03 september 2013

Het hart van Borneo

image
De junglereizen van Redmond O’Hanlon

Hoe kom je bij de schrijver Redmond O’Hanlon uit? Het is zo’n ritje via via. Natuurlijk kende ik de clown van de Beagle-reis van de VPRO wel. Ook had ik stukjes gezien van de serie met O’Hanlons helden. Zodoende lag zijn oeuvre van drie reisboeken bij mij in de boekenkast.

Bij het lezen van Boudewijn Büchs Eilanden ging ik ook wat speuren op internet. Zo kwam ik uit bij een film waarbij de Nederlandse schrijver op bezoek gaat bij de avonturier de Engelse reiziger en wetenschapper. Hij weet onwijs veel van vogels en de negentiende-eeuwse reisliteratuur. Dezelfde literatuur waar ik ook zo verzot op ben.

In zijn eerste reisboek Naar het hart van Borneo bezoekt Redmond O’Hanlon het regenwoud van het eiland Borneo. Borneo is het op twee na grootste eiland ter wereld na Groenland en Nieuw-Guinea. Op dit immense eiland bezoekt Redmond O’Hanlon met zijn vriend, de dichter James Fenton het eiland. Ze doen Sarawak aan. Dat is het gedeelte van het eiland aan dat onder Maleisië valt. Het andere gedeelte, de Kalimantan behoort toe aan Indonesië.

Het boek van Redmond O’Hanlon leest als een avonturenboek, maar bevat een schat aan informatie. Het is een reisverhaal dat de avonturen bevat van het jongensboek. Het begint met de training die hij volgt op het oefenterrein van de 22ste SAS in de buurt van Hereford. De SAS-majoor geeft een handleiding hoe je de periode in het oerwoud kunt overleven. Het levert een monoloog op van anderhalve pagina waarin alle ontberingen voorbij komen.

Daarna bezoekt Redmond O’Hanlon de schrijver van The tropical traveller, waar hij informatie krijgt over de palang. ‘Dat is een buis of staaf van bamboe, been, hardhout enzovoort waarmee het uiteinde van de penis wordt doorboord bij veel stammen in de binnenlanden,’ Het citaat is een voetnoot uit een artikel van Tom Harrison over de Borneo-neushoorn, maar boezemt genoeg angst in bij de twee reizigers.

Op het vliegveld van Singapore neemt de marechaussee al Redmond O’Hanlons geweer in beslag. Op voorspraak van ‘amulet van middeleeuwse pracht’, een verklaring waarbij Redmond O’Hanlon en James Fenton voor wetenschappelijk onderzoek de binnenlanden intrekken, krijgen de twee begeleiding van drie ervaren mannen uit de jungle. Ze gaan in een kano de rivier op naar de diepe binnenlanden van Borneo, het hart van Borneo.

Wat volgt is een prachtig verhaal van een tocht door de jungle. Ze komen vrijwel geen mens tegen en worden bijna één met de natuur. Het eten is eentonig en afgrijselijk. Het ontbijt, de lunch en het avondeten bestaat uit rijst en vis.

De zelfspot druipt van de pagina’s. Zoals het moment waarop de twee heren besluiten hun dure visgerei te proberen. Ze zouden ‘hun eens leren hoe Engelsen met een minimum aan inspanning de meeste vis vingen.’ Het wordt een vertoning waarbij de loodjes en haakjes door de lucht vliegen. Zonder enig resultaat.

‘Er klonk een vreemd klokkend oerwoudgeluid achter ons. Dana, Leon en Inghai hingen tegen de rotsen aan. Wanneer de Iban besluiten dat iets echt leuk is, en weten dat ze een hele tijd gaan lachen, gaan ze er eerst bij liggen.’ (58)

Met de harpoen halen de mannen uit de jungle binnen enkele minuten een paar grote vissen uit de rivier. Het eten voor die avond en de volgende dag wordt bereid in twee oeroude kookpotten boven het vuur.

Zo verloopt de hele tocht door de jungle. De verbazing en verwondering waarmee de twee Engelsen door het oerwoud lopen, tegenover de ervaring van de drie mannen uit Kapit. De prachtige beschrijvingen van de Borneose natuur staan als heuse juweeltjes in dit spannende avonturenverhaal geklemd.

De natuur van Borneo is overweldigend en paradijselijk op zijn tijd. Het vormt eveneens een voortdurende bedreiging, waarbij Redmond O’Hanlon vooral de steun vindt bij de begeleiders. Zij trekken door het woud boordevol ervaring. Het is een schat aan rijkdom, waarbij zij zelfs meer kennis van de vogels hebben dan de Engelse schrijver.

Daarmee is Redmond O’Hanlon een feest om te lezen. De spanning van het verhaal – de reis door Borneo vol met de ontberingen – gecombineerd met de kennis die de verteller opdoet. Het roept tegelijkertijd de vraag op waarom je al die ontberingen zou moeten lijden. Of zoals de begeleider Leon de vraag stelt:

”Och mijn beste vriend,’ zei hij tegen James, terwijl hij de bloedzuiger lostrok, tegen een boom drukte en met zijn parang doormidden hakte, ‘waarom jij komen zo ver om zo te lijden? Waarom?’ (171)

Een vraag die zich alleen laat beantwoorden in het boek zelf: de prachtige avonturen die de twee beleven midden in die jungle. Het zijn de ontberingen meer dan waard. Redmond O’Hanlon trekt de rimboe in om zijn verhaal te halen. Het overleven en de drang te overleven maken het tot een doorleefd verhaal. Een reisverhaal dat gerust kan wedijveren met de verhalen van ontdekkingsreizen uit de negentiende eeuw.

Geen opmerkingen: