de wand, en toen lachte ze hysterisch, een soort gekakel – een van de meer angstaanjagende Chinese lachjes. Ik zag dat ze me had behoed voor een diep gat, waarin ik vrijwel zeker mijn rug zou hebben gebroken.’ (343)

Verder lezen over China, per trein

Dit is de derde blog van een serie van vijf blogs over het boek China, per trein van Paul Theroux. Lees ook de andere blogs:

06 september 2013

Gebrek aan privacy

paul-theroux-china-per-treinPaul Theroux neemt in China, per trein de weg naar China over land en reist met een gezelschap met de Transsiberië Expres en de Trans-Mongolië Expres. Hij is niet op de hoogte van groepsreizen en weet eigenlijk niet wat het precies betekent om zo’n reis te maken met een groep. De meest elementaire dingen weet hij eigenlijk niet.

Bijvoorbeeld dat Engelsen met een gezelschap reizen om geld te besparen en zich te bedrinken. Of dat Amerikanen met dergelijke tours reizen om anderen te ontmoeten en op te scheppen over eerdere trips met anderen. Of dat Australiërs alleen maar naar huis willen en alles onderweg vergelijken met hun land.

Bij het vertrek van de trein uit Londen, beseft Paul Theroux al snel dat hij met deze mensen tot in China opgescheept zit. Ook ontdekt hij spoedig het meeste elementaire ding van een groepsreis waar hij niet van op de hoogte is: het totale gebrek aan privacy. ‘Het was een aanhoudende uitwisseling van namen en informatie, bijna vanaf het begin, en als je hun namen vergat, herinnerden zij je eraan.’ Dan volgt een opsomming van de deelnemerslijst, waarna elk echtpaar en elke medereiziger uitgebreid aan bod komt.

Paul Theroux noemt zich Paul. ‘Ze gaven de voorkeur aan voornamen en hebben nooit gevraagd wat mijn achternaam was.’ Dat komt goed uit, want ergens vreest hij te zullen worden ontmaskerd. Dan zal hij overal iets over moeten vertellen omdat hij de reis eerder gemaakt heeft. Een verplichting als ‘ongesalarieerd gids’. Dan moet hij weten of dat thermosflesachtige ding in de verte een kerktoren is of iets anders. En daar heeft hij weinig zin in.

Hij baalt er al genoeg van dat hij nauwlettend in de gaten wordt gehouden. Hij kan geen aantekening maken of iemand maakt er wel een opmerking over. Hij probeert zich afzijdig te houden en schrijft op grote lege briefkaarten om niet de indruk te wekken dat hij aantekeningen maakt. Het lukt nauwelijks.

Bovendien vreest Paul Theroux herkend te worden. Hij verschijnt geregeld op televisie, dus als een Amerikaan of Engelsman hem bekend vindt voorkomen kan het best. Net als in Berlijn waar een Amerikaanse vrouw hem bij de opera herkent. Hij vindt het fijn om openhartig over zichzelf te kunnen praten. Het voelt als overspel. ‘Om vijf uur de volgende ochtend voegde ik mij weer bij de groep, en het was of ik terug was bij een heel stel verre familieleden.’

Dan komt op de eerste dag in de Transsiberië Expres één van zijn boeken ter sprake:

‘Wilma zei: ‘Ik zou er wel wat over willen lezen.’
Blinde Bob zei: ‘Heb je dat boek van Paul Theroux gelezen, over reizen met de trein?’
‘Nee,’ zei Wilma, en toen vroeg ze aan mij: ‘Heb jij het gelezen?’
Ik drukte mijn gezicht tegen het raam en zei: ‘Kijk eens naar die berken! Is het niet verbijsterend dat je nooit een dikke berk ziet! Ze zijn allemaal even slank. Waarom denken jullie–’
‘Ik heb het gelezen,’ zei Morthole aan de andere kant van het tafeltje. ‘De Gurneys hebben een van zijn boeken bij zich, ik weet niet welk. Ik heb Malcolm erin zien lezen in zijn coupé.’
Ik knoopte in mijn oor dat ik de Gurneys moest vermijden, maar toch voeld ik me – zoals ik hier zat – een huichelaar.’ (47)

Het is De grote spoorwegcaroussel dat Malcolm Gurney bij zich heeft. Paul Theroux is het helemaal niet eens met de Paul Theroux die dertien jaar eerder op de trein zit. Alles is veranderd en de meeste veranderingen zijn verbeteringen, constateert de Amerikaanse reiziger. De politiek van Gorbatsjov heeft een goede uitwerking op het personeel en de trein: schone rijtuigen, vriendelijke conducteurs en geen dronkenschap.

‘Eén keer citeerde Malcolm Gurney goedkeurend die betweterige reiziger Theroux, die deze reis enkele jaren daarvoor had gemaakt. Iedereen aan tafel luisterde geïnteresseerd en was het er zo te zien mee eens. Ik scheen de enige aanwezige te zijn die het niet eens was met de buitensporige generalisaties, dus excuseerde ik me en ging ik weg.’ (49)

Eigenlijk zou hij zich bekend willen maken en vertellen dat de trein van nu veel schoner en netter is dan de trein in 1973. Maar hij kiest voor de anonimiteit en trekt zich terug in zijn eenzame coupé. Het verhaal van de groepsreis trekt je wel het verhaal in van de reis door China. Al heeft de rest van het boek een heel ander karakter. De toon is gezet.

Verder lezen over China, per trein

Dit is de tweede blog van een serie van vijf blogs over het boek China, per trein van Paul Theroux. Lees ook de andere blogs: