31 augustus 2011

Snekkie, patat en oorlog

Snackbar Snekkie aan de Rembrandtlaan in Almelo
Snackbar Snekkie aan de Rembrandtlaan in Almelo

Van het handjevol snackbars dat ik ken, is Snekkie in Almelo het eenzame hoogtepunt. De zaak wordt al jaren gerund door een Chinees echtpaar. Nog voor de Chinezen massaal snackbars overnamen, waren zij al de trotse eigenaar van Snekkie. Ze draaien de diensten ook altijd samen. Ik heb ze nooit alleen zien werken.

De inrichting stamt nog uit de openingstijd van de snackbar. Overal zijn schrootjes. De toonbank is donkerbruin en alle schrootjes zijn dik afgelakt met een donkerbruine glanslak. Voor het raam hangen gordijnen die het publiek een stukje anonimiteit biedt, maar die de winkel van binnen nog donkerder maakt.

Snekkie is befaamd om haar saté met pindasaus. Je moet er een flink bedrag voor neerleggen, maar dan heb je wel een overheerlijke saté. De satésaus die erbij geserveerd wordt, is onovertroffen. De danseres was net uit het ziekenhuis. We haalden een lekker portie saté en patat voor haar bij Snekkie. Het was 1 van de laatste maaltijden met haar. De dag voordat we met haar de overheerlijke asperges aten. Maar van de snack van Snekkie hebben we eveneens genoten.

De laatste dag op de camping sloten we ook af met een snack bij Snekkie. Na het rijden van het rondje kringloopwinkels, eindigden we onze speurtocht hongerig bij de snackbar aan de Rembrandtlaan in Almelo. Tot mijn verbazing hingen de vitrages niet voor de ramen. Het gaf de snackbar gelijk een vrolijker aanzien. Voor ons hing een puber aan de toonbank. Hij wachtte op zijn bestelling. Wij waren gelijk aan de beurt. Je moet altijd wel even wachten op je bestelling, maar dan krijg je ook wat: heerlijk afgebakken friet en snacks die goed gaar zijn.

De jongen kreeg een grote plastic zak met snackwaar mee. Na hem was nog een echtpaar met kind dat de bestelling in het zakje meenam. Tenslotte kwamen onze patat oorlog met vers gesneden uitjes, saté en berenhap. We waren het heerlijk aan het opeten. Onderwijl zagen we hoe nieuwe klanten binnendruppelden en bestelden. In de hoek bij het snoep en fruitautomaat, zat een oude Chinees op een gammel krukje. Hij hing een beetje tegen de muur en sloeg het hele schouwspel gade van komen en gaan.

De telefoon ging. Meneer Snekkie nam op. ‘Nee, geen patat oorlog’, riep hij de microfoon in. ‘Dat staat niet op bon. Patat oorlog.’ Hij probeerde het nog een keer in dezelfde bewoordingen en keek zijn vrouw even aan. ‘Geen patat oorlog toch?’  Ze schudde haar hoofd en begon met de hoge staccatostem door de snackbar te galmen. ‘Geen patat oorlog. Niet op bon.’ De man drukte de hoorn van de telefoon weer tegen zijn oor. Hij herhaalde wat zijn vrouw zei.

Het hielp niet. Moedeloos herhaalde hij het nog een keer en gaf dan de hoorn aan de vrouw. ‘Patat oorlog, stond niet op bon. Alleen patat Joppie.’ Daarna herhaalde haar hoge stem hetzelfde nog een paar keer. Met een zucht drukte ze eindelijk het knopje van haar telefoon in en begon te praten met haar man. De woorden Patat oorlog en Patat Joppie volgden snel op elkaar. Net als de bon waar het steeds over ging.

Ze maakten het portie klaar voor een klant die wachtte op zijn bestelling. De deur van de snackbar ging open en de jongen van zojuist stond weer in de zaak. Zijn hoofd was knalrood van de inspanning. Hij moest ook hijgen. De fietstocht van huis naar Snekkie had hem veel inspanning gekost. De opwinding de andere. ‘Kijk maar’, zei hij nog voor hij goed binnenstond. Uit zijn zak haalde hij de bon. ‘Patat Joppie en geen Patat oorlog. Maar ik moet een Patat oorlog hebben.’ ‘Dat stond niet op de bon’, zei de vrouw. ‘Het staat toch hier’, reageerde de jongen onthutst. ‘Op de bon die je ons gaf, stond Patat Joppie en geen Patat oorlog.’ De discussie ging nog even over en weer. De jongen gaf het op. ‘Doe dan maar een Patat oorlog.’

De jongen mocht nog even op zijn beurt wachten. 2 oudere vrouwen kregen hun bestelling in een zakje en liepen ermee de winkel uit. Ze babbelden druk over een artikel dat ze ergens gelezen hadden. De jongen kreeg vrijwel meteen ook zijn patat oorlog en betaalde. ‘Kan dit ook op de bon erbij?’ vroeg hij. ‘Dat kan niet’, zei mevrouw Snekkie. ‘En de volgende keer de juiste bestelling op de bon zetten’, zei ze nog toen hij wegliep.

Ze schudde haar hoofd en praatte nog even met haar man. De jongen haalde de fiets van de standaard en reed met hetzelfde rode hoofd weg. Nu begon de oudere Chinees die tegen de muur bij de snoepkast zat te praten. Hij vroeg het echtpaar iets in het Chinees. Ze antwoordden. In hun verhaal in het Chinees hoorde ik regelmatig de woorden Patat, Oorlog en Joppie terugkomen.

30 augustus 2011

Rondje kringloopwinkels in Twente

Ingang van kringloopwinkel Het Goed in Hengelo
Ingang van kringloopwinkel Het Goed in Hengelo

Het dreigde wel allemaal erg te verregenen op camping Westerholt deze vakantie. Ons veldje was meer water en modder dan gras. En het werd koud in de caravan. Vooral op het laatste – temperaturen overdag van 16 graden – waren we niet zo ingesteld. Het plezier in de vakantie was een beetje aan het wegebben. De vele regenbuien en het drassige veld deden de rest.

Op de terugweg gisteren trakteerden we onszelf op een rondje kringloopwinkels in de omgeving van de camping. We begonnen bij Het goed in Hengelo. Deze kringloopwinkel staat hier nog niet zo lang. In de tijd dat ik in Hengelo werkte, 2003-2005, was de kringloopwinkel gevestigd aan de andere kant van Hengelo.

Ik was verbaasd over de prachtige winkel aan de Hamerstraat. Wat een geweldige ruimte en wat is het mooi opgezet. Het voldoet aan de eisen van een moderne kringloopwinkel. De kleren waren mooi gesorteerd op kleur en model. Banken kregen een mooi plekje. Net als de bedden. Voor de matrassen en onderstellen waren stevige rekken gemaakt. Alles overzichtelijk neergezet.

Hetzelfde gold voor de kringloopwinkel die we daarna aandeden: De Beurs in Oldenzaal. Eveneens in een mooi pand, bij de plek waar de Oldenzalers ook hun grofvuil kunnen inleveren. De perfecte plek om mensen bewust te maken van afval en het hergebruik hiervan.

Kringloopwinkel De Beurs in Oldenzaal
Kringloopwinkel De Beurs in Oldenzaal

Qua boeken was Oldenzaal een walhalla wat betreft prijzen. De kringloopwinkel van Hengelo vroeg hogere bedragen voor de boeken. Er lag bij beide kringloopwinkels een mooi aanbod. Dat wil zeggen dat ik allebei de winkels verliet met een stapeltje boeken onder mijn arm.

Na Oldenzaal zijn we doorgereden naar Tubbergen. De kringloopwinkel van Tubbergen is van hetzelfde ‘keten’ als die van Oldenzaal. Wat Oldenzaal had, had Tubbergen niet. De collectie was niet mooi opgesteld en bood de winkel niet de mogelijkheid voor een kopje koffie. Eveneens ontbrak in Tubbergen de mogelijkheid te toiletteren. Voorzieningen die echt bij een bezoek aan de kringloopwinkel horen. Als je goed wilt grasduinen, kost dat tijd. Een versnapering of toiletbezoek is dan echt nodig.

De grootste teleurstelling was echter de kringloopwinkel van Almelo. Voorzover deze te achterhalen was. De oude winkels aan de Nieuwstraat bestaan beide niet meer, maar staan nog wel op internet. De winkels Het rondje en De cirkel zijn al langere tijd gesloten. Na lang speuren via de trage internetverbinding op de camping via Hi, vonden we de winkel Oud & Nieuw aan de Bornebroeksestraat. Een kringloopwinkel die hier nog niet zo lang gevestigd is.

De winkel is per auto slecht bereikbaar. Er is nauwelijks parkeermogelijkheid en de Bornebroeksestraat is op de plek van de winkel erg rommelig. Maar dat is niet het ergste. We hebben de winkel al op vrijdag proberen te bezoeken. Er hing een briefje op de deur dat ze even spullen bij iemand aan het ophalen waren. Het was onduidelijk wanneer de eigenaar terug zou zijn.

Gistermiddag was het van hetzelfde laken een pak. We arriveerden iets over vijven voor een dichte winkel. De medewerker vertelde me dat hij om 17.00 uur sluit. De openingstijden staan niet bij de deur vermeld. En als je dan voor 17.00 uur aankomt, loop je het risico dat ze er niet zijn. Jammer, want met deze onbetrouwbare openingstijden is het lastig om klanten te krijgen.

Erg leuk om te doen, een rondje kringloopwinkels. Dus, er komt zeker een vervolg…

29 augustus 2011

Google op snelweg

image

We reden bij Amersfoort op de snelweg. Voor ons reed een auto waarbij op de achterruit een oranje licht knipperde. Op het dak van de auto stond een stellage waarin camera’s 360° om zich heen registreerden.

‘Daar rijdt Google’, zei ik. De auto voer een constante snelheid. Dat was nog eens een leuk gezicht. We haalden de google-auto in. Op de motorkap prijkten witte en rode strepen. Inderdaad hier werd hard gewerkt. Google filmde hier het Nederland voor Google maps.

Ik ga over een halfjaar eens kijken of ik mezelf zie rijden op google maps bij Amersfoort.

28 augustus 2011

Smurfenfilm

image

Een ononkoombaar feit: de smurfenfilm. Alle filmtrailers en reclame had Doris zo enthousiast gemaakt. Daar wilde ze naar toe. Vooral de zin uit de mond van smurfin vond ze geweldig: ‘je smurft het verkeerde meisje’.

Daarom mocht ze in de vakantie naar de smurfenfilm. Door allerlei omstandigheden kwam het er niet van. De weersvoorspelling van vandaag bracht ons op het idee maar eens naar de film te gaan. Daarom reden we vanmiddag naar de nieuwe bioscoop in Almelo, Movie Unlimited, voor de film in 3D.

Bij de kassa was er wel een teleurstelling: de bioscoop beschikt niet over een ringleiding voor doven en slechthorenden. Volgens de medewerker was de aanschafprijs van dit mooie hulpmiddel te duur op het dolby surround system. Op een subsidie zou de bioscoop geen aanspraak kunnen maken. Jammer, want je bedient er een groot publiek mee. Zeker ook in aansluiting op de 3D-ervaring.

De smurfenfilm was een leuke film voor het hele gezin. De mix tussen animatie en acteurs van vlees en bloed, is leuk. En de verhaallijn ook. Het is een spannende film waarbij de smurfen en hun grote vijand Gargamel in New York terechtkomen via de magische blauwe maan.

Dat het visioen van grote smurf goed afloopt, spreekt voor zich. Doris was er vol van. En de film bestond uit meer dan die ene zin.

27 augustus 2011

Vanille-ijs voor de hond

image

We lopen door de Grote straat van Almelo. De dranghekken vertellen dat de Profronde van Almelo dadelijk begint. Wij zijn er voor een vliegengordijn en horgaas om rond de ramen te spannen. Nu lopen we naar Talamini voor een ijsje. Achter elkaar want het pad is niet breed genoeg.

In de ijssalon staan een vrouw, een meisje en een hond bij de toonbank. Ze horen bij elkaar. De hond, een grote lobbes, gaat op de grond liggen. De tong hangt een flink eind uit de bek. De vrouw krijgt 2 ijsjes. ‘Mijn vorige hond kreeg hier ook altijd een ijsje’, zegt ze. Ze kijkt naar de lobbes. ‘Ach, doet u voor hem maar een vanille.’

De serveerster pakt een hoorntje en drukt het bolletje op het  krakerige hoorntje. Ik hoor de cracker al kraken in de hondenbek. De hond heeft nog niet in de gaten wat hem boven de kop hangt. Hij komt traag overeind als zijn vrouwtje hem roept.

Als we op het terras de wielrenners zien voorbij stevenen, kwispelt de hond zijn staart rakelings over het tafelblad. Het ijsje is op, maar de tong vertelt druipend dat hij nog wel wat lust.

26 augustus 2011

Vliegend over een Ruberoid-dakbedekking

Tweedehands boeken bevatten vaak gebruikssporen van vorige eigenaars. Er staat een naam voorin, een datum of een opdracht. Vroeger verafschuwde ik dergelijke littekens, maar ik ben er steeds meer van gaan houden. Sterker nog: ik ben er gek op. Ik laat tegenwoordig alles staan. Het zegt dat een boek van eigenaar naar eigenaar gaat. De bezitter wordt zo onderdeel van het boek zelf.

Bij de kringloopwinkel Wawollie in Goor kocht ik laatst een boek met luchtfoto’s uit 1977, Vliegend boven Nederland. Je ziet daarin steden van bovenaf gefotografeerd. Het biedt een mooi overzicht van de steden en vooral hoe ze in de afgelopen 35 jaar zijn veranderd. Heerlijk om in te bladeren.

Ik trof achterin het boek een brief. Het fotoboek was een afscheidsgeschenk voor ene Henk. Hij kreeg het van de firma Cekadak uit Maassluis. De brief is werkelijk geweldig. Je zou dromen dat elk boek dat je kocht zoveel informatie bevatte over de eigenaar.

“Beste Henk,

Dakdekkers die de Cekadak-dienst verlaten, geef ik als regel deze kleine attentie mee. Je was niet bij Cekadak in dienst, maar wel hebben wij als goede collega’s gedurende een aantal jaren in het veld en in de dealercommissie mogen samenwerken; zoals dat van trouwe Ruberoid-aanhangers verwacht mag worden. Daarvoor bij deze dan ook mijn hartelijke dank.

Ik hoop, dat je met hetzelfde enthousiasme als destijds bij de intrede in de dakbedekkersbranche, je nieuwe job zult ingaan en wens je daarbij alle succes toe.

Het boekje was slechts een middel om je er aan te herinneren hoevele van de afgebeelde daken met Ruberoid-produkten, ook door ons als Ruberoid-verwerkers zelf, zijn bedekt. Mogelijk een aardig show-album voor je toekomstig werkgebied in het Midden-Oosten, waar CKK-Middle East gaarne tot je beschikking zal staan voor alle nodige informaties op dakbedekkings -en andere vakgebieden.

Het ga je goed!”

Dit boek kan ik niet meer bekijken zonder op de afbeeldingen te turen naar de ruberoid-bedekte daken. En ik weet zeker dat Henk veel inspiratie heeft opgedaan bij het bladeren door dit boek.

Een mooie toegift bij een boek van de kringloop. En dat allemaal voor 1,75 euro.

25 augustus 2011

De hap-hoek van Ratelband

image

Het is het eind van de middag. De winkels sluiten en de maag knort. Ik heb me bij de Rijn erover verbaasd dat dit zo’n levenloos gebied is. Ook kijk ik met verwondering naar de lelijke nieuwbouw waarmee de stad herbouwd is.

Arnhem heeft zeker mooi herbouwde stukken. Je kunt daar de historie niet van de reconstructie onderscheiden.  Maar het gedeelte rond het provinciehuis en de Rijnkade is zonder gedachte herbouwd.

Moegelopen trek ik weer de binnenstad in, op zoek naar de snackhoek van Emile Ratelband. De snackbar staat op de hoek van de Roggestraat, een straat die verlengd ligt met de Ketelstraat uit het monopoliespel. Een dame die voor mij liep, in een witte broek bestelt een frietje. Ik waag het er ook maar op. Al at ik er vroeger vooral frikadellen of kroketten. Die krijg je nog altijd in porties van 2 voor een zacht prijsje.

Door de 2,10 euro die de friet  kost, staat een kruis van viltstift. De jongen achter de geïmproviseerde toonbank draagt een vreemd verband om zijn pols. De witte band is vergeeld door het frituurvet. Ik bestel een middelgrote patat en moet er 2,45 euro voor betalen. De aardappelprijs lijkt jaarlijks met 20 procent te stijgen.

De hap-hoek van Ratelband straalt vooral vergane glorie uit. De zaak is niet veel breder dan een meter. Ik meen te weten dat hier vroeger een bakkerij huisde van Vader Ratelband. De zoon Emile heeft er een snackgelegenheid van gemaakt met een muur waar je iets kunt trekken. Ooit zag ik hem in de zaak friet bakken. Hij werd net een beetje beroemd met ‘Tjakka’ en het gebeuren van NLP. Nu zeggen NLP-aanhangers dat Emiles evangelie weinig met NLP te maken heeft.

Ik ga met m’n zak friet en een kroketje en frikadel op het kunstwerk zitten op het pleintje tussen Roggestraat en Ketelstraat. De bankjes rond het kunstwerk zijn bezet met mensen die eveneens goudgele aardappelstukjes uit de gele puntzakjes trekken. Ik proefde friet minder vet dan vroeger, maar met een lang kletsverhaal op de buitenkant.

Uit de Koningsstraat komt een invalide aangereden. Hij heeft zich niet geschoren en draagt een grote bril. Hij zit in een rolstoel en kijkt mij indringend aan. Een paar centimeter voor het stenen bankje laat hij de stuurknuppel los. De stoel staat stil. Hij kijkt me nog altijd aan. Ik knik bij wijze van groet en pak met het houten vorkje een frietje uit de zak. De man houdt een zak vast waar uit de onderkant een stokbrood naar beneden wijst. Bovenin is de zak dichtgeknoopt en hij weet hem zo vast te houden dat hij nog ruimte heeft het stuurknuppeltje te bedienen. In de andere hand rust een plastic tasje. Het logo van de keurslager staat erop.

De man hengelt met een vrije vinger onder zijn arm en tovert een handtasje te voorschijn. Onderwijl kijkt hij me aandringend aan. Ik pak de kroket en zie dat hij stijf is geworden van het warmhoudplaatje waarop hij achter het raampje lag. De invalide is druk in de weer de rits van het tasje open te krijgen. Dan verdwijnt zijn wijsvinger in het gat om er iets uit te vingeren. De korst van de kroket is warm, de inhoud koud.

Hij haalt er een donker staafje uit. Het is een sigaar, die hij op zijn buik legt. De wijsvinger verdwijnt samen met de middelvinger weer in het gat. Ik zie hoe hij zich de voorwerpen voorstelt die door zijn vingers glijden. Een moment later komt een aansteker tevoorschijn. De man friemelt de sigaar in zijn mond en probeert handen vrij te maken om de sigaar aan te steken.

Ik ben halverwege. De mayonaise drukt tegen de papieren zak en de frietjes verlaten zonder saus het zakje. Ik pak de frikadel en neem een hap. Het stokbrood bengelt nu vervaarlijk los. Ik vraag mij af wanneer het brood meegenomen wordt door de zwaartekracht. Hij probeert het vuur in de sigaar te krijgen. Slechts een puntje as verschijnt. Opnieuw vuurt de aansteker. Hij zuigt aan de sigaar. Er stijgt wat blauwe rook op. Het vliegt langs mij terwijl ik de laatste hap van de koude frikadel neem.

Ik hengel verder frietjes omhoog. ‘Is het wat?’ vraagt de man in de rolstoel. We kijken elkaar wat langer aan. ‘Ik heb het 1 keer op. Verschrikkelijk vet.’ Hij maakt een gebaar van afschuw met zijn gezicht. Het lijkt of hij ieder moment de sigaar uit zijn mond kan spugen. Een wolk rook stroomt uit een mondhoek. ‘Maar laatst hoorde ik dat het heel aardig smaakte. Dat het gemaakt is van verse aardappelen. Proef je wat? Dat het echt aardappelen zijn?’

Ik knik. ‘Ach smaakt heel aardig’, zei ik. ‘Inderdaad niet zo vet als vroeger.’ Ik voel even de klontering van vroeger in mijn maag. Van het lege zakje maak ik een prop. Mijn maaltijd zit erop. Ik sta op en loop naar een vuilnisbak. ‘Tot ziens’, roep ik nog bij het weglopen.

Als ik net verder wil lopen, draai ik me snel om en zie de rolstoel wegrijden. Het stokbrood ligt op de plaats waar ik net zat. Ik wil hem nog naroepen, maar bedenk me net op tijd.

24 augustus 2011

Plaats, muzikanten en publiek smelten samen in Stevenskerk

image

De Stevenskerk in Nijmegen leent zich uitstekend voor een improvisatieconcert. Zeker ook als 3 improvisatoren van hoog niveau het orgel bespelen. Zeker ook als het publiek uitdagende thema’s aandraagt. En zeker ook als het wat eerder donker wordt. Het draagt allemaal bij aan een prachtige muzikale ervaring.

Vorig jaar schreef ik over 2 van de 3 improvisatoren die ik vorig jaar in een vergelijkbaar concert in Dordrecht hoorde. Gisteravond mocht ik Bert Matter, Berry van Berkum en Toon Hagen in de Stevenskerk van Nijmegen horen. Wat een contrast in sfeer, thema’s en ook muziek.

In Nijmegen werd het publiek, op eigen voordracht, getrakteerd op jazz, blues, de muzen, een verjaardagslied, evergreens en uiteraard stichtelijke liederen. Een mooi contrast met Dordrecht vorig jaar toen vooral geestelijke liederen werden voorgesteld. Mijn thema van de Lambada, werd opgepikt door Berry van Berkum en hij maakte er iets indrukwekkends van.

Nu speelden Matter, Van Berkum en Hagen een keur aan thema’s. Vrije thema’s zoals een passacaglia en psalm 8. Met het laatste thema opende Bert Matter overtuigend. Hij begon in een marsthema en speelde met uitkomende stemmen. Vooral de opening was sterk. Het ingetogen deel met strijkers en prestanten eindigde verrassend met een nieuw thema: lang zal hij leven. Matter eindigde even strak als hij begin met een akkoord waar je nog lang naar kon luisteren.

De passacaglia speelde Toon Hagen. Hij speelde het in een erg mooie beginregistratie waarbij de flageolet een mooi contrast vormde met het diepe pedaal. Geen slechte. Wat ik persoonlijk een beetje jammer vond dat de rust van het begin een beetje ontaarde in bombastisch spel. Onnodig omdat de improvisatie meer dan genoeg rust in zich zelf had. Het had zelfs helemaal in dezelfde registratie uitgevoerd kunnen worden.

Van Berkum had de blues gisteravond. Hij speelde 2 improvisaties. Ook bij hem mondde de eerste improvisatie uit in bravour. Hij liet hiermee meer een jazzy-indruk achter. Wel imponerend gedaan en gebruikmakend van andere ritmes dan die bij veel orgelimprovisaties worden gebruikt.

Bert Matter maakte veel indruk met zijn miniaturen over de Muzen. Hij wist hierbij de fluiten overtuigend in te zetten bij de.liefdespoëzie en de prestanten kwamen goed tot hun recht in het gewijde lie. Overigens liet Matter hier een mooie kans liggen om de thema’s te combineren met de 5 flapover-flappen aan thema’s die het publiek voordroeg.

Dat maakte Berry van Berkum helemaal goed met de slotimprovisatie. Hij speelde op het hoofdthema In Paradisum. Hierbij integreerde hij een scala aan subthema’s waaronder een heel kort fragment uit mijn ingebrachte liedje van het Angry birds spelletje. Het was een imposante improvisatie in de minimal stijl. Vooral het einde wist goed de senere stilte van de kerk te pakken. Het publiek was zo gegrepen dat de uitvoerder lang op het applaus mocht wachten. Het grootste compliment dat je van je publiek kunt krijgen.

Het was niet de indrukwekkendste improvisatie, dat was voor mij onbetwist de voorlaatste improvisatie, uitgevoerd door Toon Hagen. Hij combineerde de beroemde aria Jesu Joy of Man’s Desiring uit de cantate Herz und Mund und Tad und Leben van Bach in combinatie met gezang 299. De improvisatie greep mij bij de kladden. Ik raakte zelfs ontroerd. En Toon Hagen had de thema’s uitermate goed in de hand. Hij wisselde ze mooi af en voerde ze gelijktijdig uit verspreid over de verschillende thema’s. Voor mij het hoogtepunt uit deze enorme hoeveelheid uitgevoerd door 3 organisten die er zelf minstens zoveel plezier in hadden.

Het publiek speelde hier gretig op in. Niet alleen door het aanleveren van vindingrijke thema’s, maar ook in de luisterhouding. Een improviseren is communiceren met het publiek, zei wijlen Jan Jongepier eens. Dat is het ook, want het vormt ook een momentsopname. Daar kan geen audio-opname tegenop. Het moment is net zo belangrijk als orgel, organist en publiek. Dat heb ik gisteren in de Stevenskerk van Nijmegen zeker ervaren.

Voor de liefhebber: Bert Matter geeft woensdag 31 augustus om 20.15 uur een concert in de Eusebiuskerk in Arnhem. Wie weet geeft hij daar ook nog een improvisatie weg.

23 augustus 2011

Organische architectuur: de Andrieskerk in Amsterdam

Aan de achterkant van de plek waar ik werk, loop ik regelmatig langs een bijzondere kerk: de Andrieskerk. Ik herkende de stijl onmiskenbaar als de vorm van organische architectuur, in Nederland vooral bekend geworden door het architectenduo Alberts en Van Huut. Zij hebben ondermeer het hoofdkantoor van ING (1986) en het Hoofdgebouw van de Gasunie (1994) ontworpen.

Dat het organische architectuur in Nederland eigenlijk geïntroduceerd is door een heel andere architect, is wat minder bekend. Het is de architect van de kerk vlak achter mijn werk. De Rotterdammer H.W.M. Hupkes ontwierp in 1966 voor dezelfde de Christengemeenschap, een beweging tot religieuze vernieuwing, de kerk aan de Lumeystraat 33. Deze kerk krijgt overigens binnenkort de naam Michaelkerk (let op bestand in .pdf). Een goede uitleg over dit kerkgebouw geeft de website antroposofierotterdam.nl (let op bestand in .pdf).

Overigens vind ik de Amsterdamse kerk een krachtige uitstraling hebben. Het gebouw oogt eenvoudig, maar heel symmetrisch. Het kerk is helemaal gedacht vanuit een vijfhoek, de volmaakte vorm ontleend aan de Gulden snede. Het horizonale vlak bestaat alleen maar in de vloer van de kerk. Verder lopen allen lijnen in de verhoudingen van de vijfhoek. Het geeft een rustige uitstraling. Die bijvoorbeeld heel sterk tot uiting komt in de ramen en in het ingangsportaal.

Ingang Andrieskerk Amsterdam

Het organisch bouwen heeft haar oorsprong in de werken van Gaudi. Het ingangsportaal van Amsterdam bevat sterke verwijzingen naar de grote kerk van Antoni Gaudí, de Sagrada Família in Barcelona. De Zwitsers antroposoof Rudolf Steiner behoort eveneens tot een inspiratiebron voor deze achitectuurbeweging. De Rotterdamse architect Henk Hupkes kreeg ermee te maken bij de bouw van de kerk voor de Christengemeenschap in Zeist. Hij raakte onder de indruk van deze bouwwijze en paste dit veelvuldig toe.

Hupkes werd min of meer de huisbouwmeester van de religieuze beweging die onder voortkomt uit de antroposofische beweging van Rudolf Steiner. De kerkenbouw van Hupkes voor de Christengemeenschap verschilt hiermee flink van zijn eerdere gebouwen, zoals de Immanuelkerk in Rotterdam Alexanderpolder of de Marcuskerk in Delft.

Andrieskerk Amsterdam

De kracht van het kerkgebouw in Amsterdam ligt volgens mij bij de eenvoud. Het gebouw bevat van buiten geen enkele poespas, maar is prachtig in de gedetailleerde uitvoeringen zoals de hemelwaterafvoeren. Het staat in schril contrast met de weg die Alberts en Van Huut zijn ingeslagen. Zij ontwierpen slechts 1 kerk. Het was altijd een droomwens van het architectenduo om een kerk te ontwerpen. De verwachtingen waren dan ook hooggespannen toen ze de nieuwe katholieke kerk in Almelo mochten ontwerpen.

Het ontwerp van de Elisakerk valt ronduit tegen. Ik denk dat dit komt omdat het gebouw teveel opsmuk heeft gekregen. Het kenmerk van het organisch bouwen is de eenvoud van materialen en ontwerp. Hetzelfde geldt voor dat andere gebouw van Alberts en Van Huut dat iedereen kent maar niemand mooi vindt: de hoofdkantoren van DSB in Wognum. Al ligt bij de laatste ook een sentimentele reden.

Als ik nog een keer de gelegenheid krijg, bekijk ik de kerk in Amsterdam ook van binnen. Zo is er een prachtige muurschildering en wordt het lijnenspel van buiten de kerk ook in het interieur doorgevoerd.

22 augustus 2011

Tuin leegtrekken

Haar hoofd drukt tegen het raam. Haar hand duwt de telefoon tegen het oor. Er blijft weinig ruimte voor de hand over tussen het hoofd en het raam. ‘Nee mam. Ik bedoel het niet zo. Ik wilde alleen maar een keertje komen helpen. Dat heb ik vanmorgen aangeboden.’ Ze is even stil. ‘Natuurlijk kunnen we. Anders boden we het toch niet aan.’

Haar ogen zijn even donker als haar haren. De huid is gebruind van een vakantie, alleen op hand bij de duim zie ik witte vlekken. Hier is vroeger iets pijnlijks gebeurd. Ze houdt de telefoon normaal vast. Alleen de spieren rond haar lippen trekken zenuwachtig. Hier is iets aan de hand. ‘Geef me anders papa even.’ Het is weer stil. De cadans van de wielen vertelt dat de trein een station nadert.

‘Nee papa, natuurlijk weet ik dat het nog niet helemaal rond is. De bank moet nog akkoord gaan, maar het scheelt als we alvast een beginnetje maken.’ […] ‘Nee, natuurlijk gaan we niet de hele tuin leegtrekken.’ De trein staat stil. Een groepje mensen gaat naar binnen, kijkt de telefoniste aan die in de richting van de glazen afscheiding tuurt. ‘Natuurlijk laten we de schutting staan, maar we dachten dat het zou schelen als we alvast het grote spul eruit halen.’

‘Het scheelt gewoon enorm als er al veel gedaan is.’ […] ‘Ik begrijp dat mama geschrokken  is toen ik het vanmorgen aanbood. Maar jullie kunnen ook niet alles en het is wel heel veel straks.’ […] ‘Tuurlijk gaat de schutting niet weg. Anders sta je zo in de kijker. Dat snap ik ook wel. Maar het is zo’n grote belasting als dat allemaal ineens moet. Snap je.’ De trein zet zich weer in beweging.

‘Nee, het is geen extra belasting voor ons, anders boden we het niet aan. En ik begrijp dat nog niet alles rond is, maar dan is het alvast gebeurd.’ Het gesprek draait rondjes mee op de wielen van de trein. De trein komt vooruit door de wielen te laten draaien. Opnieuw vertragen de wielen. Het ritme van de trein verandert in een langzame trend. Hij remt verder. Ik stap uit en zie hoe ze achter mij de roltrap op stapt. ‘Nee, natuurlijk trekken we de tuin niet leeg. Dat is zo’n kale bedoening.’

21 augustus 2011

Het dodevissenmuseum

Het dodevissenmuseum is een verhalenbundel die ik niet snel zou kopen. Het dodenvissenmuseum bevat 8 verhalen van de Amerikaanse schrijver Charles D’Ambrosio. Vaste stek in zijn verhalen is het Noordwesten van de Verenigde Staten. Vaste thema’s in zijn verhalen zijn vissen, armoede, eenzaamheid, vriendschap en familie.

Ik kreeg de bundel toegestuurd bij een verloting op twitter. Als ruil voor de verhalenbundel moest ik een stukje over de bundel schrijven op mijn blog.

Ik ben niet zo bekend met Amerikaanse verhalenschrijvers. Ze komen sporadisch voorbij en het meest van de tijd loop ik er met een grote boog omheen. Daarom zou ik Het dodevissenmuseum niet zomaar uit mezelf aanschaffen. Ook kostte het mij enige moeite me er toe te zetten de bundel te gaan lezen. Ik werd niet direct gegrepen door het eerste verhaal.

Vakantierust
De rust van de vakantie doet wonderen en ik ben een week of wat terug eens begonnen met de bundel. Enthousiast geworden door wat berichten op internet las ik het boek. En inderdaad het is een prachtbundel met 8 verhalen die alle 8 uitblinken in eenvoud, thematiek en vooral het verhaal zelf. Charles D’Ambrosio vertelt een echt verhaal, dat eindeloos inspireert en trekt. Het zijn stuk voor stuk verhalen die boeien en bijna vragen om meerdere keren gelezen te worden. Het dodevissenmuseum is een belevenis om te lezen.

De personages zijn stuk voor stuk bijzonder. Zo kiest Charles D’Ambrosio voor een schrijfmachinereparateur, een jongen die in een tehuis opgroeit, een scenarioschrijver, iemand die schadeclaims bij een verzekeringsmaatschappij afwikkelt, een decorbouwer voor pornofilms en een kansloze jongeman die een grote erfenis van zijn beroemde grootvader te wachten staat. Allemaal bijzondere mensen. In elk geval mensen die je niet zo snel ziet opduiken in een verhaal.

Dat kun je ook zeggen over de andere personages in de verhalen. Het draait om mensen die een beetje aan de onderkant van de samenleving drijven. Ze hebben bijna allemaal een grote liefde voor het vissen. Of de jacht zoals in het verhaal ‘Naar het noorden’. Ook hier lukt het de hoofdpersoon Daly niet om iets te vangen.

De eer
Hij krijgt weliswaar de eer van de anderen dat hij de kalkoen zou hebben neergeschoten, maar eigenlijk is het zijn zwager. De jacht staat in dit verhaal symbool voor de relatie die Davy met zijn vrouw Caroline heeft. Ze speelt overspel en hij weet het, maar hij laat het gebeuren. Zij doorziet hem meer dan hij zou willen, want zij weet dat hij de kalkoen helemaal niet neergeschoten heeft. Terwijl ze hem voorliegt dat ze de week erop naar Boston moet voor een wasmiddelreclame.

Ze kon goed liegen. Zelfs wanneer ze me recht in de ogen aankeek. Iemand verplichten de waarheid te zeggen is net zo onmogelijk als hem dwingen van je te houden. Om haar niet verder te horen liegen, knikte ik en ontweek haar blik. (109)

Het hoort helemaal binnen de thematiek van het verhaal. Want daar is Charles D’Ambrosio ontzettend goed in: het verhaal compleet vertellen. Alles valt met alles samen, geen mus valt van het dak zonder functie. Het wrange in ‘Naar het noorden’ is juist dat Caroline vroeger verkracht is door een goede vriend van haar vader in de blokhut waar ze nu met de familie tijdens de feestdagen doorbrengen. Ze wil niet zeggen wie het was. ‘Hij zou er niet mee overweg kunnen’, vond ze.

Liegen en bedriegen
Alle uitspraken staan in verband met het thema in dit verhaal: liegen en bedriegen. Als bijvoorbeeld de dronken schoonzus Sandy tekeer gaat tegen haar man bij de maaltijd waar de neergeschoten kalkoen wordt verorberd. Ze weet het precies te benoemen:

‘Iedereen heeft verhalen,’ zei Sandy, ‘maar wij hebben geheimen.’ […] ‘Dat is het verschil,’ zei ze nogmaals. (106)

Als Davy zijn schoonvader hoort zeggen dat Caroline het acteren van hem heeft, weet je als lezer genoeg. Terwijl de anderen binnen druk bezig zijn met natafelen. Davy zegt dat zijn schoonvader dronken is. Dan volgt een prachtige beschrijving waarbij de verteller meer zegt dan hij zegt:

Heel even leek elke uitdrukking uit zijn gezicht te verdwijnen, zodat alleen de holle ogen, de neus en de mond van een masker achterbleven. Hij trapte zijn peuk in de sneeuw en strompelde over de ijzige oprit naar de blokhut. Kort daarna ging ik naar binnen en klom de trap op naar onze slaapplek. Ik lag wakker en luisterde naar de ingehouden stemmen onder me. Ik herinner me alleen dat mijn vrouw het woord ‘rukker’ in de mond nam en dat gedurende een tijdje het zachte gefluister over het oppervlak van mijn slaap bleef scheren, totdat ik, diep in de nacht, bijna in de ochtend eigenlijk, wakker werd en merkte dat ik alleen was. (107)

Het geeft de beklemmende sfeer van een huwelijk weer, met daarbij ook de relatie met de schoonfamilie. Inderdaad, Sandy heeft gelijk: ieder heeft zijn geheimen. Maar iedereen weet ook meer dan hij de anderen doet geloven.

Verval en eenzaamheid in Seattle
De sfeer van verval en eenzaamheid bereikt Charles D’Ambrosio helemaal in zijn gedetailleerde beschrijvingen van het decor: het Noordwesten van Amerika. De stad Seattle vormt het middelpunt van de verhalen. De personages vertoeven in de omgeving van de stad of in de stad zelf. Ze leven in een afgelegen wereld waar de geesten van de Indianen nog heersen. De naam van de stad is niet voor niks vernoemd naar het opperhoofd van een indianenstam.

Vooral het laatste verhaal van de bundel intrigeert mij. In ‘Het bottenspel’ maakt de lezer kennis met Kype en D’Angelo. Kype rijdt in de oude Cadillac Eldorado van zijn kortgeleden overleden opa. Opa was een belangrijk man in de stad en laat een fortuin na. Kype is niet zo verdienstelijk als zijn opa. Hij heeft de verkeerde vrienden om zich heen en slaat zichzelf onhandig door het leven.

Dode vis in de Alkmaargracht van Almere

Het verhaal laat dit in alle hoeken en gaten zien. Kype en zijn vriend D’Angelo zwerven in de omgeving van een indianenreservaat om de as van opa te verstrooien. Ondertussen heeft D’Angelo een deel al verstrooid omdat hij zat te rommelen met de urn. Hetzelfde gebeurt als D’Angelo losgaat op een onderweg opgesnord hoertje. Het is een indiaan, die vooral interesse heeft in de fles drank die de jongens bij zich hebben.

De sfeer van het verhaal is beklemmend en toont een wereld waarin je Kype in de afgrond ziet vallen. Het mooie is dat dit niet gebeurd, maar als lezer weet je genoeg. Zo proberen ze onderweg zalm te vangen met de oude hengels van opa. Het lukt Kype niet om er eentje te vangen. Hij krijgt de gevangen zalm van de visser bij wie ze de boot huren.

Ondertussen zoeken de 3 maar door naar een plek om de as van opa te verstrooien. Kype vindt geen enkele plek geschikt. Gedurende het verhaal is hij druk in de weer met de as van zijn opa, maar het lukt hem niet om het uit te strooien. Net als dat weinig terecht zal komen van die erfenis die uitgesproken gaat worden. Komt hem überhaupt een deel toe?

Bottenspel
Kype ziet het bottenspel dat ze aan het eind van het verhaal spelen, als een spel en vergokt zijn halve vermogen. Het lukt hem met geen mogelijkheid om ook maar iets te winnen. Net als dat het hem niet lukt om een vis te vangen of raak te schieten met zijn grootvaders pistool. Hij is een mislukkeling. Alleen is hij de enige in het verhaal die het niet ziet. Dat maakt het tot zo’n prachtige afsluiter.

Daarmee demonstreert de jonge uitgeverij Karaat dat de hedendaagse Amerikaanse verhalenschrijvers prachtige verhalen schrijven. Een schrijver als Charles D’Ambrosio staat in een traditie van verhalenschrijvers als Hemingway of Scott Fitzgerald. Stuk voor stuk juweeltjes staan in de bundel. Het zijn verhalen waar over nagedacht is, die een adembenemende structuur bevatten en een mooi beeld geven van Amerika. Ze zijn er gelijk universeel bij in de onderwerpen. De herkenning spreekt uit ieder verhaal.

Nieuwe verwachting
Met de uitgave van Het dodevissenmuseum roept uitgeverij Karaat ook een nieuwe verwachting op. Want tot op heden zijn alleen buitenlandse boeken verschenen bij de jonge uitgeverij. Een mooie verhalenbundel van nieuwe Nederlandse schrijver is meer dan welkom. Als deze uitgever zo goed buitenlands talent kan scouten, hoop je ook dat ze dat voor Nederland zelf doen.

Een schrijver die zijn verhalen weet te situeren in net zo’n desolate omgeving in Nederland. Zonder veel moeite zijn de verhalen van Charles D’Ambrosio te situeren in het platteland van Groningen, Drenthe, Overijssel of Gelderland. Als dan de typisch Hollandse manier van schrijven wordt weggelaten en alleen het landschap met haar bewoners aan het woord is. Dan ontstaan er juweeltjes zoals Het dodevissenmuseum over Noordwest-Amerika laat zien.

20 augustus 2011

Bertold Brecht, een skateboard en een gitaar

image

Bij de afgeschreven boeken van de bibliotheek neem ik een boekje over Berthold Brecht mee. Leben und Werk in Bild heet het boekje van Insel Taschenbüchter. Het zit boordevol foto’s van Berthold Brecht. Ook met kiekjes van zijn bibliotheek, werkkamer en bibliotheek in werkkamer.

Ik ben gek op zulke plaatjes. Het inspireert mij en laat mij zien dat mijn bibliotheek en werkkamer helemaal niet zo slecht zijn voor een amateur. Bovendien schijnt bij mij heerlijk de zon naar binnen. Ook kijk ik uit op de kauwtjes in de boom tussen mijn raam en de gracht.

Tussen het bladeren in het boek, sta ik op van mijn zitzak en hang eventjes uit het raam. De zomer wint de warmte weer terug. Het voelt lekker aan op mijn blote onderarmen. Een motorbootje vaart het kroos open zoals een ijsbreker het ijs openbreekt. Als het bootje onder het bruggetje is doorgevaren zie ik een jongen in mijn richting komen. Hij houdt een gitaar vast dat met een koord om zijn nek op de goede hoogte wordt gehouden. Hij speelt enkele akkoorden terwijl hij in mijn richting komt.

Ik kijk nog eens goed en zie dat hij met 1 been op een skateboard staat. De wieltjes maken het bekende schokkerige geluid dat ze altijd maken op asfalt. De jongen duwt zich voorzichtig vooruit op het skateboard met het vrije been.

Bij de akkoorden die hij op zijn gitaar maakt, probeert hij zachtjes te zingen. De snaren klinken zoals ze altijd buiten klinken op een mooie zomerdag. Hoog en zachtjes. Inderdaad, Martin Bril heeft gelijk met de opmerking dat een vallende sleutelbos in mei anders klinkt dan in november.

Hij duwt zich in schokjes vooruit. Hij zingt en musiceert erbij of het zo hoort. Als hij bij het richeltje van de brug komt, stopt hij eventjes. Ik vrees een vallende jongen, een neerdalende gitaar en een omhoog gillende kreet. Hij stapt van zijn skateboard, duwt hem met het been waarmee hij net op het skateboard stond, over het richeltje heen. Dan stapt hij weer op het skateboard om verder te rijden.

Zoiets doe je alleen maar als je jong bent, denk ik. Ik zie de jongen de hoek om gaan en denk aan de foto van Bertold Brecht met de gitaar terwijl hij zingt. Hij houdt de gitaar precies hetzelfde vast als de jongen die net voorbij liep. Alleen staat hij niet op een skateboard. Het lied dat hij zong, was even onbevangen als het lied dat de jongen zong. Het laatste kon ik niet verstaan, maar het lied van Brecht wel:

Hat ein Weib fette Hüften, tu ich sie ins grüne Gras.
Rock und Hose tu ich lüften, sonnig – denn ich liebe das.

Beißt das Weib vor Ekstase, wisch ich ab mit grünem Gras
Mund und Biß und Schoß und Nase: sauber – denn ich liebe das.

Treibt das Weib die schöne Sache feurig, doch im Übermaß
Geb ich ihr die Hand und lache: freundlich, denn ich liebe das.

19 augustus 2011

In het ziekenhuis

Het Flevoziekenhuis in Almere

Ik houd niet van ziekenhuizen. De witte jassen, de steriele stilte, het kuchen van mensen en strompelen van zieken door de gangen. Het wordt me allemaal snel teveel. Zeker als ik mee mag op mijn eigen verjaardag om mijn lief te begeleiden bij de controle van haar arm.

Een volle wachtkamer, dat is een slecht teken. Ik zie de stoelen ruim bezet terwijl de schoolvakantie nog in volle gang is. Mensen zitten bij elkaar en zorgen dat er een vrije stoel tussen staat. Ze lezen in een tijdschriftje of krantje. Maar eigenlijk lezen ze niet. Ze turen net als ik voortdurend om zich heen.

De receptioniste waarschuwt ons al. ‘De dokter loopt wel een beetje uit.’ Ze zegt het voorzichtig, maar de slechte boodschap moet nog komen. ‘Een halfuur tot drie kwartier’, probeert ze er nog eufemistisch te zeggen. Het is weinig verzachtend, eerder verhullend. ‘Dat wordt dus een uur’, mompel ik net zo zacht dat ze het net niet kan verstaan. Ze kijkt me indringend aan. We weten allebei dat ik gelijk heb. Een arts die eenmaal uitgelopen is, loopt het zelden meer in. Sterker nog: het loopt alleen nog maar verder uit.

We komen wonderwel te zitten in de wachtkamer tegenover de dame die naast mijn vrouw op de zaal lag bij de operatie. Ze zit er heel wat minder vrolijk bij dan net na de operatie. Terwijl Inge geen zin kon afmaken van de narcose, was zij de vrolijkheid zelve. Nu, vertelt ze, houden de klachten aan. ‘Het is hetzelfde liedje. Mijn andere been begint nu op te spelen’, verzucht ze erna.

Zij is om 10 over 11 aan de beurt. Wij om half 12. De klok tikt traag weg. Ik zie de receptioniste heen en weer lopen. Mensen helpen en anderen doorverwijzen naar de balie naast haar. De uitstroom verloopt even langzaam als dat de klok tikt. Er komen eerder mensen bij dan dat er mensen afvallen.

Het boek dat ik meegenomen heb, ligt onaangeroerd op mijn schoot. Ik probeer het verhaal weer op te pakken, maar het lukt niet. Ik ben aan het eind van de alinea kwijt waar het begin over ging. De geluiden om mij heen, de geur van het ziekenhuis. Het leidt teveel af om mij te richten op het lezen van een goed verhaal.

Ze zijn aan het vissen en de hoofdpersoon van het verhaal vangt een zalm. Hij heeft niet veel ervaring met vissen. ‘In paniek sleurde hij aan de hengel en begon hem in te halen, terwijl hij de lijn wild door het wateroppervlak zag snijden. De hengel trok krom als een zeis. Hij haalde zo snel in als hij kon, instinctief bang dat het leven aan het andere eind van de lijn hem zou ontsnappen.’

Ik kijk weer op. De anderen zitten met een kopje thee en chocomel voor zich. Ik hoef het niet. Dan ineens gaat de tijd snel. Al is het kwart over twaalf. We mogen mee. Schieten in de jassen en hollen achter de assistente aan. Geen tijd verliezen. De dokter heeft al uitloop genoeg.

We krijgen een plaatsje in een bedompt kamertje. ‘Waarom zitten hier geen ramen?’ vraagt Doris. Het is er warm, constateert de assistente. ‘Weet u wat. Ik laat de deur wel een eindje open.’ We gaan zitten aan het bureau. 2 grote computerschermen staren ons aan. Op het linker staat de rij patiënten van de dokter. Hij heeft inderdaad uitloop. Het gele balkje staat nog bij de patiënt van 10.40 uur, mevrouw Daal, en is het al kwart over 12.

Ik leg het boek op het bureau en lees verder. De hoofdpersoon haalt uiteindelijk de lijn binnen zonder vis aan het eind van de haak. ‘De haring was tot op het bot kaalgevreten’, staat er, ‘alleen een kop met ogen met daaronder een witte kam van kraakbeen en wervels waren overgebleven.’ Gelukkig mag hij de zalm hebben van een andere visser die veel kalmer het dier naar binnen hengelt en met zijn kop doodslaat op een steen.

‘Meneer, het is begonnen met een klein scheurtje in uw heup’, hoor ik een arts zeggen in het kamertje naast ons. Blijkbaar staat daar ook een deur open. ‘En dat is uitgegroeid tot 6 scheuren. Het bot is eigenlijk helemaal verbrijzeld.’ Het is stil. ‘We hebben geen idee hoe het komt.’ Weer een rust. ‘En dan ga je natuurlijk aan het ergste denken.’

‘We zullen de situatie beter moeten onderzoeken’, zegt de harde stem. ‘Dus begint u de komende 6 weken maar met totale rust te houden. Geen beweging in de heup en het gewricht.’ Het is weer stil. ‘Nee, dat is niet mogelijk meneer. Ik kan regelen dat u een rollator of een looprekje krijgt. Maar ik heb het liever niet.’ Opnieuw die stilte, waarbij de patiënt blijkbaar reageert, maar de stem is niet hard genoeg.

‘Ja, we zouden het natuurlijk kunnen volstorten met cement, maar dan wordt het onwrikbaar en dat willen we ook niet. Bovendien zou het allemaal weglopen. Het is onbegonnen werk. Het heeft allemaal geen zin. Het enige dat we kunnen doen is rust houden en de situatie onderzoeken meneer.’

De assistente loopt voorbij de deur en doet het hem met een klap dicht. Ik zoek de regel waar ik gebleven was en probeer verder te lezen. Het scherm flikkert nog altijd op mevrouw Daal. Geen vaart zit er in. Meneer Inray die achter mevrouw Daal om 10.45 uur staat gepland wacht misschien ook nog op antwoord.

Als dan iets over half 1 de arts het bedompte kamertje binnenkomt, geeft hij ons een hand. Hij vraagt of ze de onderarm kan bewegen en of ze de hele arm omhoog kan bewegen. Het gaat allemaal prima. We mogen over 6 weken weer terugkomen. Nog geen 3 minuten later verlaat hij voor ons het bedompte kamertje.

‘Ik zal een recept uitschrijven, dan kunt u dat via uw verzekering regelen’, hoor ik nog uit het kamertje naast ons als wij opgelucht het ziekenhuis mogen verlaten.

18 augustus 2011

Sla nooit de boekenafdeling van kringloopwinkel over

Natuurlijk grijp ik de eerste dag van de vakantie aan om even naar de kringloopwinkel te gaan. Ik ben een liefhebber van oude meuk en helemaal op de manier zoals deze in kringloopwinkels wordt gepresenteerd. Gisteren was het de beurt aan 2 kringloopwinkels in Almere Haven. De eerste viel een beetje tegen, maar bij de andere kwam ik goed aan mijn trekken op het terrein van boeken.

Pak altijd de boekenafdeling van een kringloopwinkel en laat je verrassen. Gun boeken een tweede leven. Vooral ook omdat als je goed kijkt veel boeken nog altijd te koop zijn maar in heel andere gedaantes. De vertalingen van Ernest Hemingway die ik kocht, zijn vaak niet meer verkrijgbaar. Maar een boek als Mannen zonder vrouwen verscheen 10 jaar terug nog in een pocket. De vertaling van pocket en de uitgave die ik gisteren kocht, stamt uit 1965 en is van Clara Eggink. Uitgevers stappen dus niet snel over op een nieuwe vertaling.

Hetzelfde geldt voor veel spoorwegboeken die ook steeds in andere gedaantes terugkeren. Voor 4 euro kocht ik 2 prachtige boeken over beroemde treinreizen. Een waardevolle aanvulling op mijn collectie. Net als het boek Almere, vanuit de lucht. Ik had het boek al 5 jaar terug zien liggen in de boekwinkels voor 30 euro. Bij de kringloopwinkel in Almere Haven vroegen ze er 3 euro voor.

Even geduld en geen trefzekere leveringen. Zeker bij een kringloopwinkel in Almere Haven waarbij het zeer onduidelijk is wat je voor het boek moet neerleggen. Bovendien ligt alles door elkaar. Al suggereert de eigenaar een indeling in ‘Spannend’, ‘Romans’ en ‘Science Fiction’.

Je vindt altijd iets anders dan je eigenlijk zoekt. Maar vertalingen, platenboeken en literaire juweeltjes kom je zeker tegen. Al zijn de boeken soms gedateerd. Vaak ontdek je dat de nieuwe uitgaven niet zoveel verschillen van de uitvoeringen van 30 of 40 jaar geleden. Het levert elke keer weer een fantastische ervaring op. Vandaar dat ik ook zo gek ben op grasduinen in kringloopwinkels.

17 augustus 2011

Gelijk oversteken

De trein rijdt in volle vaart over de A1 in de richting van Almere. De auto’s suizen in een snelle vaart onder de brug waar de trein overheen gaat. De auto’s van de A6 hebben keurig het knooppunt Muiderberg doorlopen en rijden met ons op naar Almere. De snelheid ligt ongeveer gelijk.

Een meisje een paar ramen verder zit aan de telefoon. ‘Nee, ik rij nu bijna bij de brug’, zegt ze. Het is even stil. De bomen suizen aan mijn kant van het raam voorbij. Het wordt door de snelheid een groene muur. ‘Ik zie nu een beige busje rijden. Zit je daar?’ De opmerking wekt mijn nieuwsgierigheid en ik staar naar de auto’s die op volle snelheid over de snelweg rijden. Ze naderen de Hollandse Brug.

Zo snel zie ik geen beige busje. Ik hef me iets op, rek mijn rug en zie door het raam inderdaad een beige Volkenswagen busje rijden. Een Transporter als ik mij niet vergis. ‘Ja, ik zie jullie rijden.’ De trein haalt traag de auto’s in. Het bordje ‘100’ langs de kant van de snelweg, zou de snelheid van de auto’s moeten zijn. Ik vraag het mij af. We rijden niet veel sneller en een vaartje van 100 zou ik moeten herkennen.

‘Zie je mij niet?’ vraagt ze. Haar stem klinkt duidelijk door het verder rustige treincompartiment. Verder geen stem of luide oordoppen die een dreun geven buiten de cadans van de trein. ‘Ik zit bij het tweede raam.’ Ik kijk snel. Ze zit inderdaad een flink eind van mij af. Ik zit bij het vierde of vijfde raam tel ik zo in de gauwigheid.

Aandachtig kijk ik over de brug. Een blauwe Opel station rijdt ongeveer gelijk met ons op. Daarvoor rijdt een witte SU4-achtige wagen. Hoog op de banden, achterop een stel fietsen. Terug van vakantie zo te zien. Bijna op het moment dat de auto ter hoogte van mijn raam rijdt, zwaaien de inzittenden in de richting van de trein. De man achter het stuur, de vrouw duidelijk een telefoon aan het oor. Een donkere zonnebril kijkt in onze richting.

Dan slaat het spoor de trein linksaf en trekt zich los van de A6. De auto wordt steeds kleiner en de stilte van het compartiment keer weer. Het meisje aan de telefoon verstomt en de reizigers duiken weer in hun krantje. De man iets verderop, bij het zesde raampje of zo, trekt een partje van zijn sinaasappel los en hapt erin. Dromerig kijkt hij naar buiten.

16 augustus 2011

Je moeder

‘Zo daar zijn we weer’, verzucht een bruinverbrande jongen. Hij hangt aan de stang bij de deur. Onrustig beweegt hij. Hij lijkt er al uit te willen springen terwijl de trein pas het station binnenrijdt. De tegels van het perron glijden steeds trager langs tot de trein stilstaat. Met een licht schokje drukt zijn vriend tegen hem aan. ‘Het was maar 2 weekjes hoor’, zegt de vriend met het blonde haar.

Een groep van zo’n 8 jongens bevolken het treinbalkon. Ze balanceren tussen de weekendtassen, koffers en rugzakken. Ze zien er zichtbaar vermoeid uit van 2 weekjes uit. Voor mij stapt een jongen met blond stekeltjeshaar uit. Hij zou zo uit de set van Oh oh Cherso kunnen komen. De joligheid hebben ze nog wel. Toch schieten de vermoeidheid en opluchting door als ze het perron opstappen.

Ze zijn zenuwachtig. Een jongen fluit nerveus. Een andere jongen frunnikt minstens zo zenuwachtig aan zijn gouden ketting. De zonnebril zit scheef in het haar. Die heeft hij niet nodig bij het barre weer dat hij in Nederland treft.

Als ze de poortjes doorlopen, keurig achter elkaar, zie ik ze nerveus in de richting van het parkeerterrein kijken. Een van de jongens krijgt al een enthousiaste omhelzing van zijn moeder. Ze is vooruit gelopen en lacht vrolijk. Blij en opgelucht geeft ze hem een stevige pakkerd.

Zijn bruinverbrande huid laat in het midden of hij bloost of dat het nog van de Griekse zon is. Ze laat hem los, pakt de tas op en loopt vrolijk voor hem uit in de richting van de auto. Daar staat de rest van de familie, iets verdekt opgesteld, maar minstens zo opgelucht en blij.

Nog 2 jongens staan te wachten iets buiten de schuifdeuren van de stationshal. ‘Wie komt jou halen?’ vraagt de jongen met de rugzak op de rug. ‘M’n moeder’. De rugzak zet een diepe stem op. ‘Je moeder’, schalt onder het beton van de spoorbaan. De imitatie komt behoorlijk overeen met dezelfde zinsnede die Jochem Myjer in een show doet. De jongen die op zijn moeder wacht, blijft niet achter. ‘Ja, je moeder’, met een even diepe stem.

Voor de jongens stopt een auto waar een man uitstapt. ‘Kom’, zegt vader zakelijk en geeft de jongen een snelle hand. De jongen loopt al naar achteren om zijn rugzak in te laden. ‘He, we zien elkaar weer’, zegt hij terwijl hij in de SU4 instapt. ‘Ja, hé tot kijk.’ Als ik wegrijd op mijn fiets, zie ik de moeder de jongen omhelzen. Ik kan niet zien wie wie nou het meeste gemist heeft. Daarvoor rij ik te ver van ze af.

15 augustus 2011

Op het nippertje

image

‘Tjonge dat was op het nippertje’, zeg ik tegen Doris. Ze trok haar vinger precies op tijd uit het boek voordat ik het wilde dichtslaan. Ze kijkt me aan. Ik zie dat iets in het hoofd aan het malen is. ‘Papa wat is dat?’ Ik speel het spel mee. ‘Wat?’ ‘Nou, een nippertje?’

Het is het moment waar je als ouder altijd voor vreest. Het moment waarop ze vragen stellen bij vanzelfsprekendheden. En dan is de vraag over de betekenis van een uitdrukking een stuk lastiger te beantwoorden dan de betekenis van een specifiek woord. Het woord ‘nippertje’ neemt een bijzondere plek in. Het woord bestaat alleen in de uitdrukking.

Ik probeer het uit te leggen. ‘Ik weet niet wat een nippertje is. Je gebruikt het in een uitdrukking. Als je zegt ‘dat was op het nippertje’, betekent dat je net op tijd bent. Je trok precies op tijd je vinger uit het boek, voordat ik het dichtsloeg. Als iemand net op tijd de trein haalt, haal je hem ook op het nippertje.’ Doris kijkt me begrijpend aan.

Ik ben het nog eens gaan nakijken in het WNT. Nipper bestaat eveneens, maar wordt net als nippertje in de betekenis van ‘net’ gebruikt. Allebei de vormen zijn afgeleid van ‘nippen’ in de betekenis van nipt: ternauwernood of net. Want het andere nippen is het voorzichtig drinken van een glas (sterke) drank.

Ik herinner mij een verhaal op een open podium van de studievereniging NNP. Een deelneemster las voor over een ‘nippertje’. Te pas en te onpas verscheen het nippertje ten tonele. Soms op de fiets, maar meestal gewoon in de tas of het viel uit de zak. Het was zo flauw dat we er op een gegeven moment allemaal om moesten lachen. Dat was op het nippertje, want vrij snel nadat ik begon met lachen, was het verhaal uit.

Als ik dan de betekenis van een woord of uitdrukking heb uitgelegd, vraag ik mij altijd af of mijn kind het wel begrepen heeft. Als ik vandaag bij tikkertje net op het laatste moment weet te ontsnappen, zegt ze: ‘Zo dat was op het nippertje papa’.

14 augustus 2011

Boum

Aan het einde van de aflevering Fout in ’45 uit Arjan Ederveens serie 30 minuten zit moeder op bed om zegels te knippen. In de hele aflevering is de sfeer om te snijden. Vader stierf in mei 1945 van verdriet nadat hij hoorde dat zijn dochter met een Duitse militair ging. Moeder verwijt haar dochter de dood van vader.

Temidden van deze sfeer moet de dochter nu voor haar dementerende moeder zorgen. Al weet moeder meer dan dochter zou willen. Het knippen van de zegels uit de lege koffiezakken behoort tot moeders taak. Als dochter het zat is mag moeder de zegels tellen. Zonder schroom gooit de dochter de zegels op het bed en laat moeder opnieuw tellen.

De glansrol van de moeder wordt vertolkt door Albert Mol. Het is zijn laatste rol geweest en hij zou er bijzonder trots op zijn geweest. Ik ken Albert Mol niet zo goed in andere rollen, maar voor mij staat vast dat hij zichzelf overtreft in de rol van moeder. Hier zie je duidelijk dat hij over goede acteerkwaliteiten beschikt.

Bij de slotscene op het bed, zingt moeder mee met een liedje dat door een radio klinkt. Ik dacht altijd dat het om een Frans kinderliedje ging uit de oorlog, waarbij gezongen wordt dat het eendje kwaakt en het schaap mekkert. Met hetzelfde nummer eindigt een Belgische oorlogsfilm die in 1940 speelt bij het uitbreken van de oorlog. Het is een prachtige Franstalige film die in Wallonië speelt. Ik heb hem helaas nooit meer gezien en ben ook hiervan de titel kwijt.

Zo ontstond een raadsel hier in huis, want hoe heet dit liedje en van wie is het. Toen we het donderdag bij het eten in de Hemel op aarde weer hoorden, wilden we het weten. Natuurlijk vroegen we het niet na bij de serveerster. We wilden het zelf uitvogelen. Ik wist dat je op de telefoon een app kunt laden, waarmee je een melodie kunt opnemen en die dan vertelt welk liedje het zou kunnen zijn.

De poging vrijdag om het zelf te zingen voor de telefoon, mislukte. Ik zong het teveel op de manier van Albert Mol en die moeilijk te doorgronden. Daarom zocht ik de bewuste aflevering op en draaide het slotfragment. Inge hield de telefoon erbij. Het raadsel was snel opgelost: het is het liedje Boum van Charles Trenet. Het liedje komt uit 1938. In de film “La route enchantée” wordt het gezongen. En daarmee is het een beroemd lied geworden. Overigens gaat Boum niet zozeer over kippen, varkens en eenden, maar over de liefde.

Nu nog de Waalse film over het jaar 1940 en 2 grote raadsels zijn opgelost.

13 augustus 2011

Charmes in spijkerbroek bij de Lidl

Zaterdagochtend in de Lidl. De vestiging in Almere Stad is gesloten vanwege een langdurige verbouwing: 6 weken is hij dicht. Daarom naar de dichtstbijzijnde vestiging in Kruidenwijk. Gisterochtend probeerde ik vergeefs melk te halen.

Het meisje dat druk in de weer was de goederen van het magazijn in de winkel te rijden, antwoordde chagrijnig dat de melk pas die middag geleverd werd. Daarna reed ze de pallet vanuit het magazijn de winkel in. Ik staarde teleurgesteld naar de lege schap.

Deze zaterdagochtend, iets meer dan 24 uur later, sta ik weer in de Duitse prijzenknaller. Ik vlieg met het karretje naar de hoek waar de melk staat. Er staan nog 2 doosjes met de melk in de donkerblauwe pakken. Razendsnel werk ik 6 pakken in mijn wagentje.

De deur naar het magazijn staat weer open. Een medewerker is druk in de weer met het sjouwen van de goederen uit de vrachtwagen. Ik zie geen melk op de pallet staan, die hij het smalle magazijn inrijdt. Het lijken eerder allemaal lege flessen frisdrank. Een magere oogst is de nieuwe voorraad voor vandaag.

Het meisje van gisteren staat wat verderop nieuwe toiletrollen te laden bij de andere. Ik pak snel de dingen die ik nodig heb en sluit aan in de rij bij de kassa. Bij het wachten kijk ik de winkel in. Ik zie een vrouw samen met haar man praten. Ze staan met het winkelwagentje midden in het gangpad. De vrouw steekt haar vinger in de lucht en loopt in de richting van de magazijndeuren.

Ze maakt haar heupen breed, wiegt ze charmant heen en weer. De strakke spijkerbroek doet de rest. Je ziet van achteren hoe ze van voren haar charmes aan de magazijnmedewerker toont. Ze drukt haar bovenarmen strak langs haar lichaam en maakt er echt iets moois van.

Ik zie de jongen met zijn hoofd schudden. De vrouw wiegt nog eens met haar heupen, maar het lukt niet. Ze draait zich om en drukt haar hippe bril weer terug op haar neus. Hoofdschuddend loopt ze in de richting van naar haar man. Teleurgesteld zet hij het wagentje al in beweging. Zij hobbelt achter hem aan. Zelfs de charmes hebben het niet voor elkaar gekregen.

Ik zie hoe mijn melkpakken langs de scanner gaan. Het bliepje uit de kassa vertelt dat ze nu echt van mij zijn.

12 augustus 2011

Mieke van der Weij

image

Grappig dat Mieke van der Weij haar man Sijbolt Noorda heeft leren kennen bij de uitreiking van de scriptieprijs van het Parool. Inge las het gisteren voor uit een interview met de televisiepresentatrice.  ‘Dat is toch de scriptie-uitreiking waar jij ook was?’

In de Margriet van deze week wordt Mieke van der Weij geïnterviewd samen met haar man, de oud-voorzitter van de raad van bestuur van de UvA. Ze zouden elkaar voor het eerst ontmoet hebben bij de uitreiking van de scriptieprijs.

Het was 28 januari 2003. De scriptieprijs werd uitgereikt. De 8 genomineerden waren uitgenodigd op een locatie ergens in Amsterdam. Ik had de hele familie meegenomen en we wachtten met spanning op de uitslag. Ik werd het niet. Daarvoor was het onderzoek van een jongen naar hypotheekverstrekkers te belangrijk. Of eigenlijk was het meer een onderzoek naar gebieden in steden waar banken juist geen hypotheken verstrekten.

Ik kreeg een eervolle vermelding en maakte een praatje met de voorzitter van de jury, Mieke van der Weij. Een aardige vrouw, warme persoonlijkheid. Ze vulde de ruimte met warmte zonder nadrukkelijk aanwezig te zijn. We spraken zelfs even inhoudelijk over mijn scriptie. Het was haar bijvoorbeeld niet helemaal duidelijk of Junghuhn wel of niet getrouwd was. Maar ze vond het een mooi verhaal dat haar gepakt had.

Een mooi compliment van deze vrouw. Ik vond het dan ook heel jammer dat ze stopte bij de Rijdende rechter op televisie. Volgens de NCRV niet omdat ze te oud was, de officiële verklaring vertelde dat ze er geen zin meer in had. Latere interviews zouden weldegelijk een andere richting op wijzen.

Ik snap niet waarom Mart Smeets niet te oud gevonden wordt of iemand als Nico Dijkshoorn die er ouder uitziet dan hij is, wel mag blijven en iemand als Mieke van der Weij niet. Maar de NCRV zegt dat het geen leeftijdsdiscriminatie is. Er was gewoon geen ruimte meer voor haar.

Ik vind het jammer, want elke keer als ik de rijdende rechter nu kijk, mis ik haar. Die Jetske van der Elsen bakt er weinig van en probeert mensen uit te dagen tot het zeggen van rare dingen.

Het getuigschrift dat ik kreeg bij de uitreiking van de scriptieprijs heb ik nooit boven mijn bed gehangen. Het ligt opgerold in een koker die hier tegen de boekenkast staat in mijn studeerkamer. Ik heb hem gisteren weer eens uitgerold en zag hem staan: de handtekening van Sijbolt Noorda schuin onder de handtekening van Mieke van der Weij.

Wat wij niet toen niet wisten: een jaar later zouden de handtekeningen elkaar weer opzoeken, maar dan onder een huwelijksacte. Ik heb er de dagboeken van Arthur Japin maar bijgehaald. 5 pagina’s van de plaats waar ik 2 jaar geleden ophield te lezen in Zoals dat gaat met wonderen, Dagboeken 2000-2007, april 2004: ‘De dag na de prijs trouwt Mieke [van der Weij] met Sijbolt [Noorda]. In Felix Meritis staan grote tafels voor het diner opgesteld. Mij had men naast Paul Witteman gedacht.’ (274)

Maar Paul Witteman en Arthur Japin waren niet bij het moment waar ik wel bij was.

11 augustus 2011

Meeuw steelt een zak Doritos

De laatste dagen circuleert op facebook een kort filmpje van een meeuw die een zak chips uit een winkel steelt. Het is meer een bewegend plaatje dan een echt filmpje. Maar het is een erg vermakelijke animatie. Ik vind hem geweldig. De brutaliteit waarmee het dier de winkel binnenstapt en met de zak chips naar buiten komt, is erg grappig.

Ik vertelde het een collega en ik kreeg van haar gelijk het hele filmpje te zien op youtube. Het zijn beelden van een Engels televisiejournaal. Het gaat om een winkel in het Schotse Aberdeen. De meeuw heeft in het filmpje de naam Sam the Seagull gekregen. In de weken voorafgaand aan het filmpje zou de zeemeeuw al meer dan 20 zakken Doritos hebben gestolen.

Hij steelt altijd dezelfde zak chips. De geïnterviewde winkelmedewerker vermoedt dat de meeuw gek is op de oranje kleur van de zak. Ik denk dat de zeevogel gewoon gek is op kaaschips van het merk Doritos. Dan mag hij wel oranje zijn, de smaak bepaalt de voorkeur.

De rage op facebook doet vermoeden dat het incident zich recent heeft voorgedaan. Als je kijkt naar het youtube-filmpje, dan zie je dat hij al 3 jaar online staat. Kortom, het is eigenlijk oudbakken nieuws. En dat bij de snelle social media waar elke scheet razendsnel in een enorme explosie verandert.

Ik vind het razend interessant hoe dieren in de stad weten te overleven. Zo behandelde Jelle Brandt Cortius een paar jaar terug de forensende hond in de Moskouse Metro. De honden kennen de lijnen helemaal uit hun hoofd. Ze stappen zelfs keurig over van de groene naar de rode lijn op weg naar hun station. Bovendien nemen ze elke dag trouw dezelfde metro.

Mijn collega, dezelfde die me op het filmpje attendeerde, vertelde dat er in Amsterdam duiven zijn die de sneltram nemen vanuit Amstelveen naar het centrum. Op de Dam zouden ze genieten van een lekker hapje. Daar lopen heel wat meer toeristen rond die wat uitdelen dan in Amstelveen. Dit verhaal smaakt naar broodje aap. Maar neuzend op youtube kwam ik al een paar filmpjes tegen van duiven die wel heel kalm in de tram zitten. Ze stappen zelfs met het gemak van een gewone reiziger of hond uit.

10 augustus 2011

Konijnenbout


De konijntjes schieten weg als ik bij het Muiderstrand kom aanlopen. Soms zitten er hele jonge bij. Ze huppelen vlak langs mijn voeten de bosjes in. Kleine gaatjes tussen het lage struikgewas vertellen de verstopplekjes. Als ik voorbij ben, springen ze even snel weer op het fietspad.

De honden zijn de blauwalg ontvlucht. De baasjes eveneens. Soms fietst een wielrenner voorbij. Verder gebeurt hier weinig. Zeker als de lucht dreigend zijn donkere vuist opsteekt in de vorm van een grijze wolk.

Ik ren verder. In de bosjes zitten een paar kraaien. Hun spitse snavels verraden dat het echt kraaien zijn en niet hun kleinere neefjes, de kauw. 1 kraai hakt flink op de grond, trekt iets omhoog en beweegt zijn snavel snel om het naar binnen te werken. Het ziet eruit als vlees.

Hij vliegt op als ik wel heel dichtbij kom en kijkt me met een spijtige blik aan. Hier was iets moois aan de gang. Ik kijk in het gras, vlak voor een kleine opening in het lage struikgewas. Hier ligt een klein konijntje half opgepeuzeld.

Het vlees blinkt vers. Het oogt alsof het zojuist panklaar is gemaakt door de slager en in de toonbank is gelegd. Alleen het prijskaartje ontbreekt. En de vacht bovenin de verse konijnenbout verraadt dat het een zojuist veroverd konijntje is. De spieren van de been worden juist opgepeuzeld door de kraaien.

De kraai die van een afstandje toekeek, ziet nu genoeg kans. Ik ben ver genoeg voorbij de plek des onheils om toe te slaan. Hij vliegt op de malse konijnenbout en begint even enthousiast op het vlees te hakken. Tot een luide kraaienschreeuw hier een einde aan maakt. De door mij verjaagde kraai, grijpt zijn maaltje weer terug en geeft zijn soortgenoot een flinke haal.

Zo gaat dat met lekkere maaltjes. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt.

09 augustus 2011

Mooi met de bus

We lopen naar het audiologisch centrum voor de hoorafspraak met Doris. Het regent zachtjes. De druppels vormen kringen in het water van de gracht waar we net het bruggetje oversteken. We passeren het bejaardentehuis. Het terras is leeg. Alleen onder een afdakje zie ik een paar mensen staan.

Een meisje met een rood shirtje boent de tafels af. Ik zie voor me hoe nat ze zijn geworden van de aanhoudende regenval. Haar halflange blonde haren vallen voor haar gezicht. Zo ingespannen veegt ze de tafels schoon. Een jongen met een grote bril op zijn neus wringt net een natte doek uit boven een grote blauwe emmer. Hij steekt bij het uitwringen zijn tong uit zijn mond.

‘En ze hadden ook onweer voorspelt’, hoor ik het meisje zeggen. Ze loopt een tafel verder en veegt de plassen water die op het tafelblad liggen op. Ik vraag me af of het veel zin heeft. De regen is weer een beetje aangezwollen. De jongen wringt het doekje nog altijd uit.

De luifel houdt weinig van de regen tegen. Maar de bosjes houden een goed zicht voor mij tegen. Ze geeft het natte doekje aan de jongen met de bril. Hij zwaait er onhandig mee naar de emmer. En geeft haar in dezelfde onhandige beweging het doekje dat hij net uitgewrongen heeft. Ook zij steekt de tong uit. Haar onderarmen steken wit uit onder het rode shirt. Ze hebben nog niet veel zonlicht gehad.

Iets achter de 2 hulpjes van het bejaardentehuis staat een oudere vrouw. Haar haar zit netjes in een permanentje. Iets opgestoken. Ze trekt aan een sigaretje en leunt tussen de muur en een stok. Het meisje houdt even op met het drogen van de tafel. Ze kijkt de oudere vrouw heel stellig aan: ‘daarom ben ik mooi met de bus gegaan’.

Ik ben eigenlijk al te ver doorgelopen om het antwoord nog te horen. Maar ik hoor duidelijk een diepe doorrookte stem antwoorden: ‘Je hebt groot gelijk meissie’.

08 augustus 2011

De beurs en het juiste moment

‘En Harry nog een beetje druk op de beurs?’ De man keek uitdagend naar Harry. Uit op een lekker pesterijtje. De beurs daar moest je nu niet zijn. Dat betekende ellende en veel geld verliezen. ‘Nee’, antwoordde Harry. ‘Daar kom ik voorlopig niet.’

Harry drukte de handdoek tussen zijn natte tenen. Na het andere set tenen liet hij de handdoek op de grond vallen en trok een sok uit een schoen. ‘Nee, dat is mij een beetje te druk nu. Iedereen is alleen maar aan het verkopen.’ ‘Maar jij deed toch in aandelen Harry?’ probeerde de andere man nog los te krijgen. Hij trok net zijn handdoek over zijn rug en hield hem aan 2 kanten vast. Zo kreeg hij zijn rug toch kurkdroog.

‘Ja, ik heb zeker aandelen gehad’, vertelde Harry. ‘Ik kocht op een bepaald moment aandelen van een Russische leverancier in koppelingsplaten. Niemand zag er wat in. Al mijn vrienden vonden dat ik het moest verkopen. Maar het leverde niks op. Meestal was het 10, 20 cent meer dan de prijs waarvoor ik ze gekocht had. Totdat ineens het gerucht kwam dat China het bedrijf ging overnemen. Toen schoot de prijs omhoog. Nou, je begrijpt wel dat dat het moment was om ze te verkopen. Wat heb ik gelachen bij mijn vrienden.’

‘Moet je dan geen aandelen Spyker hebben?’ ‘Nee, dat zegt iedereen.’ Harry zette zijn voeten in de instappers. ‘Maar toen ik daar schoonmaakte hoorde ik wel andere geluiden. Er stond nauwelijks voorraad en de betalingstermijnen werden opgeschroefd van 30 naar 60 dagen. Ik wist genoeg.’

Harry stond op. Het was genoeg voor vandaag. ‘Nee, die beurs dat komt nog wel. Nu even niet. Niet het juiste moment.’  Hij liep naar de deur, trok hem open en draaide zich nog even om terwijl hij in de deuropening stond. ‘Hé Jim tot volgende week.’ ‘Tot volgende week’, zei Jim. Hij deed net het laatste knoopje van zijn overhemd dicht op dat de deur met een harde klap dichtsloeg.

07 augustus 2011

Voor de draad ermee

image

De digitale televisie van UPC hapert al een tijdje. Sommige zenders vertonen blokjes, andere zijn helemaal niet te zien en weer andere vinden het genoeg midden in een uitzending. Na veel perikelen met ‘uitzending gemist’ waren we het gezeur zo beu dat we niet aan bellen toekwamen.

Bovendien kun je niet alleen bellen. De medewerker aan de andere kant van de lijn beveelt vrijwel altijd om het kastje uit te schakelen en gelijktijdig een knop in te drukken. Een handeling die je alleen met 2 handen kunt doen. Op vrijdagavond als we Top gear willen kijken op Veronica, borrelt de frustratie op. Veronica is 1 van de zenders die het niet doet. Verder doen we geen beroep op de zender, dus de frustratie dringt zich alleen op vrijdagavond.

Afgelopen vrijdagavond vonden we het tijd eens te bellen. Wondersnel kreeg Inge de medewerker aan de lijn. Er moesten allerlei handelingen worden uitgevoerd. Ik werd van het kastje naar de muur gestuurd om stekkers, schakelaars en draden te verwisselen. De afstand tussen ons wandcontact en de televisie is te groot om met 1 mens in 1 keer te overbruggen. Dus ik holde heen en weer tussen de 2 locaties.

Onderwijl stelde Inge het grijze apparaat in de fabrieksinstellingen in. Ze voerde codes in die ze doorkreeg van de UPC-medewerker. Het leverde niet het gewenste resultaat. De medewerker vroeg of we onlangs nog iets veranderd hadden. Nee, er was niks veranderd. Geen draad verle(n)gd, geen andere televisie, geen apparaat erbij of iets anders dat de situatie beïnvloedde.

Ik mocht een tussendoosje uit het systeem verwijderen, waarna Inge op haar mobiel werd teruggebeld. Het proces begon weer opnieuw. Wellicht dat het nu opgelost werd. Het leek of de situatie verbeterde. Even veranderde het zwarte scherm in een scherm met blokjes. Maar binnen een paar zinnen, hield de nieuwe situatie op.

Het lag waarschijnlijk aan het bijzondere doosje dat al eens vervangen was. Volgens de medewerker viel dat onder ons risico. Waarna wij een tirade hielden over de belabberde kwaliteit van UPC. Er was al eens een monteur langsgeweest. Hij merkte niets bijzonders op, verwisselde een draadje en veranderde een stekker. En verder niks.

De afspraak werd gemaakt. Inge had opgehangen. Dat kon ons een nieuw apparaat en de voorrijkosten gaan kosten. Een somber vooruitzicht waar ik helemaal geen zin in had. Ik besloot nog eens de situatie en draden te bekijken. Snel stuitte ik op de situatie die we zelf gemaakt hadden toen we de televisie verplaatsten. Daar hadden we de dikke draad van 5 meter bevestigd aan een dunnere van 5 meter. Het was behelpen en uit nood geboren. De 2 stekkers grepen in elkaar. Ik draaide wat aan de stekkers en het beeld werd weer wat scherper.

Ik vond dat we eerst de draad eens moesten vervangen. Zo ging ik gisteren naar de winkel voor een nieuw snoer. Een speurtocht over de markt en langs andere verschillende electronicazaken bracht me bij de Handyman. Hier verkopen ze snoertjes, stofzuigerzakken, inktpakketten voor de printer en opladers. Ik kon er ook terecht voor een nieuw stuk dik coax-kabel van 15 meter voor 30 euro.

