26 september 2013

Yanomami en de yoppopijp

image

Redmond O’Hanlon bezoekt in Tussen Orinoco en Amazone het amazonegebied om de Yanomami tegen te komen. Het geweldadigste volk ter wereld. Blijf uit de buurt van de Yanomami, roept een soldaat hem nog toe als hij wegvaart uit de bewoonde wereld. Je weet dan als lezer dat dit eerder een aansporing is om het wel te doen, dan een waarschuwing om het niet te doen.

Hij heeft zijn zinnen gezet op een ontmoeting met de Yanomami. Het is voor Simon een reden de reis af te breken. Redmond komt vrij snel na het vertrek van zijn vriend de eerste indianen tegen. Gabriel is mee om contact te kunnen maken met de Yanomami die veel verder in de binnenlanden leven. Met deze indianen is het makkelijk contact te leggen. De ‘echte’ Yanomami zijn veel moeilijker te vinden en vooral: echt gevaarlijk.

Redmond krijgt wel via de yoppopijp het bruine poeder in zijn neusgat geblazen. Na zijn dosis kijkt hij urenlang naar de vrouw van de man die straks met hen meegaat. Op het punt hen allemaal te vermoorden, zonder dat hij het weet.

‘Jij hebt naar Jarivanaus vrouw zitten staren als een jongen die nog maar net zijn ballen heeft gekregen! Je hebt naar haar gekeken als een jongen die nog in zijn moeders hut woont!’

Het daagt Redmond uit verder te zoeken: ‘als dit geen echte Yanomami zijn, hoe zullen díe dan wel zijn?‘ Ze verlaten de rivier en gaan verder de rimboe in. Een deel van de begeleiders blijft achter. Ze zien het niet zitten om de indianen tegen te komen en vrezen voor hun leven. De tocht door het regenwoud beschrijft Redmond O’Hanlon prachtig in beeldrijke taal. Je ziet het voor je ogen gebeuren terwijl je leest.

Omstreeks het middaguur zag ik een troep kleine vogels die om ons heen vlogen, van tak naar tak en op de grond; en een stap of twee later liepen we over een massa middelgrote zwarte mieren, een chaotische, hyperactieve menigte insecten die alle kanten uit rende en zelfs twee, drie meter hoog in de stengels van varens, de stammen van bomen klommen – het was, nam ik aan, en van Henry Walter Bates’ soorten strijdmieren (hij heeft tien soorten gevonden, waarvan acht nieuwe); maar Jarivanau was te ver voor me uit om naar hem te schreeuwen en hem tegen te houden; na vijf minuten waren we de colonne gepasseerd, en ik stond alleen even stil om een paar buitengewoon dappere exemplaren van mijn broek te vegen. (559)

Een zin waar ik van geniet. Hij kan zo uit een negentiende-eeuws reisverslag komen zoals Wallace en Junghuhn die schreven. Het is een verhaal als een jongensboek waarbij de spanning en de opwinding van de reizigers heel goed overkomen op de lezer. Na deze zin komt de begeleider Jarivanau op het spoor van de Yanomami. Ze stuiten op een veelbelopen pad van ruim een meter breed.

Dan volgt de echte ontmoeting met de oorspronkelijke bewoners van het regenwoud. De dosis bruine poeder uit het flesje brengt Redmond in extase. Wat volgt is een diepzinnig visioen over de oorsprong van alles. Hij is toegelaten tot de indianenstam. Als hij ontwaakt uit de roes, blijkt dat hij uren heeft zitten kijken naar een berg.

Mijn ledematen waren stijf, mijn nek deed pijn, mijn zitvlak was gevoelloos; ik moet heel lang naar de Leaopuei hebben zitten staren.

De missie is volbracht. Redmond kan weer naar huis.

Geen opmerkingen: