31 juli 2011

Bachs orgelwerken gespeeld door Bram Beekman

De orgelwerken van J.S. Bach gespeeld door Bram Beekman

De laatste weken luister ik veel naar de orgelwerken van Bach. Het uitgangspunt vormt de Bachserie die Bram Beekman in de jaren ’90 maakte voor het label LBCD. Ik volgde de serie vanaf de presentatie van het eerste deel in 1990 tot en met de uitgave van het negende en laatste deel in 1997.

De liefde voor de Bach van Bram Beekman ging ongeveer gelijk op met een vriendschap die ik had met een jongen uit Zeeland. Hij hield van orgelmuziek, speelde zelf orgel. Ik nog niet. Via hem en Bram Beekman ontdekte ik de kracht van deze muziek. Vooral Bachs composities voor orgel troffen me. Het was een ongekende beleving, die elk nieuw deel van de serie tot een heus avontuur maakte. Veel werken kende ik niet. Andere had ik nooit in een dergelijke uitvoering gehoord.

Veel te duur
De allereerste cd kocht ik nog niet. Mijn ouders vonden het veel te duur om 69,95 gulden neer te tellen voor een dubbelcd. Toen ik hem later bij die vriend in Goes hoorde, werd ik getroffen door de helderheid van de opname en de frisheid van de uitvoering. Zeker toen daar later het tweede deel bij kwam, die vrijwel direct bij aankomst op een bandje werd gezet.

Die nacht luisterde ik in de studeerkamer van zijn vader waar mijn opklapbed stond, gespannen naar de muziek. Wat een betovering. Vooral de uitvoering van het Concerto in C, BWV 594, naar Vivaldi’s Concerto in D ‘Grosso Mogul’ maakte grote indruk op mij. De solo in het laatste deel, het allegro, brengt me nog altijd terug naar die nacht. Waarbij ik half wegdommelde, maar telkens weer gegrepen werd door de hoge uithalen van de woudfluit van het Zwolse orgel.

Ik moest die cd’s hebben en ik ging over tot de koop van de eerste 2 delen. Het geld dat ik verdiende met mijn krantenwijk ging direct naar Lindenberg. Daarna volgde elk deel vrij kort na publicatie. Ik bezocht dan de firma Lindenberg in Rotterdam, luisterde aandachtig de nieuwe cd en was direct overtuigd van de prachtige orgelmuziek van Bach.

Orgelles
In die tijd kreeg ik ook orgelles op het orgel in de Salvatorkerk van Veenendaal. De organist Jan van Laar leerde mij de fijne kneepjes van het orgelspel en vooral dat ik moest luisteren. De combinatie van deze lessen met de cd’s van Bram Beekman brachten mij in een wereld die ik weliswaar van huis uit kende, maar die ik nu bewust leerde kennen.

Een maand of 2 terug pakte ik het derde deel van de serie om eens goed naar het Preludium en fuga in E, BWV 566 te luisteren. Ik hoorde een andere uitvoering op cd, maar mijn referentie ging naar Bram Beekman op het Hinsz-orgel in Kampen. Vooral de heldere eerste fuga, met de Octaaf 2′ van het rugwerk, stond mij erg bij. Ik beluisterde de uitvoering en besloot weer eens naar andere delen uit de serie te luisteren.

Vooral bij het negende deel van de serie dat ergens in 1997 verscheen, was mijn aandacht voor de uitvoeringen van Bach enigszins verslapt. Ik kocht dat deel alleen maar omdat ik de rest van de serie ook had. Dat was ook wel het geval bij de delen 7 en 8. Was het tot het zesde deel altijd weer die spanning geweest, bij de 8 kleintjes in deel 7 begon het mij te ergeren. Bram Beekman voerde de preludia en fuga’s steevast in plenum uit. Een enkel tongwerk gebruikte hij als ondersteuning.

Ruimtelijk effect
Ook waren de opnames van Van der Waal altijd ver van het orgel af genomen, waardoor de ruimte veel te veel effect kreeg. De directere opname waarbij je veel meer de afzonderlijke registers hoort, bleef beperkt tot het eerste deel in de Groningse Der Aa-kerk. Bovendien was veel van het boeiende repertoire weggevallen.

De grote orgelmis vormde het absolute hoogtepunt. Alleen viel de keuze voor het orgel van de Nieuwe kerk in Amsterdam enigszins ongelukkig. Het Schonat/Van Hagerbeer/Duyschot-orgel uit 1655 is zeker geschikt voor de muziek van Bach, maar de Klavierübung III vraagt wel veel van toehoorder en orgel. Bij het laatste deel van Beekmans serie in Alkmaar waren bijna alle grote werken op. Alleen de Fantasie en fuga in g, BWV 542 was nog over samen met het Preludium en fuga in G, BWV 541.

Originaliteit
En dan de uitvoeringen zelf. Het blijft dezelfde uitvoerder en daarmee verdwijnt ook een gedeelte van de originaliteit. Het lukt maar weinige organisten om een hele cd-serie verrassend uit de hoek te komen. Maar bij een werk als de Toccata en fuga in F, BWV 540 stelde het mij teleur dat hij niet alles eruit kon halen. Iemand als Marie-Claire Alain komt op hetzelfde orgel werkelijk overtuigend over. Bram Beekman blijft een beetje hangen in de middenmoot. Prachtig bij een concert, maar een cd-opname vraagt toch wat anders.

Ik heb de hele serie, zonder het eerste deel, nog eens goed beluisterd de laatste weken. De ideeën die ik in mijn hoofd had ontwikkeld, moest ik zeker bijstellen. Zo werd ik dit keer echt getroffen door de mooie uitvoering van het Orgel-Büchlein op het orgel in Vollenhove. Hij weet ieder koraal treffend neer te zetten in eveneens treffende registraties. Hierbij hanteert hij mooie tempi en houdt hij de compositie kaal door het gebruik van weinig trillers en andere verfraaiiing.

Bekendere werken
Ook de delen in Maassluis – deel 8 – en Alkmaar – deel 9 – zijn goed neergezet. Misschien zou ik wensen dat hij vooral in Maassluis wat bekendere werken ten gehore had gebracht. Vooral het openingswerk, Preludium en fuga in c, BWV 549, staat als een huis. De mixturen van het orgel komen hierin heel goed tot hun recht. Ook bij Die Kunst der Fuge speelt Bram Beekman met veel afwisseling. Het Garrelsorgel uit 1732 is duidelijk een instrument waar Beekman goed mee uit de voeten kan.

Net zoiets als het orgel in Den Bosch waar Beekman de orgelkoralen uit de Neumeister-Sammlung speelt. De werken die in het Bachjaar 1985 (her)ontdekt werden, komen heel sterk tot uitdrukking op het orgel. Hoe de bourdon 8′ van het rugwerk je echt vastklampt in een compositie als Herzliebster Jesu, was hast du verbrochen, BWV 1093. Of het Ehre sei dir Christe, der du leidest Not, BWV 1087.

De beste
De uitvoering van het Preludium en fuga in A, BWV 536, reken ik tot de beste. De eenvoud en doorzichtigheid staat centraal in deze uitvoering. De fuga uitgevoerd op Prestant 8′ en Octaaf 4′ van hoofdwerk en rugwerk, maken het tot een poëtisch en ingetogen werk bij Beekman. En ook het Pièce d’Orgue zet Bram Beekman zeer treffend neer op het Bossche orgel. Zo wist hij mij na meer dan 15 jaar weer te boeien. Hij wist zelfs weer die momenten op te roepen van weleer, waarbij ik meegenomen werd in de wereld van componist en orgel.

Het eerste deel is ruim 20 jaar geleden opgenomen. Het laatste 15 jaar terug. Zeker, uitvoeringen als van Ton Koopman en Wim van Beek blinken op een andere manier uit. Vooral de laatste deelt in zijn versie van Bach rake klappen uit. Dat neemt niet weg dat Bram Beekmans Bachwerken zeker de moeite van het beluisteren waard zijn. Dan betrap ik mijzelf erop dat ze voor mij een referentiepunt in Bach-uitvoeringen vormen.

30 juli 2011

Op de sofa

De meest beroemde sofa is de sofa van Freud

De hele familie zit op de blauwe sofa in de kringloopwinkel van Naarden. Ik wil graag een sofa voor op mijn studeerkamer. Lekker half liggen en hangen, muziekje erbij en dan een goed boek lezen. Iets waar ik veel behoefte aan heb om mij even te onttrekken van alle hectiek.

De naam van de kringloopwinkel is hetzelfde als die in Almere staat. Alleen is het hier een stuk gezelliger. Zeker ook sinds er een klein restaurantje zit voor de versnaperingen. Zo zitten we net op de bank, die het midden houdt tussen een bank en een sofa. In die korte tijd hebben we al flink wat blikken en commentaar van het publiek gekregen.

De joligste is een medewerker van de winkel zelf. Hij zag mij al Doris van de sofa afsturen om hem even op te tillen. Ik wilde weten of ik het ding in mijn eentje de 2 trappen op te tillen. ‘Die weegt zwaar he?’, zei hij. Ik knikte. ‘Als je hem door ons laat brengen, kunnen wij hem wel de trappen op sjouwen. Het kost wel 6 euro per trap.’

Hij is er gespierd genoeg voor. Nu we met z’n drieën onze intrek op de bank hebben genomen, vind hij het ook interessant erover te beginnen. Het ding houdt het midden tussen en bank en een sofa. Hij zit geweldig lekker. Echte vering zit erin tussen het schuimrubber, meent de medewerker.

‘Meneer u neemt hem. Ik zie het aan u’, zegt hij nu. Ik weet niet zo goed raad met dit soort opmerkingen en probeer de afleidingsmanoeuvre in te zetten. ‘Hij is een verkoper’, zeg ik tegen Inge. Ze hangt wat naar achteren tegen de lage leuning aan. ‘Je kunt hem ook als bed gebruiken voor als we ruzie hebben.’

Gelukkig speelt de krachtpatser van deze kringloopwinkel hier niet op in. Hij gaat uit een ander vaatje tappen. ‘Meneer gaat u al die boeken lezen?’ vraagt hij mij. Hij wijst naar de stapel met boeken van Renate Rubinstein en Gerrit Komrij die ik zojuist heb aangeschaft. ‘Weet u iets van de natuur?’ Hij wacht het antwoord niet af. ‘Dat staat allemaal in die boeken meneer.’

Hij vervolgt zijn verhaal. ‘Weet u waarom een mus hipt en een spreeuw loopt?’ ‘Ik zou het niet weten’, antwoord ik hem eerlijk. ‘Dat is om vooruit te komen.’ Hij lacht en lach schaapachtig met hem mee. ‘Dat staat allemaal in die boeken meneer.’ ‘O’, zeg ik. ‘Vandaar dat ik het niet wist.’

Ik sta op. ‘We nemen hem niet’, mompel ik. Ook de rest staat op. We lopen in de richting van de uitgang. De medewerker loopt achter ons aan. ‘Mevrouw’, zegt hij. ‘Een man komt bij de dokter en zegt ik heb hier pijn, hier en hier.’ Hij prikt met zijn vinger in zijn flinke buik. ‘Zegt die dokter: ik zie het al. U mankeert iets aan uw vinger.’

We lachen allemaal uitbundig. Zo, die zit erin. Tevreden draait de medewerker zich om en loopt weg. Ik zie hoe hij een andere bezoeker aanklampt. ‘Weet u waarom een mus hipt en een spreeuw loopt?’ hoor ik hem nog zeggen.

29 juli 2011

Zwaan flirt met spiegelbeeld

Afgelopen week hing ik uit het raam om de wolkenhemel te fotograferen. Ik hoorde onder het bruggetje in de buurt van mijn huis een flink geklots. Terwijl ik een grote zwanenfamilie al een eind verder statig zag wegzwemmen onder de brug aan de andere kant. Ik vreesde een herhaling van het zwanengevecht van een paar weken geleden en holde met fototoestel in de aanslag naar de plek des onheils.

Het was inderdaad een zwaan, maar deze zwaan was niet in gevecht. Ik moest even heel goed kijken wat hier aan de hand was. Even dacht ik dat het dier verstrikt zat tussen de boten. Later dacht ik dat het wellicht aanslag van de boot af hapte. Maar dat was allemaal niet het geval. Het dier leek in gevecht te zijn met zijn spiegeling in de lak op de boot.

Nog weer even goed kijkend zag ik dat de zwaan ook niet echt in gevecht leek te zijn met zijn spiegelbeeld. Ik filmde de gebeurtenis en dat trok de aandacht van een buurtbewoner. ‘Dat doet hij de hele dag’ , zei de man stellig. ‘Ik heb hem niet anders zien doen.’  Ik keek blijkbaar verbaasd. ‘Hij mist zijn vrouwtje.’

Ik keek nog eens goed, het gebeuren leek inderdaad meer op een paringsdans. Een liefdevolle kennismaking waarbij de snavels in elkaar hapten naar liefde. Nu bleef het beperkt tot een flirt in de spiegeling van de bootlak. ‘Ja, dat is een zwaan waar heel wat mee is’, vervolgde de man. ‘Vorig jaar heeft hij nog zijn zoon doodgemaakt. Dat was daar in de hoek. Hij heeft hem zo verzopen.’

Met ongeloof in mijn blik keek ik hem aan. En verbazing. Misschien ook schrik. Vorig jaar woonde ik hier ook, maar dit familiedrama kreeg ik niet mee. Een vader die zijn zoon vermoord. Zwanen die met elkaar in de clinch liggen. Ruzie tussen clans. Een halve Godfather schuilt hier in het water van de gracht.

Nu leed een zwaan aan innig verdriet. Hij miste zijn vrouwtje en nu zocht hij haar in de spiegeling van een boot. Het kunststof van de boot tikte het ritme van zijn snavel. Het staartje van de zwaan kwispelde soms verlangend. De reactie was de reactie van een spiegelbeeld. Koud en afstandelijk. De liefde speelde meer in het brein van het dier dan in de werkelijkheid van de gracht.

28 juli 2011

Veren, jagen en hardlopen

image

Hij fietst traag voor mij uit. Ik ben aan het hardlopen en nader hem met rasse schreden. Ik zie een tas in rechtse fietstas zitten. Vlak onder de oranje flap kan ik hem zien. Uit het handvat aan zijn stuur steekt een witte veer. De veer wappert zachtjes mee op de wind. Ik loop door en haal hem langzaam maar zeker in.

Aan de voorkant van het handvat steekt een andere veer. Ook een witte. Hij is wat minder fors dan die aan de achterkant van het handvat steekt. Wat ranker en minder breed ook. Ik loop nu naast hem en zie hoe aan de andere kant van het stuur ook veren aan de handvatten wapperen. Duidelijk het resultaat van een vogelliefhebber.

De man fietst netjes in het rustige tempo en ik hol bijna naast hem. Hij heeft een snor. ‘Tomin groenvoorziening’ staat op het jasje dat hij aanheeft. Ik versnel nog iets mijn hollen en loop nu naast hem. Hij heeft er zichtbaar plezier in, kijkt mij uitdagend aan. Wacht tot ik iets ga zeggen.

Ik zeg niks. Ik kijk naar veren uit zijn handvat, de witte veren links, de grijze rechts. Mooie veren heb je, zou ik kunnen zeggen. Maar ik vind het niet origineel. Hij ziet wel dat ik het denk. Zijn ogen glijden trots langs het chroom van zijn stuur in de richting van het handvat.

Hij heeft er zichtbaar plezier in, versnelt iets en rijdt een paar meter voor mij uit. Als hij blijkbaar weer minder hard fietst, loop ik weer naast hem. Ik zie dat uit het petje dat hij draagt ook een veer steekt. De zonneklep wijst netjes naar voren, de veer steekt uit de linkerzijde van het stof. Ietsje omhoog. Zo dat je de kleuren goed kunt zien. Hij heeft alle tinten. Ik denk dat hij van een mannetjeseend is. Een woerd.

Opnieuw zwijgen we terwijl we gelijk opgaan. Hij kijkt me weer aan. De veer wijst precies zo eigenwijs opzij als de veer in de jagershoed. De eigenaar fietst net zo trots met de veer als de jager. Alsof hij de prooi zelf gevangen heeft. Ik denk aan Herman Finkers die met een metalen veer in zijn jagershoedje zingt:

Hallo, ik ben een jager,
ik jaag van vroeg tot laat.
Leen mij uw oor,
dan zing ik hoe dat gaat:
halihalohalohadelie.
Ik jaag me uit de naad.

Dan zet de versnelling in. De rust is voorbij. Een nieuwe interval treedt in. Ik sprint voor de jager uit de brug over. Hij slaat na de brug gelijk rechtsaf en rijdt in de richting van het onaffe kasteel.

27 juli 2011

Een hele dag over een zin

Ik hoorde eens over een schrijfster die een hele dag kon doen over een zin. ‘Ze kan dan een hele dag puzzelen op een zin’, vertelde de boodschapster mij. We aten in een Indisch restaurant omdat haar man daar zo van hield. Ze vertelde ook over de ex-man van de schrijfster. Die ex-man bleek ik ook te kennen. Ik kon mij niet voorstellen dat die 2 ooit met elkaar gingen. ‘Dat was ook avond aan avond ruzie’, memoreerde de vertelster.

Ik vond haar wel aardig. Haar man wat minder. Misschien te elitair. Dat zou ook kunnen. De vrouw zou een week later vertrekken naar Frankrijk. Dan kon ze in het dorpje de hele dag skieën. Door een ongeluk kon ze niet meer zo goed lopen. Op de ski’s vergat ze haar hele handicap en voelde ze zich bevrijd van de manke poot.

Ik moet er soms aan denken. Hoe een schrijfster een hele dag kan piekeren over een zin. Hoe hij moet lopen, hoe hij binnen het verhaal past. Of de overgang met de vorige zin niet te abrupt is. Of dat het misschien toch korter kan. Of dat die zin niet helemaal kan wegblijven.

Ik pieker nooit een hele dag over een te schrijven zin. Ik schrijf de zin gewoon op en dan laat ik hem zijn eigen leven leiden. Net zoiets als met bloggen. Ik moet van mijzelf elke dag een blog plaatsen. Niet altijd ben ik er trots op. Soms zitten er zelfs spelfoutjes in de blog. Soms ontbreekt zelfs een woord in een zin. Of schrijf ik schil in plaats van verschil.

Niet een zin waar je een dag over hebt nagedacht. ‘Wat kun jij snel typen’, zei gisteren iemand tegen me. Ze was naast me gaan zitten achter de computer. Een zin moest anders in een tekst. Ik had hem veranderd nog voordat de zin uitgesproken was.

Wel kan ik gekwetst raken door een zinnetje. Zo las ik laatst in een mailtje deze zin: ‘Over een paar dagen ga ik daarom jullie accounts en geschreven artikelen van de site verwijderen.’ Ik werd heel verdrietig van deze zin. Ik had al een paar keer gratis een blogje voor ze geschreven. Gewoon omdat ik het leuk vond. Ze werden volgens mij heel aardig gelezen en dan willen ze zo mijn blogjes verwijderen!

Ik mailde terug. Dat ik net een blogje voor ze wilde schrijven en daar nu wel even mee zou wachten. ‘Dat je alles van mij wilt verwijderen dat ik met pijn en moeite uit mijn pen heb geperst, vind ik uiterst brutaal’, schreef ik. Misschien niet helemaal waar, maar het zou wel waar kunnen zijn.

3 minuten later kreeg ik een reactie van de eigenaresse van de blog. Het was niet zo bedoeld en mijn artikelen zouden zeker niet verwijderd worden. Ze schreef terug: ‘Ik vind het erg vervelend dat dit niet helemaal correct is gecommuniceerd en ik hoop dat je niet afziet van bloggen voor ons hoor, dat is al helemaal niet de bedoeling!’

Ik kalmeerde. Daarna nog een keer teruggeschreven. Ik kreeg de mededeling terug dat als het beter weer was, ik een ijsje zou hebben gekregen. Ze dacht zelf aan Stracciatella. Nou daar wil ik wel een paar blogs voor uit mijn pen persen. Al ben ik niet van plan al te lang over de zinnen na te denken.

26 juli 2011

Flight of the Fat Lady

In plaats van de 2 treinstellen, rijdt vanmorgen slechts 1 dubbeldekker het station binnen. Ik moet een flink eind teruglopen. De dame die altijd in de eersteklas gaat zitten, loopt met mij op naar de ingang. Ik zoek een plekje ergens beneden in het voorste rijtuig van de dubbeldekker. De eersteklas-dame ben ik kwijt. Ze is waarschijnlijk een rijtuig verder gaan zitten.

Een vrouw die naast haar handtas zit, kijk ik indringend aan. Ze haalt het tasje dat op de plek naast haar ligt, zuchtend weg. Mensen zitten liever naast hun tas dan naast iemand anders. Ze schikt een stukje in zodat ik mij kan installeren.

Ze leest Harry Potter in het Engels, zie ik. Het boek is een beetje beduimeld zoals alle Engelse uitgaven van Harry Potter enigszins beduimeld zijn. Het schil zit hem in de kleur papier, het lettertype en de opmaak van de pagina. ‘Flight of the Fat Lady’ staat bovenin de pagina’s.

Ze slaat een bladzijde om kijkt mij woest aan. Ondertussen probeert ze haar boek aan mijn oog te onttrekken. Meelezers zijn vervelend. Het kost geen slijtage van je bladzijdes, maar het meekijken van iemand anders over je schouder is irritant.

Zo vlucht de dikke dame voor ik goed en wel de eerste regels van de bladzijde lees. Anders zou ik te weten komen wie de dikke dame is. En ik mag natuurlijk niet weten dat ’the Fat Lady’ een schilderij is. Daarvoor is Harry Potter van haar en van haar alleen.

25 juli 2011

De long tail van mijn artikelen voor Litnet

De Long tail is sinds het boek van Chris Anderson een vaak aangehaald voorbeeld als het om internetmarketing gaat. Alle producten hebben een verhouding tussen aantal producten en de voorraad. Een product dat weinig verkocht wordt, is niet interessant voor een retailer.

Daarom houden veel winkels er een beperkt assortimentop na. Ze vinden dat er een minimum aantal kopers voor moet zijn. Die weinig verkochte producten zijn daardoor nog schaarser. Zoiets zie je bijvoorbeeld als Albert Heijn de hazelnootpasta van Nutella uit zijn assortiment haalt.

De gedachte van de Long tail is dat producten die niet intessant zijn voor retailers wel hun koper kunnen vinden via internet. Zo krijg je een nichemarkt van mensen die allemaal dat unieke product zoeken. Als je het afzetgebied via internet uitbreidt dan kan dat dit nicheproduct ook winstgevend kan zijn. Daarom luidt de ondertitel van Andersons boek ook: waarom we in de toekomst meer verkopen van minder.

Zodoende heb ik gisteren mijn eigen Long tail gemaakt. Geschrokken door het voorwoord van Hafid Bouazza in zijn bundel essays Heidense vreugde, Gepeins en gezang ben ik namelijks in mijn eigen archief met gepubliceerd werk gedoken. Voor je het weet ben je je dierbare artikelen kwijt. Digitale bestanden raken makkelijk zoek, heb ik wel ontdekt. Zeker als je dikwijls van computer wisselt en je bestanden overal rondzwerven.

Zo ben ik gisteren eens begonnen met het inventariseren wat ik allemaal voor Litnet, Neerlandinet heb geschreven. Ik kom op een aardige lijst met publicaties voor Litnet. Geschreven en gepubliceerd tussen 2001 en 2011. Het zijn 125 artikelen over de Nederlandse literatuur. Niet altijd even veel artikelen per jaar, maar al met al een lijst van een artikel per maand.

Zo samenstellend en speurend in het archief van het oude Litnet, begrijp ik wat Chris Anderson met een lange staart bedoelt. De meeste artikelen worden niet zo vaak geraadpleegd. Maar als je de enorme lijst publicaties ziet, dan is het te waardevol om zomaar weg te doen. Wie weet doe ik er iemand een plezier mee.

Bovendien is het geweldig om een klant blij te maken met dat ene artikel waar hij al heel lang naar op zoek is. Krantenarchieven bieden niet altijd uitkomst en daar moet je vaak voor betalen. Veel websites gaan slordig om met hun archief, terwijl het heel waardevol is om oude artikelen te bewaren. Je kunt er dikwijls naar verwijzen in nieuwe artikelen.

Met mijn digitale artikelen spingt niet iedereen even zorgvuldig om. Zo wist ik een flinke berg blogs over supply chain van de digitale verdrinkingsdood te redden. De website was vernieuwd en de meeste artikelen werden niet overgezet. Ik was net op tijd, zo ontdekte ik al speurend via de ‘in cache’-knop van Google. Zonde omdat je met je digitale archief een grote groep mensen bedient.

Precies, het is de lange staart die internet zo waardevol maakt.

24 juli 2011

Idylle van koppeltje houtduiven in regen

De regen maakt triest. Vanuit het raam van mijn studeerkamer kijk ik al een uurtje uit op een koppeltje houtduiven. Ze wiegen rustig op en neer op de dikke tak van de boom voor het raam. De bladeren van de boom zouden ze moeten beschermen tegen de regen. Ik betwijfel of dat inderdaad zo is.

Ik kijk aandachtig hoe de 2 daar zitten. Tegen elkaar gedrukt deinen ze mee op de wind. Soms wiegt de tak vervaarlijk op en neer. Dan balanceren de grote lichamen op de tak. Ik zie hoe de staart wat naar beneden zakt. Zo herstelt het evenwicht zich snel daar op die tak op een meter of 10 boven het water van de gracht.

Als de regen wat vermindert, begint een duif zijn veren wat op te schikken. Af en toe dwarrelt een donsveertje naar beneden. De wind pakt het veertje snel op en trekt het de gracht in. De andere duif krijgt ook het idee de veren te schikken. En zo zitten ze daar met z’ n tweeën de veren te schikken.

Ik weet ook niet wat het is, maar ineens zijn ze weg. Terwijl ik opkijk van het computerscherm zie ik de 2 niet meer zitten. Een kauwtje landt op de tak die beweegt op het ritme van de wind. Het dier gaat zitten op de plek van de 2. De poten grijpen de gladde aanslag rond de tak.

Terwijl hij zo voor zich uit staart, hervat de regen weer zijn val. Inderdaad, regen maakt triest en haalt zelfs de laatste idylle uit de boom.

23 juli 2011

Kale duif

image

De duif fladderde niet op toen ik bij hem in de buurt kwam. De kop zag er gehavend uit. Een paar kale veerpennen staken omhoog uit zijn koppie. De rest was niet veel beters. Het hele lijf vormde een reeks eilanden met kale plekken. Of de zee nu op de plekken zonder veren of op de plekken met veren was, kon ik niet bedenken.

Het diertje staarde mij aan terwijl het op de rand van het bruggetje stond. Het liep een eindje van me weg om de palen van de omheining heen, keek mij weer aan en bleef daar staan.

Als op een verjaardag een stilte valt moet je altijd de volgende vraag opgooien: weet je hoe ze in Amsterdam duiven noemen? Iedereen blijft dan stil, want niemand weet het. Vliegende ratten. En dan kun je een verhaal opdissen dat duiven zelfs volgens wetenschappers vliegende ratten zijn. Deze duif was dan een kale, vliegende rat. Hij zag er in elk geval ziek genoeg uit om een vervelende ziektekiem over te brengen.

Ik dacht aan het artikel dat ik laatst gelezen had over het succesvolle Almeerse duivenproject. Bij het station is een duiventil gebouwd. Ik vroeg mij altijd af wat die duiventil daar nu moest. Het schijnt dat tamme duiven de wilde duiven lokken naar de duiventil. Ook krijgen de vogels wat eten. In ruil daarvoor worden de eitjes telkens weggehaald.

Deze vorm van duivenbestrijding schijnt te helpen de overlast te verminderen. Volgens het artikel krijgt deze methode veel navolging van andere gemeenten. Gemeenten als Gouda, Arnhem en Rotterdam zouden de ‘Almeerse aanpak’ nu ook volgen of gaan volgen.

Deze duif had er nooit van gehoord. Misschien was hij net afgerost door soortgenoten. Of was hij overspelig als hij is, van huis en haard verjaagd. Ik wist het niet. Hij was kaal genoeg voor een zielig verhaal. Misschien moest ik hem doorsturen naar de duiventil bij het station. De tamme lokduiven zag ik echter niet vliegen.

Ik vervolgde mijn rit naar huis. Je kunt niet bij elke duif stilstaan.

22 juli 2011

Mijn verhaal bij Tonio, een requiemroman

Tonio is gebaseerd op dagboekaantekeningen zoals in Engelenplaque en Hier viel van Gogh flauw staan

Het was bij de presentatie van de dagboeknotities Engelenplaque op 20 juni 2003. Meestal gingen dergelijke presentaties aan mijn neus voorbij. Maar De Arbeiderspers pakte uit met dit 250e deel uit de reeks Privé-domein. In 250 notities gaf A.F.Th. van der Heijden de lezer een kijkje in zijn dagboeken.

Een halfjaar later herhaalde Van der Heijden dit inkijkje voor zijn eigen uitgever Querido met fragmenten uit zijn dagboek over Frankrijk: Hier viel van Gogh flauw. Het thema van de boekenweek in 2004 was namelijk Frankrijk. Beter kon natuurlijk niet.

De presentatie in de tuin bij uitgever De Arbeiderspers mocht ik bijwonen als recensent van de Zuid-Afrikaanse literatuursite Litnet. Voor dit 250e deel waren zelfs internet-recensenten uitgenodigd. Er was al flink wat tijd verstreken. De drankvoorraad op de tafels slonk aardig.  Ik mocht een collega ontmoeten die net als ik ook van ver uit de provincie gekomen was. Hij schreef ook voor een internettijdschrift. De naam van de website is me ontschoten.

De meester
Ik wilde al naar huis gaan toen eindelijk de meester binnenkwam. Ik voelde hoe ik in het niet viel bij grote recensenten. De zuurpruim Arjan Peters liep er rond en kreeg zelfs alle aandacht van de schrijver. Aan mij liep de maestro voorbij. Hij gunde me zelfs geen oogopslag.

En dat was heel terecht. Van der Heijden leefde op het toppunt van zijn roem. In 1996 was na jaren wachten eindelijk het derde deel van zijn Tandeloze tijd verschenen. Het derde deel dat zich splitste in 2 delen, namelijk Het Hof van Barmhartigheid en Onder het plaveisel het moeras. Veel roem kreeg hij voor beide delen in de vorm van prijzen als de Gouden uil en de Generale Bank Literatuurprijs. Iets meer dan een maand voor de verschijning van Engelenplaque had Van der Heijden grote indruk gemaakt met het nulde deel (deel 0) van Homo duplex: De Movo Tapes. Heel de wereld straalde Van der Heijden.

En ik moest ook zeggen dat hij met zijn binnenkomst de ruimte vulde. Alsof we op Sinterklaas hadden gewacht. Zijn vrouw Mirjam Rotenstreich en zoon Tonio volgden hem. Zijn zoon leek op hem. Hetzelfde golvende haar. De vorm van het gezicht leek sprekend op zijn vader en zijn donkere gelaat zorgde ervoor dat ik er een jongere versie van A.F.Th. van der Heijden in zag.

Geen familie
Ik hoorde duidelijk niet tot de familie. Tonio kreeg minstens zoveel aandacht als zijn vader. Hij liep wat verveeld rond. Groette schrijvers of recensenten, maar trok zich verder weinig van alles aan. Soms feliciteerde iemand hem. Hij was net jarig geweest. Ik herinner mij alleen dat hij zich verveelde en dat hij een verwende indruk op mij maakte. Soms vroeg hij iets aan zijn moeder. Ik was van zijn moeder gecharmeerd. Een mooie vrouw met een prachtige uitstraling.

De inleiding door Maarten ‘t Hart die er alleen stond omdat De Arbeiderspers toevallig zijn uitgever was en hij ook weleens had meegewerkt aan de reeks Privé-domein. ‘t Hart memoreerde aan het enige uitstapje waar hij met Van der Heijden voor zijn doen ongekend veel had gedronken. Zonder moeite sloot Van der Heijden bij dit verhaal aan en wist zich uitstekend een dronken Maarten ‘t Hart voor de geest te halen. Sterker nog: hij wist het uitermate beeldend over te brengen aan het publiek.

Van der Heijden is een geboren verteller. Dat werd mij wel duidelijk daar in die tuin van De Arbeiderspers. Hij nam het publiek gelijk mee naar het verlies van zijn vriend Jean-Paul Franssens. Een dag eerder was zijn vriend en collega-schrijver overleden. Ook dat verlies resulteerde later in een boek: Voetstampwijnen zijn tandknarswijnen: een requiem (2008).

Terugvinden in dagboeken
Was ik Van der Heijden geweest, ik had er ongetwijfeld iets over in mijn dagboeken gevonden. Ik herinner mij dat ik nog wat had opgeschreven over de bijeenkomst, maar de aantekeningen zijn weg. Ze liggen verborgen ergens in een schriftje of ze zijn via de inzameling van oud papier inmiddels verwerkt in een televisiedoos.

Ik heb vaak aan de presentatie moeten terugdenken bij het lezen van Tonio, Een requiemroman. Want wat schrijft Van der Heijden indringend over het verlies van zijn zoon Tonio (1988-2010). Het verdriet is zo beklemmend aanwezig in dit meesterwerk, dat ik het met moeite kon lezen. Inderdaad Adri van der Heijden is een geboren verteller en vertelt het aangrijpende verhaal van de dood van zijn zoon.

Lees mijn recensie op litnet.co.za: Het verhaal zonder einde

21 juli 2011

Kauw en kauwtje

Uit het raam kijk ik en zie hoe een zwarte merel in het gras voor de gracht iets te eten heeft gevonden. Een kauw ziet het dier blijkbaar eten en duikt erop af. De merel maakt plaats voor de meerdere en kijkt lijdzaam toe hoe de kauw zijn maaltijd in 1 hap wegslikt.

De kauw vliegt recht omhoog en geeft een gil. De iets lichtere kop kijkt opzij en een ander kauwtje komt eraan gevlogen. Ze landen vrijwel gelijktijdig op de tak die ongeveer even hoog is als ik sta. Ik zie hoe de donkere kauw de grijze variant te eten geeft. Het kleinere kauwtje slikt het eten snel weg, slaat zijn vleugels wijd uit alsof hij een aalscholver is en wappert met zijn vleugels.

De kop oogt inderdaad jonger dan de andere kauw. De veertjes donzen nog omhoog, de nek ziet kwiek en breekbaar tegelijk uit. De oudere kauw kijkt treurig naar beneden. De jongere kijkt met precies dezelfde houding. Het nekje een beetje krom. De snelle hap is gegeten.

Vader veegt zijn snavel aan de tak af en doet hetzelfde aan de andere kant van de tak met de andere kant van de snavel. De jongeling volgt het voorbeeld en veegt met precies dezelfde 2 halen de snavel af.

Vader pikt haastig in de donsveren op de borst. Ik zie de zoon kijken en als een aap het gedrag van de ouder imiteren. Ook hij schikt haastig zijn verenpak. De stropdas recht, klaar voor het bezoek. Als de ouder een hoge krijs gilt, kijkt de zoon op uit zijn arbeid.

Vader vliegt op, iets omhoog en scheert dan in een duik over het water van de gracht. Als hij op het diepste punt is, trekt hij op en vliegt tot de daknok van de huizenrij aan de overkant. De zoon volgt bijna synchroon. Hij scheert het water over en trekt net zo vlotjes omhoog tot de nok van het dak. Daar kirren ze even gezellig met elkaar.

20 juli 2011

Het busje en de plas

image

Bij de ochtendwandeling van station naar werk, komt een donkerblauw busje met een noodgang aanrijden. Hij wil afslaan, maar stopt net op tijd voor de fietser die net als hij rechtsaf moet. Ook de wandelaar mag verder lopen.

Als hij genoeg ruimte ziet, pakt de chauffeur de weg en drukt hem flink in het gas. ‘Eddie Jansen Isolatie’ staat op de zijkant van het busje. Het blauwe busje is in no time naast het fietsende meisje. Ze rijdt rustig door, doet of er niks aan de hand is. Het busje geeft de fietser alle ruimte.

Als ze ver genoeg van hem weg is, neemt Eddie Jansen gas en rijdt Eddie Jansen met een noodgang over het parkeerterrein. Hij maakt een zwenk met het stuur in de richting van de parkeerplaatsen. Er staat geen enkele auto geparkeerd en Eddie ziet de kans door de enorme plas te rijden op het parkeerterrein.

Het water spat even hoog als het busje zelf is. Het moet voelen als Mozes die het water van de Rode zee uit elkaar laat splitsten. Even is het pad onder de banden van Eddie Jansen zonder water. Om even later weer vol te lopen. Het bestelbusje zwenkt terug naar de weg en haalt het meisje weer in. Ze heeft het pak droog gehouden.

Als ik aan het eind van de werkdag weer langsloop, staat de parkeerplaats vol auto’s. De diepe plas water weerhoudt de automobilisten niet hun auto een parkeerplaats te gunnen. Van Eddie Jansen is geen spoor meer te bekennen. Ik zie de unieke kans die hij had vanmorgen. De plas is misschien wel dieper, maar de zee van auto’s is onmogelijk te splitsen voor een bestelbusje.

19 juli 2011

Rivier in trein

‘Je kunt daar niet zitten’, zegt een vrouw betweterig als ik de trein instap. ‘Het heeft gelekt en nu is de hele vloer nat.’ Ik zie een laag water liggen in het gangpad. De klapdeur fungeert als dam. Een man passeert mij en daalt de trap af. De betweterige vrouw herhaalt haar waarschuwing.

Maar de man loopt door, stapt op het richeltje bij de deur, duwt de klapdeur open en zet zijn voet op het droge bij de bank. ‘Dan is het tenminste lekker rustig’ zegt hij. Hij slalomt verder het treinstel in. Tja, het is helemaal niet zo’n slecht idee, bedenk ik. En ik volg de man slalommend naar binnen.

Als de trein eenmaal vertrekt, wordt het echt spannend. Het water dat zich eerst bij de deur achter mij had verzameld, komt in beweging en trekt een baan in het gangpad. Het gangpad ligt een beetje lager waardoor een klotsende rivier ontstaat. Als de trein afremt voor het eerste station, trekt het water weer een baantje terug van de deur voor mij naar de deur achter mij.

Een interessante gebeurtenis. Ik leg hem snel vast op de video van mijn fotocamera. Het water klotst de wagon door. Niet alleen voor het afremmen of optrekken bij een station, maar ook als het treintraject stijgt of daalt. Zo zie ik gelijk hoe waterpas het traject verloopt. En ik zal eerlijk zijn: het Nederlands spoorwegnet stijgt en daalt meer dan je denkt. Ik leg de rivier in de trein op mijn fotocamera vast. Wie weet leuk voor de blog of bij verjaardagen partijtjes.

Bij Hilversum stapt een groepje dertigers de trein in. ‘Moet je kijken joh. Wat een water’, roept de blonde vrouw. Ze houdt de plastic tassen van het shoppen hoog in de lucht. De andere vrouw met donker haar heeft zich al geïnstalleerd. Ze zit nog niet of ze haalt haar iPhone al uit de zak. De blonde vrouw zet haar tassen op het bankje aan de kant van het looppad. ‘Heb je het al getwitterd?’ vraagt ze aan haar ‘shopping mate’. Die knikt blijkbaar. ‘Wat heb je geschreven.’ ‘Dat we als we niet rijden misschien wel naar huis varen.’

De conducteur roept door het omroepsysteem zijn verontschuldigingen voor de opgelopen vertraging en zegt dat ze proberen de achterstand alsnog in te halen. Als de trein rijdt, beginnen de jonge vrouwen te gillen. ‘Kijk, het is een stroom.’ ‘Goh, dat moeten we opnemen en op youtube zetten.’ De man die bij de dames is reageert niet.

Even later dobbert er een puntig geval van papier voorbij. Het moet een papieren bootje voorstellen, maar het lijkt meer op een hoedje van papier. ‘Dat heb je verkeerd gedaan’, roept het donkere meisje met de iPhone. ‘Dat moet anders’, zegt de blonde vrouw. Het hoedje van papier drijft snel mee met de stroom. De onderkant zuigt zich vol met water. Tijdens de vaart kapseist het bootje. Als het tegen de klapdeur wordt gedrukt, zinkt het.

Dat is creativiteit. Ik was een duffe waterstroom aan het filmen, maar hier gebeurt het. Zo worden filmpjes op youtube een hit. Het is juist die extra slag die je moet maken. Dat is de creativiteit die mij ontbreekt. Ik ben alleen maar gefascineerd door het fenomeen en laat het aan mij voorbij trekken.

De dertigers slaan aan het vouwen als een groepje kinderen op een verjaardagspartijtje. Alleen de limonade en cakejes ontbreken. Ze zijn zo druk bezig dat ze helemaal niet in de gaten hebben dat het water weer terug stroomt. ‘We moeten opschieten’, zegt het blonde meisje als we de bocht bij Weesp nemen in de richting van Almere. Maar ondanks alle hellingen en afdalingen in het traject blijft het water waar het is. Alsof het voelt dat er iets mee gedaan gaat worden.

Dan vlak voor Almere Muziekwijk kan het papieren schip te water worden gelaten. Ze raken een beetje in paniek. Het water stroomt niet meer door het gangpad. ‘We moeten er zo uit’, zegt het meisje. De camera filmt het bootje voor youtube, maar het papieren schip ligt roerloos in het gangpad op een dun laagje water. De grote plas ligt nog altijd bij de deur.

‘Wil jij het niet filmen?’ vraagt het blonde meisje aan de Amerikaan die aan de andere kant van hen zit. Hij heeft het gebeuren met interesse gevolgd en er zelfs al over getwitterd op zijn blackberry. Hij zegt dat hij het niet kan filmen. ‘Ik wil het wel zien wat jullie hebben op youtube’, zegt hij. ‘Dat doen we’, zegt het meisje. Een dun laagje water stroomt voorbij. Het scheepje zet langzaam koers in mijn richting, maar blijft steken op een zandbank. Het waterpeil is niet hoog genoeg voor een behouden vaart. ‘Hoe noem je het filmpje dan?’ vraagt de Amerikaan. ‘Train ship’, zegt het meisje.

Ik heb gezocht op youtube. Het filmpje van het papieren bootje in de trein kon ik niet vinden.

Mijn filmpje

18 juli 2011

Kinderijsje

Na afloop van een stevig orgelconcert, een bezoek aan de boekwinkel en een flinke regenbui, heb ik zin in iets. Ik loop langs een kraampje op Hoog Catharijne. Een groot softijsje zie ik niet zitten. Zeker niet die enorm droge koek in de vorm van een hoorntje die eronder zit. Een ijsje in een bekertje lijkt me ook niet wat. Daarom kies ik een kinderijsje.

Het ijsje voor 85 cent vind ik te duur. Ik loop naar de kraam aan de andere kant. Naast de plek waar een grote machine staat waarop sinaasappels liggen. Een meisje helpt me. Ik vraag een kinderijsje. ‘Dat is dan 75 cent’, zegt ze. Ik verontschuldig me als ik haar het 20 euro-biljet geef. ‘Kleiner heb ik niet.’ ‘Foei toch’, zegt ze en geeft het wisselgeld: 1 biljet van 10, 1 van 5, 2 keer 2 euro-munten, een muntje van 20 cent en eentje van 5.

Ze loopt naar de softijsmachine, trekt het kleinste hoorntje van de stapel af en duwt opzichtig een rond papiertje tegen het lekken in het hoorntje. Ze weet ook wel dat ik geen kinderen bij me heb voor wie het ijsje is. Ze kijkt me met dezelfde blik aan als zojuist. Ik gun haar het plezier. Ze laat het ijs in het hoorntje vloeien.

Met evenveel poeha drukt ze er opzichtig een ronde wafel in. Ik zie dat er op de zijkant iets staat afgebeeld. De reuzen-ouwel staat er prachtig rechtop in en steekt zelfs verder omhoog dan het hoogste puntje van het ijsje. Ze geeft het ware kunstwerk aan mij. ‘Hier is het kinderijsje meneer.’ Ze legt de klemtoon op ‘kinder’ en kijkt langs mij heen of er misschien een kind te bespeuren is. ‘Dank u wel’, zeg ik.

Ik trek de ouwel eruit en neem een flinke hap in de toef softijs. Het moet een mooi ringbaardje rond mijn mond vormen als ik haar weer aankijk. Ik laat de koek zien en neem daar ook een flinke hap in. Ze draait zich om. Zonder nog iets te zeggen.

17 juli 2011

Grote orgelmis in Domkerk staat als een huis

Bätz-orgel uit 1831 in de Domkerk van Utrecht

Het Dritter Theil der Clavier Übung is een fenomenale bundel orgelmuziek van Johann Sebastian Bach. Ze vormen een prachtige eenheid. Gisteren voerde Toon Hagen in de Domkerk te Utrecht de zogeheten Grote Orgelmis uit. Dat is een gedeeltelijke uitvoering van Bachs Clavier Übung III. Namelijk het Preludium in Es-Dur, de 10 ‘grote’ koraalvoorspelen voor 2 klavieren en pedaal (BWV nummers 669, 670, 671, 676, 678, 680, 682, 684, 686 en 688) en tenslotte de Fuga in Es-Dur.

Deze verzameling past precies in een concert. Al is voor sommige mensen de lengte te lang, gezien het behoorlijke aantal mensen dat het orgelconcert tussentijds verliet. Maar misschien is het voor een toerist een flinke zit om zelfs alleen de ‘Ausschnit’ van de derde Clavier Übung helemaal uit te zitten.

Ik ben werkelijk gek op de Clavier Übung III en de Grote orgelmis in het bijzonder. Ik heb er flink wat uitvoeringen van op cd. Vooral de totaliteit is overweldigend. Het zijn stuk voor stuk prachtige muziekstukken die eigenlijk op een indringende wijze het hele geloof behandelen. In die zin staat deze verzameling muziekstukken helemaal in de lijn van de Matthäus passion en Johannes passion.

Psalmendichter David bestiert de hoofdkas van het orgel van de Domkerk in Utrecht

Zo vormen de eerste 3 koraalvoorspelen een heilige 3-eenheid en kristalliseert gedurende de rest van de voorspelen het hele geloof zich verder uit. Het levert een boeiende impressie op van het orgelwerk van Johann Sebastian Bach, waarin het geloof zo’n belangrijke rol speelt. Ik ben elke keer weer als ik de Grote orgelmis live heb gehoord diep onder de indrukken.

Een van die keren was op zaterdagavond 13 september 2003. Op zijn Schnitger-orgel in de Grote of Sint Michaëlskerk in Zwolle speelde Toon Hagen eveneens de Grote orgelmis. De koralen werden daarbij gezongen door een cantorij. Het was een indrukwekkend concert.

De uitvoering gistermiddag in de Domkerk was minstens zo indrukwekkend. Het Bätz-orgel leent zich goed voor deze verzameling voorspelen. Dat begon al met het preludium in Es-Dur, BWV 552/1. Dat stond werkelijk als een huis. In een mooi tempo zette Toon Hagen de opening neer. Hij trok alle aandacht naar zich toe. De echo’s zo kenmerkend voor dit preludium kwamen sterk over. Ook kon Toon Hagen accenten goed leggen door de heldere registratie met de boventoonrijke mixturen.

Hetzelfde deed hij in de 3 koralen die samen een kyrië vormen. Op basis van onder andere dit element heeft de verzameling koraalvoorspelen de bijnaam Orgelmis gekregen. De Sexquialter van het hoofdwerk stond in Kyrie, Gott Vater in Ewigkeit, BWV 669 mooi tegenover de Prestant van het rugwerk.

Het orgel in de Domkerk heeft zo’n sterk contrast tussen de verschillende werken. Ook het spel met de combinatie van fluit en viola di gamba van het bovenwerk tegen de trompet van het hoofdwerk in Christe aller Welt Trost, BWV 670 vervolmaakte dit.

De afsluiting van het kyrië met Kyrie, Gott heiliger Geist, BWV 671 klonk overweldigend. Vooral de accenten die Toon Hagen wist te leggen op de dissonante akkoorden, kwamen erg overtuigend over. Ze wisten daarmee bijna een postmoderne sfeer op te roepen. Ook legde Toon Hagen daarmee een link met het spel met akkoorden dat zo kenmerkend is voor het Aus tiefer Not schrei ich zu dir.

Toon Hagen wist vooral met Dies sind die heil’gen zehn Gebot, BWV 678 verrassing op te roepen in zijn registratiekeuze. Met de 8-voets-fluiten van het bovenwerk in combinatie met de tremulant zette hij de begeleiding in. De uitkomende stemmen speelde hij op het rugwerk met de holpijp en octaaf 4′. De tremulant zorgde ervoor dat je de uitkomende stem minimaal hoorde. Het gaf het koraal een heel andere sfeer en uitdrukking. Je hoorde nieuwe dingen en werd verrast.

Rugwerk van het Bätzorgel in de Utrechtse Domkerk

Dat is natuurlijk erg lastig bij bekende orgelwerken als Vater unser im Himmelreich, BWV 682 en Christ, unser Herr, zum Jordan kam, BWV 684. Deze koraalvoorspelen zijn zo bekend en geliefd dat er nauwelijks aan traditionele uitvoeringen te ontkomen valt. Ook al ging Toon Hagen er gedeeltelijk in mee met de Vox Humana in het Vater unser en de trompet 4′ van het pedaal als uitkomende stem tegen het kabbelen van de Jordaan in Christ, unser Herr. De uitvoering bleef strak staan dat zelfs het feest der herkenning nieuwe mogelijkheden bood. Vooral de 16-voets-begeleiding in de bas bij Christ, unser Herr kwam overtuigend over.

Dat zag ik ook gebeuren bij het hoogtepunt: Aus tiefer Not schrei ich zu dir, BWV 686. De fugatische opbouw waarbij Toon Hagen het plenum van het hoofdwerk heel mooi gebruikte. Ook hier wist hij de akkoorden bijna postmodern neer te zetten. Zo kon ik horen dat Toon Hagen houdt van die dissonantie als contrast tegen het strakke contrapunt van de compositie. Het maakt juist de nood zo groot in het Aus tiefer Not. Daarmee kan het stuk wedijveren met bijvoorbeeld het slotkoor ‘Wir setzen uns mit Thränen nieder’ van de Matthäus waar bijna eenzelfde verdriet spreekt.

Bij de afsluiting met de Fuga in Es-Dur, BWV 552/2 kwam dezelfde enthousiasme en bravoure terug van het begin van het concert. De ernst van de koraalvoorspelen klonk weliswaar door in de fuga, maar Toon Hagen benutte de mogelijkheden van het instrument. De afwisseling tussen de plena van hoofdwerk en rugwerk maakte het stuk spannend tot de laatste toon.

Lof dus voor Toon Hagen. Hij zette de Grote orgelmis gisteren mooi neer. Hij speelde het hele concert door uiterst geconcentreerd. Ik heb hem op weinig uitglijders kunnen betrappen. Dat is zeker een topprestatie omdat deze 12 orgelstukken stuk voor stuk het uiterste van de uitvoerder vragen. Elk koraalvoorspel heeft veel aandacht nodig. Niet alleen wat betreft registratie, maar zeker ook qua tempo en het leggen van accenten.

Een uitvoering zoals van gisteren hoor je weinig. Als het dan ook nog eens zo’n mooie verzameling werken van Bach is. Dan geniet je meer dan dubbel. En dat heb ik bij Toon Hagen gisteren in de Domkerk zeker gedaan.

De liefhebber kan de Grote orgelmis nog 2 keer horen van Toon Hagen deze zomer:

  • op dinsdag 26 juli op zijn orgel in de Grote- of Sint-Michaëlskerk te Zwolle
  • op dinsdag 2 augustus in de Stevenskerk te Nijmegen

Overigens voert Ad Verhage de Grote orgelmis ook uit op de tweede Veenendaalse orgeldag. Ad Verhage doet dit op het Skräbl-orgel in de Westerkerk van Veenendaal.

16 juli 2011

Almere Muziekwijk

Station Almere Muziekwijk

Hoe zou dat gaan? Je bent columniste van een kwaliteitskrant, tenminste zo noemen ze zich. En je hebt zo’n dag dat je even niks geen inspiratie hebt. Het regent, of waait hard buiten. Geen vertier en je moet verdorie morgen toch een stukje hebben. Die kolom moet gevuld worden. Je kunt moeilijk een witte vlek daar laten staan. De lezers van de krant hebben het al moeilijk genoeg.

Ach, geen inspiratie, laat ik eens naar Almere gaan. Lekker lachen. Daar gebeurt helemaal niks. Het is er zelfs niks aan. Ik snap niet dat er mensen wonen. Daar in die polder. Allemaal familie Doorsnee. Keurig aangeharkt tuintje, Opel voor de deur. Kortom, er is helemaal niks. Ja, ik ga naar Almere.

Zo stapte een paar dagen geleden een columniste van een zichzelf noemende kwaliteitskrant uit op het station Almere Muziekwijk. Ze ging op zoek naar de ziel van de stad. Zelfingenomen drentelde ze een beetje over de pianoweg en langs het Top 40-plein Nee, die naam verzon ze niet. Hij bestaat echt. Veel bedrijvigheid zag ze niet, een man reed langs in een scootmobiel en een moeder in rouwkleding liet haar dochtertje van de glijbaan glijden.

Fietspad met de ftuitbomen in Almere Muziekwijk

Bah, wat is het hier saai, verzuchtte de columniste. Ze nam de eerste trein naar Amsterdam terug om zich behaaglijk in haar buurtje te nestelen. Snel schreef ze de column op haar MacBook op de keukentafel. Kwaliteit schrijf je met kwaliteit. Nog net op tijd om haar kinderen van school te halen. Het verhaal voor morgen was af. Wat is Almere toch verschrikkelijk. Ga er vooral nooit wonen, want een lijk ligt zo een halfjaar in huis zonder dat iemand het merkt.

Vanmiddag ging ik naar Almere Muziekwijk. Ik liep er wat rond het station. Ik zag een man op een scootmobiel langsrijden, een ouder echtpaar dat op de bus wachtte en een man die het winkelcentrum uitliep met een bos rozen.

Een klein jaartje terug liep ik met een vriend op zaterdagmiddag door Amsterdam. We belandden in de Jordaan op een markt waar ik over de hoofden kon lopen. Voordurend werd mijn looproute doorkruist door brommers, scooters en scootmobiels. De busjes moest ik ontwijken en elk moment kon een auto mij voor de sokken rijden. In de nood waren we maar op een terrasje gaan zitten. De enige plekken die nog vrij waren stonden midden op het troittoir. Zodat we niet alleen onze voeten moesten intrekken voor voetgangers, maar ook voor fietsers en scooters.

Ik was bekaf na een paar honderd meter lopen. Had weinig plezier van de peperdure cappuccino en merkte dat al dat asociale gedrag mij buitengewoon irriteerde. Als de columniste dat met bedrijvigheid bedoelt, dan zou ik haar vooral adviseren in haar buurt te blijven en te genieten van al die drukte. De buurman die diep in de nacht zijn radio keihard aanzet, de brommertjes die met een noodgang de hele avond door de straat heen crossen en het schreeuwende echtpaar dat in de achtertuin ruzie maakt. Veel plezier ermee.

Ik keek nog eens goed om me heen vanmiddag. De jongen met de bos rozen, daar zat een prachtig verhaal in. Het oudere echtpaar dat op de bus wachtte. Zij achter de rollator en hij met een wandelstok. Ze vormden zo’n mooi geheel met het stationsgebouw erachter. Of de man in de scootmobiel. Hij aarzelde bij het kruispunt, sloeg rechtsaf, stopte een paar meter verder en keerde. Hij ging toch de andere kant op. Rechtdoor het laantje met de fruitbomen door. Hij verdween langzaam uit zicht.

Als je hier geen verhalen ziet, dan ben je geen schrijver.

15 juli 2011

Overdrijven in de achtbaan

De achtbaan van Speelpark Oud Valkeveen

De buien dreven over maar de wolken bleven druppelen. We waren buiten. Bij het verlaten van de bus regende het al. En ze speelden eerst binnen, tot ze echt naar buiten wilden. Het personeel zuchtte en kreunde. Regen is voor niemand leuk. Zeker bij een schoolreisje.

De kinderen mochten in de vrije val en daarna in de zweefmolen in de vorm van een bij. Ik vroeg een medewerker of het treintje reed. ‘Nee’, antwoordde hij. ‘Maar u kunt wel in de achtbaan.’

‘De achtbaan’, krijsten de kinderen. De eerste waren al op weg en liepen inmiddels halverwege de vijver in het midden van het park. Ik hobbelde er achteraan. Andere ouders met kleuters liepen achter mij aan. En zo vormden we een heus rijtje mensen op weg naar de achtbaan. Ondertussen druilde de regen haar sombere liedje verder.

Net op het moment dat ik de trap wilde bestijgen, riep de medewerkster stellig dat de attractie ging sluiten. ‘Dat is ook wat’, reageerde ik verongelijkt. ‘Uw collega zei dat we hier terecht konden en nu gaat u dicht. Er komen nog zo’n 20 kinderen aan.’ Ze trok haar beslissing terug en de kinderen stapten in de slurf.

Rails, wagonnetjes en wieltjes. De achtbaan is net zozeer een trein als het andere ding dat traag door het park rijdt. De rest van de kinderen en begeleiders die achter mijn groepje aan liepen, arriveerde. Ze stapten in en de eerste ronde kon gereden worden. ‘Kom er ook bij’, vond een moeder. Ik liet mij niet uitdagen. ‘Nee, dat ding is echt niks voor mij.’

Een andere moeder die over evenveel heldenmoed als ik beschikte, stond naast me. Het treintje was ondertussen gaan rijden. De slurf met het vrolijke wezentje voorop, passeerde ons. Het stalen geraamte van de achtbaan rinkelde. ‘Jij kan ook overdrijven’, zei ze lachend. ’20 kinderen!’ Ik keek in het treintje en telde 8 kinderen. 2 stonden aan de kant. Het aantal was wellicht verdubbeld in mijn woorden, maar ze zaten er toch in. ‘Ach ja’, vergoelijkte ik mijn overdrijven. ‘Ze zitten er toch maar mooi in.’

Het trein zette zijn afdaling in, nam de bocht en kreeg de diepe slinger naar beneden. Kinderen gilden. Ze gilden net zo hard als 20 kinderen. Net als aan het eind van het ritje, waarbij de kinderkelen riepen dat ze nog wel een keertje wilden. Ondertussen speelde de regen het spelletje mee en begon nog harder op de kinderhoofdjes te trommelen.

14 juli 2011

Van weesfiets tot schroothoop

Voor weesfietsen aangemerkte fietsen rond station Amsterdam Zuid

Bij de fietsenstalling op het station Amsterdam Zuid trof ik laatst een meisje aan dat een beetje schichtig rondliep. In haar hand hield ze een map vast. Ze sloeg het soms open als ze bij een fiets stond. Dan bladerde ze aandachtig. Keek nog eens en pakte een vel uit de map waarop ze dan iets schreef. Daarna volgde een felle sticker die ze op de fiets plakte.

Ik besteedde er niet zoveel aandacht aan. Totdat ik aan het einde van de werkdag terugkeerde op het station en op alle fietsen de stickers zag. Het draaide om zogenaamde weesfietsen. Dat zijn fietsen die voor onbepaalde tijd ergens staan en nooit meer worden opgehaald door hun eigenaar.

Van de weesfiets bestaat een keurige definitie, net als een handboek voor gemeenten. Veel gemeenten hebben een compleet beleid ontwikkeld voor het verwijderen van deze overtollige fietsen. Het schijnt dat niet elke fietseigenaar even zuinig is. Een groot deel van de fietsen wordt vergeten en verandert zo langzaam van een rijwiel in een stuk schroot.

Ik kom ze ook weleens tegen en bekijk ze met de belangstelling waarmee ik naar het verval in het algemeen kan kijken. Een boom die langzaam afsterft, een huis dat transformeert in een ruïne of een vogelkadaver die langzaam versmelt met zijn omgeving. Allemaal dingen die gebeuren en die bij het leven horen.

De weesfietsen bij het station worden nu volgens een zorgvuldig beleid, in meerdere stappen, uit de stallingen rond het station gehaald. De sticker is de eerste stap. Op basis van wat stof op het zadel, roest op het stuur en gekneusde wielen wordt een fiets een weesfiets. Het begint met een belerende sticker, dan wordt de fiets verwijderd en tenslotte eindigt hij op de schroothoop.

Onbewust moest ik denken aan een passage in Tonio, Een requiemroman van A.F.Th. van der Heijden. Binnenkort verschijnt van dit boek een recensie van mijn hand op neerlandinet van de Zuid-Afrikaanse literatuursite litnet.co.za. Van der Heijdens zoon Tonio verongelukt op een fiets van een vriendje. Hij wordt geschept door een auto en overlijdt diezelfde dag nog. Hij heeft de fiets van het vriendje geleend, omdat zijn eigen fiets op het Centraal Station stond.

Mirjam Rotenstreich, de vrouw van Adri van der Heijden, zegt dan: ‘Zoals zo vaak. Er zijn daar heel wat fietsen van hem geruimd.’ Tonio had niet zo’n innige band met fietsen. Vaak liet hij ze verweesd achter om ze nooit meer op te halen.

13 juli 2011

Kunstige aalscholver

Aalscholver toont het publiek zijn optreden op het kunstwerk in de vijver voor het Wis- en Natuurkundegebouw.

Van het station naar mijn werk is een heerlijke ochtendwandeling voor mij. Ik geniet van het begin van de dag. De bedrijvigheid inspireert mij. De haast van mensen krijgt van mij de aandacht. De wolkenhemel, de mooie lichtinval van het vroege tijdstip en ook de natuur die ik tegenkom.

Het is niet veel natuur, maar genoeg om van te genieten. Zo stond laatst op een morgen een prachtige aalscholver kunstig op een kunstwerk. In de vijver voor het Wis- en Natuurkundegebouw staat een groot geel gevaarte. Wat het voorstelt, weet ik niet, maar het is kunst. Dat zie je zo.

Aalscholver geeft een optreden

De aalscholver trok zich er weinig van aan. Hij liet zijn vleugels drogen in het ochtendzonnetje. Draaide zelfs een rondje waarbij de vleugels zachtjes trilden. Imponerend en tegelijk heel schattig.

Het deed mij denken aan een levend standbeeld. Levende wezens die kunst vormen. Ze proberen een historische persoon te verbeelden, of gewoon een raar fictief figuur. Ik zag hoe deze aalscholver onbewust veranderde in kunst. Zijn gedrag was natuurlijk even imponerend als violist die een mooi stuk van Bach speelt. Ook hij wachtte op applaus.

Totale kunst in de vijver

Het beste applaus dat ik hem kon geven, was deze foto. Terwijl het verkeer voorbij raasde, stond hij er. Statig, de vleugels wijd en 1 toeschouwer. Na het optreden gingen we allebei onze weg. Hij omhoog en ik om de vijver heen.

12 juli 2011

Grote zilverreiger in Beatrixpark Almere

De grote zilverreiger vliegt op in het Beatrixpark

Bij het hardlopen had ik hem al een paar keer zien zitten in de plas van het Beatrixpark van Almere. Hij verbleef in de nabijheid van de blauwe reiger die er altijd zit. Het dier – compleet in een wit verenpak – leek op de blauwe reiger, maar zag er toch anders uit. Rankere kop en langere hals.

Het deed mij aan een ooievaar denken, maar ergens was het beeld niet correct. We reden er enkele weken geleden langs op de terugweg van de speeltuin. Ik stopte en probeerde het dier met mijn mobieltje vast te leggen.

Het mislukte jammerlijk. Het beeld bewogen en in tussen het bewegende groen ontdekte je niks wits. Het dier was allang gevlogen. Veel schuchtiger dan de blauwe reiger vloog hij al op als je van je fiets afstapte. De reiger bleef zitten en wachtte zelfs het fotomoment af om dan als je op een enkele meter van hem afstond op te vliegen.

Grote zilverreiger vliegt over de plas van het Beatrixpark in Almere

Laatst kreeg ik het witte beest toch te pakken. Ik legde hem vast en liet ‘de ooievaar’ trots thuis zien. ‘Dat is geen ooievaar’, zei Inge stellig. Ik keek nog eens naar het plaatje. ‘Wel. Hij is wit’, sputterde ik tegen. ‘Waar is het zwart dan op zijn vleugels?’ wierp Inge op. Inderdaad, de bekende zwarte onderkant van de vleugels ontbraken op mijn ooievaar. ‘Het lijkt wel een reiger, maar dan een witte’, zei Inge. Ik was het daar niet mee eens. Het was een bijzondere vogel, geen albino-reiger. Dat vond ik.

Grote zilverreiger in de verte van de plas in het Beatrixpark te Almere

Bij toeval stuitte ik op een site met prachtige natuurfoto’s en ineens dook daar mijn ooievaar op in een fotoserie over een bezoek aan Gooi en Eemland. In het onderschrift stond dat een zilverreiger was op de foto. Nog wat verder rondspeuren bracht me bij het verschil tussen de Grote zilverreiger en de Kleine zilverreiger.

Inderdaad het was een reiger die daar in de waterplas van het Beatrixpark verbleef, de Grote zilverreiger. Een familielid van de Blauwe reiger, ietsje groter zelfs. Zeker in Flevoland een vaker geziene gast.

In elk geval vaker dan de Kleine zilverreiger, die een stuk zeldzamer is. Of hij zo dicht in bewoond gebied wordt aangetroffen, weet ik niet. Wel was deze schuchter genoeg. Als hij ontdekt dat wij ze alleen maar op de foto zetten, dan verwacht ik dat hij spoedig vaker te zien zal zijn.

11 juli 2011

Lama's nemen schapen te grazen

image
2 lama's grazen tussen de schapen in het Kromslootpark van Almere

Vorige week holde ik door het Kromslootpark in de avonduren. De warmte van de dag steeg nog op van het asfalt op het fietspad. Achter het hek zag ik 2 mensen op een heuvel staan. Ze keken naar de schapen die voor hen graasden.

Tussen die schapen zag ik ineens de dieren staan waar het echtpaar waarschijnlijk naar keek: 2 lama’s. Een donkere en een lichte stonden daar te midden van die grazende schapen. Hun nekken rezen een eind over de wollen vachten heen. De eigenzinnig kop met lippen in een continue spuughouding tuurden de diepte in.

Ik stopte maar even en maakte van de gelegenheid gebruik een foto te maken. Mijn mobieltje gaat namelijk meer niet dan wel mee op mijn hardlooprondjes. Daarvoor vind ik de natuurgebieden rond Almere te weinig afgelegen. Je kunt er bijna niet verdwalen. Ook heb je met je mobieltje altijd bereik. Reden genoeg om het ding thuis te laten.

De ene lama dook ineen voor mijn foto en de andere liep snel weg. Hij vond dat ik te dicht naderde. De schapen bleven gewoon netjes staan en deden of er niks aan de hand was. Ik vroeg mij af wat de lama’s hier deden. Wie had de dieren hier neergezet. Bij mij leefde het idee dat hier alleen schapen en koeien liepen.

In het voorjaar had ik hier weliswaar 1 enkele geit gezien. Hij stond op een boomstronk en tuurde over het weiland heen. Ik moest aan de geit van Shaun the sheep denken. Het dier keek met eenzelfde eigengereidheid voor zich uit. Ik meende dat iemand het dier hier in de kleine uurtjes had achtergelaten. Genoeg van het gemekker, mocht het beest het met geblaat doen.

De lama’s konden hier natuurlijk op eenzelfde manier gekomen zijn. Toen ik er gisterochtend voorbij holde stonden er nog alleen maar schapen. Ze hadden beschutting voor de warme zon gezocht in de bossages. Alleen een heel mager schaap stond nog in de brandende zon met haar jong te grazen.

Van de lama’s geen spoor.

10 juli 2011

Rally op de busbaan

image

We reden naar de kringloopwinkel. Gewoon om er even uit te zijn en te genieten van rommel. Boeken die in stapels voor een prikkie liggen. Oude bestsellers en titels die een paar jaar geleden grif over de toonbank van de boekhandel gingen. De verleiding van de boeken lokte mij naar buiten.

Onderweg naar de ring, zag ik een prachtig stuk asfalt liggen naast de weg waar wij over reden. Het was een nieuwe busbaan die de nieuwe wijk Noorderplassen verbindt met de rest van de stad. Het zag er adembenemend uit dat donkere asfalt tegen de strook groen aan. Naast de weg groeide het gras nog met enige aarzeling. De sprieten staken uit het pas omgewoelde zand.

image
De nieuwe busbaan in de richting van de oude busbaan in Almere die van Kruidenwijk naar Muziekwijk gaat

Donker asfalt heeft altijd iets veelbelovends. Het is nieuw en je denkt dat er nog nauwelijks een auto overheen heeft gereden. De weg ziet er nog zo onbereden uit dat je elk bandenspoortje nog kunt zien. Een onzorgvuldige remactie onderweg laat nog iets achter. Normaal moet je daar veel moeite voor doen, maar op nieuw asfalt ligt het er zonder veel moeite.

Ik vroeg mij hardop af waarom Almere hier niet een evenement van maakt. De prachtige busbanen die dwars door de stad gaan. Ze liggen er altijd heel rustig bij. Op sommige plekken, zoals bij ons, rijden de bussen af en aan. Maar meestal ogen de banen heel kalm. Geen drukke weg doorkruist de baan. En fietsers kunnen er heel vaak overheen.

image
De nieuwe busbaan die Almere Kruidenwijk verbindt met de Noorderplassen

Als je ieder jaar een rally zou houden met snelle wagens, dan kon je van deze prachtige voorziening zelfs een groot evenement maken. Het station Almere Centrum ligt in het midden voor de start en finish. En rijden maar met die formule-1-auto’s. Al sinds ik hier woon fantaseer ik erover. Ik zie sportwagens met piepende banden voorbij de bushokjes stuiven. Een tijdelijke tribune bij het station doet de rest.

09 juli 2011

Repelsteeltje

sprookje repelsteeltje
Bij het boek aan de Kringloopwinkel vanmiddag trof ik zelfs het sprookje Repelsteeltje in boekvorm aan.

We waren wakker. In de kamer naast ons hoorden we Doris spelen. Ze ging helemaal op in haar spel. Ik vertelde wat ik gedroomd had. Dat we met een bus langs de kustlijn reden en dat het water wat verderop op de weg kwam. Daarna reden we dwars door de golven heen.

Dromen komen vaak niet uit het niets. Gisteravond hadden we naar Top Gear gekeken. Een uitzending waarbij de 3 presentatoren elk met een zelfgemaakt amfibievoertuig Het Kanaal moesten oversteken. Het lukte uiteindelijk in één vaartuig. Al moesten ze met z’n 3-en 15 kilometer voor de Franse kust nog flink het zeewater uit de auto hozen.

We reden in de droom Den Haag in. Ik zag de Hofvijver, het Binnenhof en de bocht van de Hofweg in de richting van het Spui. Overal was een laagje zeewater en we hadden honger gekregen. Omdat we vreesden dat de pinpas dadelijk niet zou werken, gingen we pinnen. Bij het automaat probeerde iemand de pincode bij Inge te ontfutselen. Het was een heel ingewikkelde lettercombinatie die hij volgens Inge nooit zou kunnen raden. Mij hij wist hem bijna te raden.

‘Niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet’, zei Inge en ze lachte. Ik wist ook wel hoe ik aan het verhaal van de pinpas kwam. Zo combineer je 2 gebeurtenissen van een dag eerder in een droom. ‘Hoe gaat dat sprookje van Repelsteeltje ook al weer?’ vroeg ik. Inge wist het ook niet zo snel. Ze was alleen op de zinsnede gekomen door mijn droom. ‘Het is iets met een prinses die de naam van een heel raar mannetje moet raden, omdat ze anders haar kind verliest.’

Ineens herinnerde ik me iets. Het was een film met de Vlaamse meidengroep K3 en een glansrol van cabaretier Urbanus als Repelsteeltje van wie de meiden natuurlijk de naam niet wisten. Ik keek een keer de film met een half oog mee met Doris. Door het acteerwerk van de 3 meiden verveelde ik me al zo snel dat de uitkomst mij volledig ontschoten is.

