31 augustus 2013

Eendenkroos

image

De gracht voor ons huis is de laatste maand helemaal groen uitgeslagen van de eendenkroos. Soms trekt een vaarspoor van eenden door het groen heen. Vanmorgen zag ik de familie zwaan door de gracht zwemmen. Keurig achter elkaar. Vader voor, moeder achter en de twee kuikens tussen hen in. Vader trok het spoor. De anderen volgden keurig in het uitgezette spoor.

image

In deze warme maand zie je het kroos groeien. Soms ontstaat een wak omdat de eenden het opeten. Die beesten moeten in een heus luilekkerland leven. Overal is te eten in ruime mate. Ze trekken zelf het spoor van het leeggegeten bord. Wat niet lukt bij gras – of je moet het met wortel en al opeten – lukt wel bij eendenkroos.

image

Ik heb mij laten vertellen dat je het ook zelf kunt eten. Ip het water van het kikkerpoeltje in de achtertuin drijft ook een flinke laag kroos. Soms neemt Saartje er een hap uit op zoek naar een verstopte kikker. Ik heb zelf ook eens een hapje kroos geprobeerd. Er zat niet veel smaak aan, maar als alternatief voor sla kan het er prima mee door.

image

30 augustus 2013

Dankbaarheid (2) – #WOT

image

De #WOT – dankbaarheid – van gisteren bracht mij tot een bijzonder inzicht. Bij het lezen van het #WOT-woord aan het eind van de middag, dacht ik: ‘Bah, daar kan ik niks mee’. Het woord roept negatieve associaties bij mij op. Het lukte mij nooit de precieze vinger erachter te krijgen. Waarom had ik nou zo’n hekel aan een woord waar op zich weinig mis mee is?

Ik zocht de associaties die het woord ‘dankbaarheid’ bij mij opriep. Het ging vooral om de context waarin het woord gebruikt werd. In de kerk en bij mijn opvoeding. Het woord kreeg vooral de nadruk op de plicht dankbaar te zijn. Je moest het vooral zijn. Dankbaar voor God, voor je ouders, voor het leven. Dankbaarheid ligt buiten jezelf. En je moet vooral iets of iemand dankbaar zijn.

Dat moeten, bracht de negatieve associaties voort. Maar vooral ook het verband dat ik bij het analyseren van het woord ontdekte. Het wordt voor mij altijd gebruikt in verband met ongehoorzaamheid. Je luistert niet, je bent eigenwijs of je wil iets niet. Dan moet je dankbaar zijn.

Ik zocht verder en vond het definitieve antwoord in het dankgebed na het eten. Ook daar wordt het verband gelegd met dankbaarheid en gehoorzaamheid. Doe wat God wil en wees dankbaar. Het past niet in mijn levenshouding waarbij ik vind dat het uit mijzelf moet komen. Natuurlijk kan ik soms iemands hulp vragen. En dan ben ik hem of haar innig dankbaar.

29 augustus 2013

Dankbaarheid - #WOT

image

Schrijf naast de dingen die je energie kosten en die je energie opleveren, ook eens op waar je dankbaar voor bent. Probeer elke dag één ding op te schrijven waar je dankbaar voor bent. Hij schreef het keurig op in het schriftje en liep ermee onder zijn arm mee naar huis.

Dankbaar. Het woord dankbaar roept associaties op met het geboortekaartje: ‘met vreugde en dankbaarheid geven wij kennis van de geboorte van onze dochter’. De puber die niet luistert. De ouder die terugroept: ‘je zou ons dankbaar moeten zijn. Ondankbare hond.’

De God waar je dankbaar moet zijn. ‘O Heer, wij danken U van harte voor nooddruft en overvloed; daar menig mens eet brood der smarte, hebt Gij ons mild en wèl gevoed. Doch geef, dat onze ziele niet aan dit vergank’lijk leven kleev’, maar alles doe, wat Gij gebiedt, en eind’lijk eeuwig bij U leev’!’ Oftewel: als je niet gehoorzaamt, ben je ondankbaar.

Het lukte hem niet om iets dankbaars op te schrijven. Hij moest teveel denken aan de dingen die hem opgelegd werden. Het danken voor het eten. Het bedanken voor het rapportgeld. De dankdag. In de dankbaarheid schuilt iets van afhankelijkheid. Je hebt iets aan iemand of iets te danken en daar moet je dankbaar voor zijn.

Hij vertelde het een week later bij de volgende afspraak. Waarom het vel papier leeg was gebleven. Het deed hem teveel denken aan niet luisteren. Als je gehoorzaamde, was je dankbaar. Anders niet. ‘Je mag ook opschrijven waar je gelukkig van wordt’, zei ze geruststellend. Hij schreef het netjes bovenaan het papier. Dankbaar liep hij naar buiten met het schriftje onder zijn arm.

28 augustus 2013

Verstoppen - #50books

image
Gerrit Komrij verstopte zich achter het pseudoniem Patrick Demompere

Het mooiste pseudoniem vind ik de bekende schrijver die zich wil bevrijden van zijn bekendheid. Als Marek van der Jagt schreef Arnon Grunberg mooie romans, die zeker aan hem deden denken, maar waar ook veel lezers ingetuind zijn. Of J.K. Rowling die een thriller schreef onder de naam Robert Galbraith. Een boek dat pas een bestseller werd nadat bekend werd dat de schrijfster van Harry Potter het geschreven had. De schikking die met de verrader getroffen is, is meer een schijnproces dan een gemeende zaak.

Gerrit Komrij heeft het flink aan de stok gehad met de taalkundige Teun van Dijk die beweerde dat Komrij achter de schrijver Mohamed Rasoel schuilde. Deze schrijver beweerde met het boek De ondergang van Nederland dat islamieten binnen dertig jaar de Nederlandse cultuur zouden verwoesten. Het leidde tot een affaire en bijbehorend rechtsproces.

Komrij zei dat hij niet achter het pseudoniem zat. Dat ging niet met de mildste bewoordingen. De bewijsvoering van de Amsterdamse taalkundige was uitermate krakkemikkig, vond Komrij. Een computermodel kon onmogelijk aanwijzen als auteur op basis van enkele stilistische verschijnselen. Van Dijk bleef het volhouden. En Komrij haalde de vloer met hem aan.

Het bracht de schrijver mogelijk op het idee om wel onder een pseudoniem te publiceren. Het werd Patrick Demompere die wekelijks voor het Vlaamse weekblad Humo over Nederlandse en Vlaamse literatuur schreef. Zoals Patrick Demompere de spot dreef met Gerrit Komrij behoort tot de hoogtepunten van de Nederlandse kritiek met zinnen als:

‘In het algemeen is Gerrit Komrij in de Nederlandstalige letteren een ernstig overschat fenomeen. In zijn kielzog sleept hij een stel oudere jongeren mee, in noord en zuid, die zich door zijn spraakwater het hoofd op hol hebben laten brengen en die sindsdien hun best doen net zo melig te zijn als hun voorbeeld.’ (52)

Deze schrijver werd spoedig ontmaskerd door de oudere jongeren uit het kielzog van Komrij. Hilarisch zijn de woorden van Hans Warren die schrijft: ‘iedere zin van Demompere schreeuwt het uit: ik ben van Komrij! Ik ben van Komrij!’

27 augustus 2013

Langs Grebbelinie van Rhenen naar Veenendaal

kazemat langs heimersteinselaan op grebbeberg
Mijn moeder bij een kazemat van de Grebbelinie op de Grebbeberg

Het is er steeds niet van gekomen om dat Grebbeliniepad te gaan lopen, maar dan is het zover: we lopen de eerste twee stukken van de route. Het eerste leidt langs en over de Grebbeberg. Het eindigt bij het Hoornwerk, een verdedigingswerk dat aan de voet van de Grebbeberg staat.

Ik ga met de trein naar Rhenen, bij Veenendaal Centrum stapt mijn moeder op. Vanaf het station gaat de route direct naar de Rijn, waarna een groot stuk langs het water loopt. Het mooie zomerweer is heerlijk, maar het pad was erg druk met allemaal fietsers die langsreden. Het was zo bijna onmogelijk naast elkaar te lopen. De zon schijnt warm op de rug en verbrandt de nek. Goed insmeren.

voormalige boswachterswoning op grebbeberg
Voormalige boswachterswoning als onderdeel van de Ringwalburcht bij de Koningstafel op de Grebbeberg

De trappen op naar de Koningstafel. Dat is een plateau bovenop de Grebbeberg waar de ringwalburcht ligt. De burcht is een aarden wal, die gemarkeerd wordt door een prachtige toren. Hier woonde vroeger de boswachter. Het toeval wil dat een kleindochter van de voormalig boswachter hier met haar kinderen is. Ze zoekt naar allerlei herinneringen uit haar jeugd. Volgens haar is veel verdwenen van het authentieke boswachtershuis in de vorm van een heuse burcht. De kelders beneden met fraaie gewelven zijn uitgeleefd. Het lijkt of er regelmatig brandjes gesticht worden.

paardenpoep bij ringwalburcht op grebbeberg
Zou de paardenpoep op de Koningsberg iets met de legende van de heilige Cunera van doen hebben?

De route door het bos is wel lastig te vinden. De diepe gleuven lijken op de oude loopgraven, maar het kunnen ook natuurlijke afzettingen zijn. De militaire begraafplaats met de klok aan de andere kant van de weg. De weg over de berg die bij het herdenken van de gevallenen op 4 mei is afgezet.

Langs Ouwehands dierenpark, de Heimersteinselaan in. Een echte boslaan met hoge beukenbomen aan weerszijden. Midden in het bos, in de nabijheid van een grote uitsparing, is een heuse loopgraaf nagebouwd zoals deze aan het begin van de Tweede Wereldoorlog waren gegraven. Deze valleistelling brengt de geschiedenis wel dichterbij.

Zo’n loopgraaf helpt mee je voor stellen hoe het als soldaat hier gevoeld moet hebben. We denken aan een buurman – ome Koos – van mijn opa en oma, die aan het begin van de oorlog gestationeerd was bij de Grebbeberg. Hij zou in één nacht grijs zijn geworden van angst. De verhalen van weleer worden gelijk concreet door zo’n reconstructie van een loopgraaf.

gereconstrueerde loopgraven valleistelling grebbelinie
Gereconstrueerde loopgraaf van de valleistelling bij de Grebbelinie

Iets verderop een heuse kazemat, geschikt voor 3 militairen. Ook hier is een stukje loopgraaf bijgebouwd. Het maakt zo’n verdedigingswerk ook concreter. De hoge bomen eromheen suggereren dat ze er altijd gestaan hebben, maar ik betwijfel dat omdat het het zicht weghaalt. Het verhaal gaat dat vrijwel elke (oude) boom op de Grebbeberg nog de resten van kogels en granaatscherven heeft van de slag die hier in de meidagen van 1940 is gevoerd. Het enorme gat in de boom achter de kazemat suggereert dat ook hier de kogels, bommen en granaten in het rond vlogen.

Dan kom je uit bij het Hoornwerk, een imposant verdedigingswerk uit de 18e eeuw. Het bestaat uit voornamelijk aarden wallen die moeilijk zichtbaar zijn in dit jaargetijde. De bastions die we al eerder zagen langs de Rijn hebben wel duidelijke vormen, maar het verdedigingswerk moet in de hoogtijdagen er heel indrukwekkend uit hebben gezien.

Ik denk aan de eenzame hoofdpersoon van het verhaal ‘Dood weermiddel’ van Hotz. Hij dient een dergelijk verdedigingswerk te onderhouden en de aarden wallen op de juiste hoogte te houden. Het is een bijna onmogelijke taak. Hij wordt dan ook aardig dwarsgezeten door zijn vrouw.

valleikanaal of grift tussen rhenen en veenendaal
De Bisschop Davidsgrift of het Valleikanaal

Dan komt een saai gedeelte van de wandeling, het tweede gedeelte van de route voert langs de oude grift, later uitgegraven tot het Valleikanaal. We hebben hier vaak langs gefietst, zeker later toen er zo’n mooi fietspad langs kwam te liggen. Hier rijden de fietsers in de vorm van senioren en elektrische fietsen af en aan.

Het mooie weer verleidt de bewoners van de Gelderse Vallei tot het pakken van de fiets. Zodoende lopen we regelmatig achter elkaar. Van de verdedingslinie is niet veel te zien, wel een vistrap en een eendenkooi.

vistrap in valleikanaal tussen veenendaal en rhenen
De vistrap in het Valleikanaal tussen Rhenen en Veenendaal

We zijn vervuld van ons gesprek. Moeder en zoon bespreken de laatste stand van zaken. Verderop houdt het fietspad op. Bij de boer halen we vers water, een appel en een waterijsje. Dan komt de Blauwe hel, een stukje moeras zoals het allemaal rond Veenendaal is geweest voor het turf werd afgegraven. Hier ben ik vaak geweest en komt mijn moeder nog vaak. We zijn er bijna. Met meer dan 16 kilometer in de benen is het genieten van de Tjap Tjoi die mijn vader heeft gemaakt.

natuurgebied de hel bij veenendaal
Natuurgebied De Hel bij het Benedeneind in Veenendaal

26 augustus 2013

Grebbeliniepad

soldaat hendrik-jan verschanst in valleistelling grebbelinie
Soldaat Hendrik-Jan verschanst in een Valleistelling van de Grebbelinie

Het ligt al een tijdje in het voornemen om een begin te maken met de wandeling langs de Grebbelinie. Ergens vorig jaar vond ik de ruim 80 kilometer lange wandeling in een aantrekkelijk boekje. Het zogeheten Grebbeliniepad is opgesplitst in 13 afzonderlijke delen, wisselend van lengte tussen de 3,3 en 10,5 kilometer.

De route loopt langs de Grebbelinie, een verdedigingswerk dat halverwege de 18e eeuw is opgericht. Het is een wandeling die begint in Rhenen bij de Grebbeberg en via Veenendaal, Scherpenzeel, Leusden en Amersfoort uiteindelijk naar Baarn en Spakenburg leidt. Onderwijl volgt het pad het oude militaire bolwerk de Grebbelinie.

Een leuk project om met mijn moeder te ondernemen, is mijn idee. Ze is gek op wandelen. Bovendien voert de route langs oude plekken waar ze vaak is geweest. Rhenen ligt in de nabijheid van haar geboortegrond. In Veenendaal woont ze al sinds 1978, verderop in Baarn heeft ze gewoond en in Amersfoort kwam ze vaak toen haar zus daar woonde.

zicht vanaf grebbeberg op bastions rijn en betuwe
Zicht vanaf Grebbeberg op bastion, uiterwaarden en Betuwe

Voor mij roept vooral de route van Rhenen naar Veenendaal veel herinneringen op. Ik bracht mijn hele jeugd in Veenendaal door en heb veel in de omgeving rondgezworven. Voornamelijk op de fiets. Vandaar ook dat de boeken van bijvoorbeeld Jan Siebelink ook veel herinneringen bij mij losweken.

In de tijd dat ik in Veenendaal woonde was ik mij helemaal niet zo bewust dat ik eigenlijk midden in een verdedigingswerk woonde. De kazematten stonden dan wel overal, zoals aan het Benedeneind, bij het Ruiseveen en half onder de snelweg A12 langs het hazepad.

kazemat grebbelinie langs heimersteinselaan grebbeberg
Kazemat of bunker in het bos bij Heimersteinselaan op de Grebbeberg

De kazematten noemden wij bunkers. Het waren kille en koude holen van beton. De jeugd maakte er brandjes in. Het was weinig aan binnenin. We dachten ook dat ze van de Duitsers waren geweest en daarmee nam de afgunst voor deze dingen nog sterker toe.

De laatste jaren is er een kentering en komt er veel meer waardering voor de bijzondere vestingwerken in Nederland. Naast de Grebbelinie is er veel aandacht voor de Stelling van Amsterdam en de (Nieuwe) Hollandse waterlinie. De laatste twee verdedigingswerken zien er wel imposanter uit dan de Grebbelinie.

De Grebbelinie loopt voor een groot gedeelte langs de Bisschop Davidsgrift, waarnaar het vernoemt is. Grebbe is een afleiding van grift, dat verwijst naar dit gegraven kanaal uit de 15e eeuw. Later is de Grift opgegaan in het Valleikanaal dat in de periode 1935-1941 werd aangelegd.

lopen langs grift of valleikanaal
De bisschop Davidsgrift of het Valleikanaal

25 augustus 2013

Mijn pseudoniemen - #50books

image

Het gebruik van een pseudoniem heeft vaak een achterliggende reden. Het lijkt nog het meest op schaamte of het vermijden dat bekenden de persoon en het werk door elkaar gaan halen. Een pseudoniem wordt vaak gehanteerd door schrijvende advocaten, diplomaten en directeuren. Ze willen voorkomen dat hun brood vermalen wordt tot kruimels als hun bazen of opdrachtgevers ontdekken dat ze eigenlijk schrijven.

Over het algemeen weet iedereen het wel. F. Springer is Carel Schneider, achter Nescio verstopt Jan Hendrik Frederik Grönloh en Multatuli heet eigenlijk Eduard Douwes Dekker. In sommige gevallen is het lang onduidelijk geweest wie er eigenlijk achter het pseudoniem verstopt zat, zoals bij Nescio. Bij hem kwam pas na het overlijden aan het licht dat Nescio bij leven een handelsman en directeur was die uit liefde en idealisme schreef.

De echte pseudoniemen blijven voor altijd onbekend. Daar zijn ook geen voorbeelden voor te geven, anders zouden ze bekend worden. Op internet kun je betrekkelijk gemakkelijk een verborgen leven leiden onder een andere naam. Veel schrijfsels zijn daar van een pseudoniem voorzien. Het zijn niet de beste verhalen dus dat is ook niet erg.

In mijn studententijd verborg ik mij bij een verhaal achter het pseudoniem Hein Roosman. Ik vond het verhaal dat ik geschreven had te persoonlijk. Het heette ‘Een aanmerkelijk treinreis’ en was een verhaal waarin ik een verloren liefde probeerde te verwerken. Ik had niet de behoefte aan de grote klok te hangen dat het verhaal van mij was. Het verhaal dat in de NNP-Almanak van 1998 een plekje kreeg leverde geen enkele reactie op. Ik vraag mij af of iemand het gelezen heeft.

Ook deed ik een keer mee aan een wedstrijd voor schrijvers van Marokkaanse en Arabische afkomst. Als Mustapha Ghorbani schreef ik een inzending voor deze literatuurprijs. Het gedicht over een raaf met allochtone smart was niet veel bijzonders. De El Hizjra-literatuurprijs bleef mij zo bespaard. Wel kon ik er stoere verhalen over vertellen bij medestudenten. Zo heeft dat pseudoniem toch nog een aardig leven gehad.

24 augustus 2013

Reizen op televisie

image

In het boek Reisverhalen schrijven gaat Jan Donkers niet alleen in op het schrijven van dergelijke verhalen, maar ook op de consumptie van deze boeken. Wat maakt die bijzondere reisverhalen zo bijzonder? Volgens Donkers is het moderne reisverhaal begonnen met De grote spoorwegcaroussel van Paul Theroux:

‘En inderdaad, het was tot dat moment vrij ondenkbaar dat er lezers geïnteresseerd zouden zijn in het vaak nukkige relaas, geschreven in de eerste persoon, van een op dat moment onbekende auteur die ook de ongemakken van het reizen en op het eerste gezicht onbenullige gesprekjes met medereizigers tot onderdeel van zijn materiaal maakte.’

Met het reisverhaal op de Nederlandse televisie is het echter treurig gesteld. De uitzendingen die Floortje Dessing maakt op de publieke zender zijn ronduit treurig. Jan Donker komt al niet door de programma’s heen daarom citeert hij tv-recensent Wim de Jong over 3 op reis: ‘[het] levert een vooralsnog braaf en gezapig programma op, waarin een heleboel reisuurtjes zijn gepropt waarin ook niets van enige betekenis of oorspronkelijkheid gebeurt.’

Hetzelfde geldt voor veel andere programma’s waarbij een bekende Nederlander naar een ver oord wordt gestuurd om verslag te doen van zijn ervaringen. Het is vaak aansluiten in de rij van de toeristische attractie en daarna vertellen hoe geweldig het was. Een duidelijke thematische aanpak ontbreekt. Alleen Adriaan van Dis lukte het met zijn reis door Zuid-Afrika en door Indonesië. Maar hij is ook een heel goede schrijver van reisverhalen. Het verschil: hij spreekt mensen op de boot, zit in de trein op Java en gaat de dialoog aan met zijn mederezigers.

Dat maakt een reisverhaal niet alleen in een boek interessant maar ook op televisie. Naast Van Dis kan ik geen voorbeeld geven van een mooi reisprogramma op de Nederlandse televisie. Misschien maar eens een leuk idee aanleveren bij de Nederlandse omroep. Of zou al het geld al aan presentatoren als Floortje Dessing zijn overgemaakt?

23 augustus 2013

Eilanden

image

Het boek Eilanden bevat 27 beschrijvingen van eilanden. Het boek staat aan de basis van Boudewijn Büchs latere reisprogramma’s. Het leeuwendeel van de eiland die hij in dit boek behandelt, heeft hij in de tijd van verschijnen in 1981 niet bezocht. Hij leest en schrijft er vervolgens over.

Dat is ook zijn intentie, schrijft Boudewijn Büch in zijn inleiding bij de herdruk van het boek in 1991: ‘Het was immers ook de bedoeling geweest om de door mij – of zelfs de voor bijna iedereen – onbereikbare eilanden een Hollands prozabestaan te geven.’ (33)

Het levert 27 typeringen op van wisselende kwaliteit. De ene keer overstijgt het item nauwelijks het lemma van de encyclopedie. De schrijver hanteert alleen een ander taalgebruik om het te verbloemen.

Zoals bij de eilanden St. Pierre et Miquelon waar hij opmerkt: ‘Met zijn allen tellen de bewoners zesduizend koppen’, ‘Het Franse territorium is zo rooms als de pest’ en ‘Visvangst en doodslaan van pelsdieren brengt op de eilanden geld in het laadje. Er wordt vis ingevroren, gerookt, geroogd en gezouten.’ Een tekst opgebouwd uit de gegevens van het lemma uit de encyclopedie.

Ze zijn gelukkig zeldzaam. Want de andere keer weet Boudewijn Büch een prachtig staaltje vertelkunst te geven. Vooral op de momenten waarop de literatuur en de negentiende eeuw samenkomen. Zoals in de beschrijving van het eiland St. Paul. Hier haalt hij een populair negentiende eeuws gedicht aan van de domineedichter Bernard ter Haar.

Het gedicht De St. Paulusrots vertelt in 2223 verzen over het schip de Jan Hendrik dat op weg naar Batavia verongelukt op de rots in de Atlantische Oceaan. Boudewijn Büch concludeert: ‘Vanit eilandkundig oogpunt is het heerlijke literatuur.’ Een gedicht over een onbekend plekje gesteente.

De televisiereiziger Boudewijn Büch zie je duidelijk in dit boek. Het sluit naadloos aan op zijn manier van reizen: onderweg met een stapel boeken. Of zoals hij het zelf noemt in het dagboek dat hij 1998 bijhoudt: Een boekenkast op reis. Uitvoerig citeert de schrijver onderweg uit de boeken die hij over de bestemming gelezen heeft.

Ook deze televisieprogramma’s stralen de ene keer veel passie uit. Zoals bij zijn reis achter Goethe aan of reis door Amerika waarbij hij op zoek gaat naar de verhalen van beroemde liedjes en bands. De andere keer blijft het steken in een opsomming die door zijn eigenzinnige benadering dan wel weer leuk wordt.

Het boek wordt gevolgd door vier andere eilandboeken. Dit eerste deel wekt genoeg nieuwsgierigheid om het vervolg tot mij te nemen. Het maakt ook heel nieuwsgierig naar de heruitgave van de vijf boeken in één band die dit najaar verschijnt bij uitgeverij De arbeiderspers. Onder de naam Alle eilanden krijgt het boek als aanvulling de verspreide artikelen over eilanden en een voorwoord van Büch-liefhebber en bewonderaar Diederik van Vleuten.

22 augustus 2013

Veiligheid – #WOT

image

Mooi idee natuurlijk, de blog als veilige thuishaven. Maar voor veiligheid moet je best veel in huis hebben. Mijn online wereld verschanst achter een groot hek waar niemand over kan klimmen of zich tussen de spijlen van het hekwerk kan wringen.

Mijn blog is helemaal niet zo veilig. Hackers loeren op dit domein. Na de hack via een plugin volgde een grote brute force aanval. Vooral mijn provider had er veel last van. Ik probeerde al wat maatregelen te treffen, maar helaas zonder veel resultaat.

Gisteren was het weer zover. Mijn provider had wat maatregelen genomen. Met als gevolg dat mijn eigen internetstek onbereikbaar voor mij was geworden. Weer allerlei middelen geprobeerd. Scripts geschreven en andere lapmiddelen van stal gehaald. De site deed het weer, maar ik had hem zo goed afgeschermd dat niemand buiten mijn IP-adres de site nog kon bereiken.

Zo kan het dus ook. Weer verder speuren en wat rommelen. En nu lijkt alles voor elkaar te zijn. Buiten het feit dat mijn provider ook nog een extra obstakel heeft gebouwd tegen de aanvallen van buitenaf.

Het is tuig. Mensen die ordinair je eigen omgeving in kruipen en de boel traineren. En meer dan dat: ze beogen mijn eigen veilige thuishaven te veroveren. Ik lap en probeer er het beste van te maken. Wie weet blijven ze nu wel weg…

Het toont de kwetsbare kant van veiligheid. Hacken gaat verder dan online pesten. Het is ordinair inbreken waarbij de waardevolle content van iemand het doel is. Het toont voor mij de betrekkelijke kant van bloggen. Misschien is straks alles niet meer online en zijn de enen en nullen allemaal verdwenen. Dan volgt er altijd weer een dag om opnieuw te beginnen.

21 augustus 2013

Komkommer uit moestuin

image

De komkommerplant in de moestuin heeft de eerste verse komkommer opgebracht. Hij was groot genoeg om verorberd te worden. Zo hebben wij vanavond onze tanden gezet in de kleine komkommer. Hij smaakte minder waterig dan we gewend zijn uit de winkel.

De struik zit vol met nieuwe vruchten. Nog niet zo groot als de eerste komkommer. En soms ook behoorlijk krom. Die onvolkomenheden zie je niet in de schappen van de supermarkt. De kleine en kromme komkommers komen vermalen terecht in de salade of krijgen een plekje in het zuur van de augurkenpot..

20 augustus 2013

Geloof of literatuur

image

Het boek Mijn leven met Tikker gaat niet alleen over de hond van de verteller. In de roman van Jan Siebelink spelen het geloof en het loslaten van datzelfde geloof een belangrijke rol. De verteller zegt het volgende:

‘Voor het Hemelse Jeruzalem kwam een vervanger: de literatuur. In mijn romans heerste ik als een arbitraire God uit het Oude Testament, die om niet uitkiest en verwerpt.’ (118)

Boeken vervangen de bijbel. Het schrijven en scheppen van boeken maakt je sterker dan het geloof dat niet van jezelf uitgaat:

‘De literatuur, dacht ik, was een soort beveiliging tegen het verderf, de dood. Een gedachte die van weinig realiteitszin getuigde. Waarom schreef ik? Om paniek te bezweren, om ‘de schoonheid te begroeten’, om mij te verweren? Maar tegen wie of wat? Tegen het niets, de chaos, het niet-weten? Literatuur als veiligheidsklep, als garantie… Zekerheid biedt alleen mijn hond. Je praat hardop met jezelf via de hond. Je probeert een zin uit, je leest een stukje voor. Je praat tegen hem. Hij zegt niets terug. Geen verstandig woord komt eruit. Maar hij zorgt ervoor dat jij je verstand niet verliest, je gedachten erbij houdt.’ (118)

De literatuur als de vervanging voor het hiernamaals, terwijl je hond je begeleidt in het leven van alledag. Daarmee is Mijn leven met Tikker veel meer dan het levensverhaal van het hond. Het vertelt een verhaal over geloof, het geloof van je ouders en je eigen worsteling met religie. De verteller en hoofdpersoon houdt zich in leven door zijn hond, door het lezen én het schrijven van boeken.

Vaak schrijft Siebelink over zijn ouders. De hond roept die gedachten op, maar ook het jaargetijde. Zoals de herfst, het mooiste jaargetijde noemt de verteller het. Ook verwijst hij vaak naar de kas van zijn vader. Het zijn de verhalen die ook in Knielen op een bed violen terugkomen. Net als de boerderij waar zijn vader naar de dominee kwam luisteren. De verteller is er vlak in de buurt gaan wonen in de plaats E.

Het lopen met zijn hond maakt deze verhalen bij hem los. Net als de angst. De verteller is heel erg bang. Bang voor zijn eigen dood en de dood van zijn hond. Er is geen weerstand tegen. Het lijkt wel of geloven en honden niet met elkaar samen kunnen. De verhalen balanceren er als troost tussen. Zo kom je toch weer altijd uit bij het verhaal, de literatuur.

Lees ook mijn recensie over Knielen op een bed violen die ik voor Litnet schreef in 2006

19 augustus 2013

Mijn leven met Tikker

image

Honden zouden op hun baasjes lijken, maar dat is niet zo. Een baas reflecteert veel op zijn hond zodat hijzelf steeds meer zichzelf in hem gaat zien. Daarom vreesde ik het ergste voor de roman die Jan Siebelink over zijn hond Tikker schreef. Maar na het lezen ben ik gerustgesteld. Mijn leven met Tikker is gelukkig een ander boek. Het gaat meer over de verteller en hoofdpersonage dan over zijn hond. In die zin lijkt het boek meer op zijn baas dan op de hond.

Tikker is een hazewindhond die de verteller koopt op de dag dat hij zijn moeder begraaft. Hij treft de jonge honden bij de spoordijk niet ver van zijn huis in het plaatsje E. Die spoordijk is vanaf dat moment regelmatig de plaats van handeling. In elk hoofdstuk speelt wel een scene op dat pad langs het spoor, bij de melkfabriek. Of zoals de verteller het aan het einde zelf verwoordt:

‘Hoe vaak hebben we niet de weg langs de spoordijk genomen. Straks zou hij er niet meer zijn. Veertien was hij nu. Veertien jaar en twee maanden. Zeker twee keer per dag namen we die weg. Tweemaal 365, maal veertien. Ruim tienduizend keer. Die tijd is als een zucht voorbijgegaan.’ (203)

Aan het begin van de roman is Tikker nog jong. Bij de spoordijk krijgt het dier zijn leerschool. Hij maakt er kennis met andere honden, leert er na een lange aanloop de liefde kennen en haalt naast de auto van de verteller 60 kilometer per uur. Tikker is dan ook een hazewindhond die dit soort snelheden haalt en wel driehonderd meter kan volhouden.

De hond Tikker vormt daarmee een personage in de roman, zonder dat hij spreekt, denkt en voelt. Alles komt vanuit de verteller. Het dier spiegelt zo de emoties en gedachten van de hoofdpersoon. Het lijkt wel of de hond gedachten en emoties oproept over zijn jeugd en opvoeding. Het overlijden van zijn ouders keert regelmatig terug. Net als zijn religieuze opvoeding. Mijn leven met Tikker bevat daarmee veel elementen die later terugkomen in Knielen op een bed violen.