Het werd mooi op maat gemaakt door de medewerker. Hij vertelde erbij dat de kabel waarschijnlijk de oorzaak van ons probleem was. ‘Het luistert allemaal erg nauw’, voegde hij eraan toe.

Thuisgekomen kon ik niet wachten de kabel te installeren van het kastje naar de muur. Over de deur heen, onder de radiator langs naar het aansluitingspunt in de muur. Het kostte flink wat zweet. Zeker ook omdat ik de kabel verkeerd om had gelegd. De stekkers bestaan uit een mannetje en een vrouwtje, die niet omgekeerd in elkaar kunnen.

Zou de draad de oorzaak van het probleem zijn? Het was erg spannend de boel aan te sluiten en de installaties aan te zetten. De druk op de knop gaf direct het antwoord: de draad was het probleem geweest. Alle zenders deden het. De verbinding liep als een zonnetje.

Blijft wel over het raadsel: een monteur is ergens vorig jaar hier geweest om te kijken naar de slechte verbinding. Hij stelde dat het niet aan de coax-kabel lag. Hij maakte de stekker opnieuw vast aan het draad, maar vond dat de slechte verbinding hier niet aan kon liggen. De proef gisteren demonstreerde dat een deel van het probleem daar wel lag.

Ons probleem met de digitale televisie van UPC is dus opgelost. Op naar het volgende…

06 augustus 2011

Oude content stelen

Het mooie van internet is dat het uit een prachtige hoeveelheid content bestaat. Iets dat je eenmaal gepubliceerd hebt, blijft op die manier altijd toegankelijk voor een groot publiek. Een druk op de knop en je kunt zo een artikel uit 2001 lezen. Voor mij is die archieffunctie van enorme waarde. Mijn eigen blog vormt zo niet alleen een blik in het heden, maar grijpt ook in het verleden.

Veel websites zijn zich niet bewust van deze grote waarde. Zo sneuvelden al de blogs die ik in 2009 schreef voor mijn oud-werkgever Supply Chain Magazine. Onlangs zag ik dat contentspecialist en eveneens oud-werkgever Romae haar blog Popolo.nl heeft vernieuwd. Ook daar werden al mijn oude blogs over twitter, internet en content kaltgestellt.

Bij de beslissing van de Volkskrant om zich te ontdoen van de blogs, barstte een discussie onder de bloggers los over het copyright. Mag je als hoster wel zomaar alle content verwijderen als je ermee ophoudt? Oké, je krijgt als blogger de mogelijkheid al die content ergens gratis onder te brengen. Maar stel jij niet gratis je content beschikbaar? En mag daar niet wat tegenover staan?

Een interessante gedachte in de grote discussie die momenteel gevoerd wordt over uitgevers, boekwinkels en copyright. Een dichter als Ilja Leonard Pfeiffer leeft van het copyright. Hij vindt dat dit niet zomaar gratis beschikbaar moet zijn voor iedereen. Websitebezoekers houden er helemaal niet van als ze bij een virtueel toegangspoortje ineens de vraag krijgen om geld te betalen. Ze weten niet eens of ze die content wel willen.

Dat vraagt om een ander soort kopijrecht. Niet zozeer gebaseerd op het idee dat content geld waard is, maar dat de bezitter rechten heeft. Een recht is bijvoorbeeld dat de schrijver eigenaar is van de tekst en dat iemand die tekst niet zomaar mag weggooien. Dat zou bij mij veel frustratie voorkomen. Je mag namelijk niet zomaar iets van iemand anders verwijderen.

Het roept bij mij het idee op om alleen iets te publiceren als ik zeker weet dat het daar ook blijft bestaan. Want het is gruwelijk om je blogs niet meer online beschikbaar te hebben. De content mag wel gratis zijn geschreven, daarmee is het nog niet waardeloos.

05 augustus 2011

Boeken of bijzaak

Ze lopen traag de boekenschappen voorbij. Soms trekt eentje een boek uit het rek, bekijkt de titel en praat onderwijl druk met de ander. ‘Maar hij moet niet zo zeuren’, zegt ze. ‘Ik heb het hem zo vaak gezegd, maar hij luistert niet.’ Ze draagt een hemdje dat misschien net iets te zomers is voor deze dag. Haar vriendin kijkt haar aan en knikt. Soms mompelt ze een verbazend kreetje. ‘Tjonge.’

De boeken zijn bijzaak. Het draait om iets heel anders. Ze gaat verder. ‘En dan heb ik zoiets van. Doe het nou gewoon.’ Haar vriendin in een iets lichter hemdje knikt begrijpend. Nu trekt zij een boek uit de boekenkast, draait het om en leest de achterflap. Onderwijl raast haar vriendin door en knikt haar hoofd als teken dat ze luistert.

‘Precies, dat zeg ik ook altijd.’ Het boekje gaat weer terug in de kast. Ze staan nu stil bij de tafel in het midden tussen alle kasten. De klaagster leunt met haar hand op het tafelblad. ‘En dan heb ik zoiets van…’ De woorden vallen weg. Iemand passeert. Ze dempt haar toon, fluistert bijna.

Ze lopen weer verder tussen de rijen boeken. Als ze een halfuur later en heel wat klaagzangen verder bij de kassa achter mij staan. Gaat het nog altijd door. De toon is wat zachter, bijna niet te verstaan. Ik loop weg met mijn stapel boeken. ‘Is dat alles? Hebben jullie daar al die tijd over gedaan?’ hoor ik de verkoper nog zeggen. Op de toonbank ligt een dun tijdschrift.

04 augustus 2011

Fuut zwemt met jongen op rug

Fuut met jongen op rug

Een fuut die liefdevol haar kroost op haar rug draagt. Inge vertelde het mij een keertje en ik baalde dat ik er niet bij was. Het lijkt me zo’n innig moment van samenzijn met de natuur. Om zo intens van te genieten en even voor stil te staan.

Er zijn van die momenten dat je een fototoestel bij je wenst. Daarom draag ik er bijna altijd eentje bij me. Gistermiddag op de terugweg van station naar huis, trof ik zo’n moment: een fuut met 2 jongen op de rug. Juist op het moment dat ik langsfietste zag ik het laatste fuutje op de rug van moeder kruipen.

Ik zette mijn fiets tegen een boom en hoopte dat ze niet weg zou zwemmen. Nog niet zo gegrepen om de fiets op slot te zetten. Het dier zwom van mij weg, maar de hoek in de gracht maakte dat ik de fuut van de andere kant kon benaderen. Ik werd scherp in de gaten gehouden. Het kroost keek soms even eigenwijs en bijdehand mijn richting op.

Zo stond ik helemaal alleen daar aan de waterkant en genoot van het jonge futengezin. Vader was nergens te bekennen. De kleintjes meegevoerd op de rug van moeder. Ze zwom door de gracht. De kleintjes liftten mee en keken genoegzaam in het rond. Soms lijkt de dierenwereld verdacht veel op de mensenwereld.

03 augustus 2011

Moraal en sprookje

Een sprookje heeft vaak een moraal. Het idee is dat sprookjes een boodschap vertellen. Roodkapje kun je reduceren tot de waarschuwing dat kinderen vooral naar hun ouders moeten luisteren! Als ze niet van het pad af mogen, moeten ze niet van het pad. Als ze het wel doen, loopt het verkeerd af.

Afgelopen zaterdag werd een verfilming van het sprookje Hans en Grietje uitgezonden op televisie. We keken er met het hele gezin naar. De vader en stiefmoeder laten hun 2 kinderen achter in het bos. Er is geen geld meer en de kinderen worden aan hun lot overgelaten.

Wat is de moraal van dit verhaal? Laat je kinderen nooit alleen achter in het bos? Als je het sprookje goed leest, kun je dat betwijfelen. De kinderen redden zichzelf wonderwel. Vooral Grietje weet zich kranig te weren tegen de boze heks. Ze schakelt het kwaad zelfs uit door de heks in de hete oven te duwen. Dan komen de 2 kinderen zelfs thuis met goud en parels. Als je het zo bekijkt, is de moraal van dit sprookje voor ouders: laat je kinderen achter in het bos, dan komen ze rijk weer thuis.

Gelukkig kun je het ook anders lezen. Net als Roodkapje toont dit sprookje dat je niet zomaar iedereen moet vertrouwen. Iemand die aardig lijkt, hoeft niet aardig te zijn. Neem niet zomaar alles van iedereen aan kinderen!

Overigens kun je nog veel dieper gaan in het achterhalen van de betekenis van sprookjes. Je kunt er zelfs een studie aan wijden. Soms zit daar best iets in. In het verhaal van Roodkapje kun je weg van een meisje naar de volwassenheid zien. Of een hele natuurmythe waarin de zon (roodkapje) geweerd wordt door de winter (de wolf). Of een symbolische weg door het leven.

Soms een beetje ver gezocht. Maar vaak heeft die interpretatie wel wat. Sprookjes zijn meer dan zomaar verhaaltjes. Er zit dikwijls een dubbele bodem in. Dat maakt veel sprookjes zo boeiend. Je kunt ze eindeloos herhalen en er steeds weer iets anders uithalen. Het ligt eraan welke betekenis je zelf aan het verhaal geeft.

02 augustus 2011

Bramen plukken

De bramen zijn rijp. Bij het hardlopen zondag langs de Lepelaarsplassen en door het Wilgenbos zag ik trossen bramen hangen. De bramen op deze plaats in Almere zijn het lekkerste. Daarom ging ik gisteravond op de eerste zomerdag van augustus naar de plek des onheils.

Een paar jaar geleden was ik daar aan het bramen plukken met met de danseres. Ze ging mee, bramen plukken. Ze wilde dat weleens meemaken. We gingen op zo’n doordeweekse avond. Het was nog juli. De oogst viel tegen. Hele kleine bramen hingen aan de struiken. Bovendien zaten ze vol met wormpjes. Wat verderop vonden we grotere.

De jam dat jaar was buitengewoon lekker. De danseres hoefde niet. Er zaten veel te veel beestjes in, vond ze. ‘Heute fressen, morgen Tod’, was haar angst. Dat voor jam al die vruchten uit de natuur koken, deed er niet toe. Ze had eens een oogst met vruchten uit de natuur in zout water gelegd. Wat er allemaal boven kwam drijven. Een complete maaltijd in wormpjes en torretjes.

Gisteravond was het een prachtige avond om bramen te plukken. De vrije natuur lonkte. Het is een flinke fietstocht. Zo reed ik het rondje hardlopen een dag later na op de fiets. Ongeveer ter hoogte van het gemaal, stopte ik. Veel bramen waren daar al geplukt, maar er waren er nog genoeg voor mij.

Ook dit jaar geen volvette bramen, maar kleintjes. Je moet er flink wat plukken voor je een hand vol hebt. Maar dat geeft wel veel smaak aan de vruchten. Ze waren wel goed rijp. Ik moest er wel wat voor over hebben: mijn handen werden regelmatig geprikt door de doorns. Ook lieten de bramen hun sporen na. Mijn handen zagen eruit als de handen van een slager na een flinke slacht.

De kunst van het plukken is om je in te graven in de struik en dan alles wat om je heen groeit, te pakken. De grootste bramen hangen op die plekken waar je net niet bij kunt. De bramen groeien ook op het taluud. Je moet goed opletten waar je je voeten zet. Grote doorns versperren de doorgang. Ook zijn de mooiste bramen in de nabijheid van brandnetels. Het lijkt of zij gelijk op groeien.

De pluk ging natuurlijk net zo lang door tot ik niks meer zag. Als je het verschil tussen een rijpe en onrijpe vrucht niet meer ziet, dan pas is het tijd om naar huis te gaan. Zo kwam ik gisteravond in het donker thuis met 2 volle zakken bramen. Het resultaat van ruim een uur plukken. Ik rende naar de weegschaal om het resultaat in kilo’s te wegen. De oogst: 2,2 kilo. Geen slecht resultaat.