08 juli 2011

Oerwoud naast het huis

image

Het stukje voortuin naast ons huis bestaat eigenlijk alleen uit tegels. Maar als je er voorbij loopt, zou je dat niet denken. Tussen alle tegels zijn er allerlei uitschieters van jonge bomen en struiken. De snelgroeiers in de omgeving laten zo’n spoor van zaden achter dat een vierkante centimeter grond genoeg is voor de jonge spruiten.

De laatste dagen waren de struiken en bomen een flink eind over het pad gegroeid. Voorbijgangers beschikten niet meer de ruimte die ze bij de breedte van dit voetpad zouden moeten hebben. Niet dat er iemand over klaagde, maar het stukje tuin valt zo uit het zicht dat wij het niet zo snel in de gaten hebben.

Laatst zag ik de grote woestenij naast het huis. Een man kwam voorbij. Een hondje liep voor hem uit. ‘Misschien moet je eens snoeien’, zei hij. Hij maakte een grote knipbeweging met armen. ‘Snoeien’, herhaalde hij. Zijn hondje ging al de hoek om, dus hij besteedde geen aandacht meer aan mij.

Ik keek nog eens naar al het groen dat met het mooie weer en de regen goed gedijt. Veel groen, veel bladeren, maar verder nutteloos in mijn ogen. Niemand kan ervan genieten. Al die boompjes groeien alle kanten op. Mijn buurman noemde het de ‘bush, bush’. Hoe een paar vierkante meter kan uitgroeien tot een heus oerwoud.

Ik pakte de snoeischaar en knipte het ergst overhangende groen weg. Een paar knipbewegingen of naast mij lag een hele berg groenafval. Genoeg om het compostgedeelte van de duobak helemaal te vullen. Ik stopte en keek ook nog even opzij. In het tuintje lag een complete dennenboom. Hij was al helemaal bruin geworden.

Ik meende er de boom in te zien die een buurman van een paar huizen verderop op de heg voor zijn huis had neergelegd. Ineens was de neergekwakte dennenboom verdwenen. De boom die in mijn voortuintje lag, kon goed dezelfde wezen. Maar ook niet. Blijkbaar nodigt een oerwoud uit om je afval te dumpen.

Het voortuintje vraagt al langere tijd om een opknapbeurt. Een mooie afrastering en wat aantrekkelijke planten. Maar ik werd alweer naar binnen getrokken. De alledaagse werkelijkheid riep me tot de orde. Van het najaar, dacht ik. En zo zal het oerwoud naast ons huis nog even mogen voortbloeien.

07 juli 2011

Bureaucratie en ruimtevaart

Raketten en bureaucratie lijken 2 woorden die helemaal niet bij elkaar horen. Toch zijn ze broer en zus. Tenminste als je de woorden van astronaut Wubbo Ockels moet geloven.

Het televisieprogramma 1 vandaag stond gisteren stil bij de laatste lancering van de spaceshuttle. Morgen vertrekt de laatste ‘herbruikbare’ raket in de richting van de ruimte. De Atlantis – met 30 muizen aan boord – maakt dan een 12-daagse een reis naar het internationale bemande ruimtestation ISS. Na terugkomst wordt het ruimteveer nog tentoongesteld waarmee het doek definitief gevallen is voor de spaceshuttles.

Bij het interview met Wubbo Ockels kwam ook even het ongeluk met de Challenger op 28 januari 1986 aan de orde. Het ongeluk kostte de bemanning – 7 astronauten – het leven. Het maakte destijds op mij een grote indruk als 10-jarig jongetje. Temeer omdat er ook een onderwijzeres meeging aan boord. Ze zou onderweg haar leerlingen lesgeven over de ruimte.

Wubbo Ockels had een jaar eerder met de Challenger zijn ruimtevaart gemaakt. Ook een indrukwekkende gebeurtenis. In het interview gisteren haalde hij ook even de oorzaak aan. Het zou komen door een lek uit een stuwraket. Een medewerker had hiervoor gewaarschuwd, maar een manager luisterde hier niet naar. Zijn prestige werd belangrijker gevonden dan de veiligheid. ‘Verdomde bureaucratie’, mopperde de eerste Nederlandse astronaut. Wel was hij zeer te spreken over de gang van het onderzoek, waarbij niets en niemand gespaard werd.

Het zette mij aan het denken over hoe het vaak in organisaties gaat. Maar weinig managers luisteren echt naar hun medewerkers. Met veel frustatie als gevolg. Als dan de veiligheid in het geding is, moet het extra frustreren. Volgens mij ligt de sleutel van de oplossing in een verdeling van de verantwoordelijkheden. Waarbij de eindverantwoordelijke de verschillende deelverantwoordelijkheden delegeert en hierbij op zijn medewerkers vertrouwt.

Misschien is vertrouwen wel de grootste sleutel tot succes.

06 juli 2011

IJsbreker

In een kalme tred liep ze me tegemoet op het fietspad langs de spoorbaan. Ze had een prachtige, donkerrode jurk aan. Van een stof waar alleen feestjurken van gemaakt zijn. Haar loop had iets statigs, de rug mooi recht en de snelheid in een deftig tempo. Niet gehaast of onrustig. Haar ogen staarden de verte in, naar een doel dat ver achter mij lag.

Ze was prachtig. Ik rende haar tegemoet. Gehaast, snel en onrustig. Mijn schoenen schoven over het asfalt. Hier was iemand op de terugweg van een uurtje hollen. Een afstand verleggend waar zij uren over zou doen.

Ik passeerde haar. Ze zag er inderdaad adembenemend uit. In haar armen droeg ze 2 boeken. ‘IJsbreker’, stond erop. Ze was op de terugweg van de Nederlandse les. Speciaal voor de les had ze haar mooie kleren aangetrokken.

Ze zag er vermoeid uit. Na een dag hard werken de Nederlandse les. 2 uur achter elkaar volgepropt met moeilijke woorden en ingewikkelde zinnen. Nu was ze op weg naar huis. In het rustige tempo zoals ze in haar land vroeger kilometers aflegde

Ik was haar allang voorbij en keek nog even om. Dezelfde tred en de mooie jurk. Daar kon ik nog veel van leren met mijn hardloop-kloffie en onrustige snelheid. Ik holde de brug op over de ringweg. Een fris windje waaide over me heen. Het moment dat de avond koeler wordt, brak aan.

05 juli 2011

Gratis e-books maar wie wil digitaal oud papier?

image
Veel gratis aangeboden e-books liggen voor een habbekrats in de kringloopwinkel, zoals het werk van Jacob van Lennep, Jacobus Jan Cremer of Justus van Maurik

Het blijft een lastig verhaal om een leuk gratis e-book te bemachtigen. Vaak tref je boeken aan waarvan het copyright langere tijd geleden verlopen is. Of die juist oninteressant zijn. Neem bijvoorbeeld de lijst met gratis digitale boeken die bol.com beschikbaar stelt op zijn website. Een paar dagen geleden werd ik hierop door iemand via twitter geattendeerd. Ik schrok me wezenloos bij het zien van deze lijst. Ik trof alleen maar oude titels aan, zoals:

Boeken die stuk voor stuk weinig gelezen worden. Menig kringloopwinkel ligt vol met dit soort werken. Daarnaast ontbreken bijvoorbeeld de meesterwerken van de Nederlandse literatuur, verplichte kost voor de middelbare scholier. Ik denk dan aan De historie van Sara Burgerhart van Betje Wolff en Aagje Deken, Max Havelaar van Multatuli en Mei van Gorter. Voor deze boeken kunnen boekhandelaren nog interessante uitgaven slijten. Gratis e-books zouden in de weg kunnen staan voor deze uitgaven. Overigens is het copyright al jaren van deze boeken en staan ze zelfs al gratis online.

Het is denk ik de angst van boekhandelaren om in de eigen boekenverkoop te snijden door bepaalde boeken gratis aan te bieden. Ik vind deze angst onterecht. De functie van een e-book is namelijk een heel andere. Het downloaden van een gratis e-book hoeft nog niet te betekenen dat de persoon in kwestie het ook gaat lezen.

De huidige prijs van het actuele e-book ligt gewoon veel te hoog. Ik heb persoonlijk echt geen 12 euro over voor een e-book waarvan de papieren versie in de boekwinkel 18 euro kost. De marge zal moeten verschuiven. Net als de rol van het e-book. Ik denk dat het e-book nog teveel concurrentie heeft van andere digitale media om het papieren boek te kunnen vervangen. Daarnaast zal de rol van een digitaal boek anders worden.

De ontwikkeling van het e-book staat in de kinderschoenen. Waarom moet er dan zo paniekerig met het e-book worden omgesprongen? Ik denk dat het de angst is van uitgevers en boekhandels om te durven innoveren. Zolang zij hun markt angstig vasthouden, zullen ze meer en meer verliezen. Daarvan ben ik meer en meer overtuigd.

04 juli 2011

Vervelende ontdekking op spatbord auto

image
Kras op spatbord auto en de dader ligt op het kerkhof

Vanmiddag stapte ik in mijn auto en stuitte op een vervelende ontdekking: op het spatbord boven mijn linkervoorwiel zat een flinke kras die doorliep tot aan de voorbumper. Hier was een flinke schaafwond. Een auto had bij het uitrijden op een parkeerplaats vervaarlijk dicht langs mijn voertuig gereden.

Waar dit voorval plaats kon hebben gehad, wist ik niet. Ik controleer namelijk niet elk moment dat ik de auto instap alle velgen, spatborden en deuren op eventuele deuken of andere schades. Ik behoor niet tot het type autoliefhebbers die afrent op de jongens uit de buurt als ze een partijtje aan het voetballen zijn.

Flink balen, ook omdat de veroorzaker van dit incident verzaakt had om zijn gegevens achter te laten. Misschien dat ik het niet eens vergoed zou willen hebben, maar voor het fatsoen zou het al een goed indruk op mij hebben gemaakt. Nu baalde ik dubbel: en er zat een forse schade aan mijn auto en de dader lag op het kerkhof.

image
Ook de voorbumper is behoorlijk gehavend

Op basis van dit voorval zou je een enorm verhaal kunnen houden over de teloorgang van deze tijd. Hoe asociaal mensen wel niet zijn geworden en dat dit vroeger zeker niet gebeurd zou zijn. Je kunt ook gewoon constateren dat de persoon die dit voorval op zijn geweten heeft, zich onfatsoenlijk gedragen heeft. Over de moraal van de tijd kun je veel zeggen, maar of je daarmee ook de tijdgeest te pakken hebt, betwijfel ik.