Daarnaast heeft Jan Siebelink een oogprobleem in het verhaal verweven. Ik vind dat aspect niet zo sterk uitkomen. Het kan symbool staan voor een blindheid van de hoofdpersoon. In de aangrijpende scène dat Tikker verdwenen is, komt dit naar voren. De angst de hond te verliezen, net als alles wat hij verloren heeft: zijn ouders, zijn jeugd en uiteindelijk zijn gezichtsvermogen. Maar de oogproblemen beheersen het verhaal teveel en leveren te weinig een bijdrage aan het verhaal.

Mijn leven met Tikker overstijgt als geheel het hondenverhaal. De band tussen hond en mens staat centraal, maar het verhaal van de hoofdpersoon wordt verteld. Het leven van de hond sluit hierop aan. De hond verweeft zich met zijn baas. Aan de hond kan de verteller zich spiegelen. Zijn tekortkomingen en krachten komen in Tikker naar voren. Zo verdwijnt met de hond een stuk van de verteller.

18 augustus 2013

Boekensnobisme - #50books

image
Stapel leesvoer van een boekensnob?

Ik kan mij moeilijk bedwingen bij het lijstje met 15 vragen die Peter lanceerde vanmorgen voor het blogproject #50books. Ben ik een boekensnob of niet? Elke vraag smeekt om een blog. Je kunt toch niet zomaar een vraag met ja of nee beantwoorden?

Ik ga het proberen met alleen ja of nee. Maar ben ik ontevreden dan zullen jullie eraan moeten geloven…

  1. Mijn manier van lezen is de enige juiste en moreel verheven manier.
    Nee. Elke manier van lezen is een manier, net zoals je een boek op eindeloos veel manieren kan interpreteren. De kracht van literatuur is de interpretatie, de betekenis die de lezer eraan geeft.
  2. Ik lees alleen prijswinnaars en klassiekers.
    Nee. Ik ben soms juist meer geïnteresseerd in de verliezers. Al moet ik wel zeggen dat sommige boeken terecht meesterwerken worden genoemd. De ondraaglijke lichtheid van het bestaan bijvoorbeeld. De Max Havelaar of Van de vos Reynaerde. Allemaal meesterwerken.
  3. Boekbloggers zijn dodelijke voor literaire kritiek.
    Nee. Boekbloggers zijn een winst voor de literatuur. Helaas luisteren schrijvers en uitgevers veel te weinig naar hen. Sommige uitgevers weigeren boeken te sturen naar boekbloggers terwijl het in mijn ogen de meest waardevolle kritiek is van dit moment.
  4. Nooit gehoord van een boek, want niet besproken in boekenbijlagen.
    Nee. Ik lees al jaren geen boekenbijlagen meer en beter op de hoogte dan ooit. Ik walg van de pedante houding van veel recensenten. Elke lezer is een lezer en daarmee even waardevol.
  5. Ik lees geen troep als Twilight Saga, 50 Shades, Oprah’s selectie, etc.
    Nee. Ik waag mij gerust aan troep. Zo ben ik zelfs dapper begonnen aan Vijftig tinten, maar ik ergerde mij zodanig dat ik het boek maar terzijde heb gelegd. Iets dat ik niet snel doe. Wel ben ik geïntrigeerd door de lezeressen van dit boek.
  6. Het boek is altijd beter dan de film.
    Nee, sommige boeken zijn prachtig verfilmd. Al vind ik de twee vormen van media zo verschillend dat ze eigenlijk niet met elkaar te vergelijken zijn.
  7. Rap is geen poëzie.
    Nee, Rap is poëzie. Gelukkig is poëzie niet altijd rap.
  8. Ik weiger om een e-reader te gebruiken, want dan ruik ik het boek niet.
    Nee. Ik heb mij er echter nog nooit aan gewaagd. Ik vrees wel dat ik het stiekem niet durf. Ik voel niet de behoefte opkomen, maar ik ben niet een actieve weigeraar.
  9. Mensen die bij Amazon boeken kopen zijn verkeerd bezig.
    Nee, ik doe het zelf niet. Ik geloof meer in boekwinkeltjes.nl en de kringloopwinkel. Maar een boek is een boek, waar je hem ook koopt.
  10. Ik vouw geen hoekjes om, breek geen ruggen en eet niet tijdens het lezen
    Nee, hoekjes vouwen en ruggen knakken zijn doodszonden. Eten bij het lezen doe ik wel, maar ik heb er vaak wel spijt van.
  11. Ik denk dat het goed is als mensen überhaupt al lezen.
    Nee. Iedereen leest al. De hoeveelheid tekst die wij tot ons nemen is verveelvoudigd in de laatste tien jaar.
  12. Ik heb geen TV, omdat dat van leestijd af gaat en ik knijp TV-katjes in het donker.
    Nee, de televisie vormt een mooie aanvulling op mijn boeken en haalt mij soms even terug naar het echte leven.
  13. Het kan me niet schelen dat de hoofdpersoon een onsympathieke eikol is.
    Nee, het kan mij niets schelen. Soms het juist adembenemend om in de huid van een slecht iemand te kruipen. Ik zie daarom ook zo uit naar de nieuwe roman van Walter van de Berg Van de dode mannen win je niet.
  14. Ik lees als genre alleen literatuur.
    Nee, ik lees alles. Zelfs een krabbel op een schutting of een gebruikershandleiding lees ik even aandachtig als een diepgravend gedicht.
  15. Ik begrijp niet dat volwassenen jeugdliteratuur lezen.
    Nee, ik begrijp het dus echt wel. Sommige jeugdliteratuur overstijgt elke leeftijd. Je leest het misschien anders, maar het is zeker leeswaardig. Pas in huis gehaald, de Willem Wilmink Omnibus en al stiekem best veel uit gelezen.

Een lastige lijst om te beantwoorden door de aard van de vragen, maar volgens mij is het gelukt overal nee op te antwoorden. Ik moest soms heel goed nadenken, door de vele ontkenningen in de vragen leek het wel een wiskundeles.

Als ik alles bij elkaar optel, ben ik geen boeksnob. Ik ben wel een liefhebber van alles waar bladzijden in zitten en papier dat knispert. Een boek mag niet geknakt worden, maar ik vind mijzelf niet meer of minder om dat ik bepaalde boeken wel of niet lees. Status ontleen ik niet aan de boeken die ik wel of niet. Net als aan de muziek die ik luister of de sites die ik bezoek.

17 augustus 2013

Bewustwording - #WOT

image
Verjaardagcadeaus vandaag gekregen

Voel je je jarig? Je kunt wel een jaar ouder worden, maar wanneer voelt het ook zo? Ik weet het niet. Ik geloof niet zo in getallen. Je kunt je 40 voelen, terwijl je 20 bent. Of andersom. Ik voel mij ergens nog altijd het kind. Terwijl ik in mijn kindertijd verlangde volwassen te zijn. Dat zou het einde van alle problemen zijn. Maar bij het volwassen worden – of de pogingen daartoe – ontdekte ik dat problemen onderdeel van het leven zijn.

Iemand op een film typeerde het eens met het verlangen naar een brief waarin de oplossing van alles stond. Elke dag hoopte hij dat die brief in de brievenbus zou vallen en alle problemen als sneeuw voor de zon zouden verdwijnen. Lange tijd geloofde ik dat mijn geloof alles voor mij zou oplossen. Maar de ene teleurstelling na de andere vertelde mij dat de oplossing daar niet zou liggen.

Bewustwording is een vorm van betekenis geven aan iets. De kracht van bewustwording is dat het altijd weer anders is. De ene dag kan een openbaring zijn, maar de volgende dag ontdek je dat je vermeende openbaring een dwaallicht is. Zo is zelfs het woord bewustwording niet in een voorbeeld te vatten. Zo meende ik een paar dagen veel duidelijkheid te hebben gekregen op het gebied van vacatureteksten, maar nu betwijfel ik deze zekerheid. Waarom zou ik overal aan moeten voldoen? Het zou mij altijd in hetzelfde straatje drukken.

De twijfel is mijn kracht. Twijfelen is een onderdeel van bewustwording. Het is twijfelen aan de betekenis die je aan iets gegeven hebt. Je kunt het ook anders zien. En waarom zou het niet anders zien. Je dacht een huis van stenen te hebben gebouwd, maar het waren kaarten. De constructie moet nu anders zijn. Of ik moet toestaan dat alles wat ik heb opgebouwd in elkaar kan storten en dat ik opnieuw moet beginnen.

Misschien is het die vrees die mij weerhield tot het schrijven van deze #WOT. Ik weet dat hij als ik hem gisteren geschreven zou hebben, de blog heel anders zou zijn. Of als ik hem morgen zou schrijven, hij ook weer een heel andere kant zou opgaan. Dat is de bewustwording van dat moment. De gedachtenstroom die van richting verandert. Een geest die huppelt op de stenen in de rivier van gedachten. Elke keer zal de route anders zijn, maar ik kom aan de overkant.

Zo voel ik mij het ene jaar meer jarig dan het andere. Heb ik het ene jaar behoefte het met iedereen te vieren; het andere jaar zit ik het liefst alleen met een boekje in een hoekje. Het laatste geldt dit jaar. Ik vier het dit jaar in stilte en vind het heerlijk om een boek te lezen en mijn gedachten te laten verdwalen in het boek. En ik weet best dat het voor andere mensen misschien niet zo gezellig is, maar het is een behoefte van dit moment. En ik voel mij vandaag meer dan ooit jarig. Al die (online) felicitaties steken een hart onder de riem. Dank allemaal.

16 augustus 2013

Fietsen en Vestingmuseum

image
Op de fiets naar het Vestingmuseum Naarden

Zij wil naar een museum en ik wil gaan fietsen. Voor een rit naar Amersfoort is ze nog iets te klein, maar een rondje meer in de buurt moet ze best kunnen. Ik denk het Vestingmuseum in Naarden. Een tochtje naar Naarden is niet een lang eind. Leuk om te doen op haar laatste vakantiedag.

Dat is goed te doen op de fiets. In gedachten rijden we door naar Huizen en via de Stichtse brug terug. Een mooie route voor een mooie dag als vandaag. We gaan op pad in de richting van Naarden. De wind is fel vanuit het westen. Het is hard trappen door het kale polderlandschap.

image

Natuurlijk stappen we even bij de kringloopwinkel binnen in Naarden. Gelijk een moment om krachten te verzamelen voor de rest van de middag. Een sauzijsenbroodje met een flesje chocomel. We komen met een paar boeken naar buiten en fietsen de vesting binnen. Het museum zit een bastion verder dan ik denk.

Schaftwagen

De kassa in een heuse schaftwagen bij de ingang. Geiten die zich verschansen op de aarden wallen alsof het de ruige rotsen zijn in de bergen. Verstopt in de gaten van de weggespoelde aarde. Ze kijken met een kritische blik naar de bezoekers. En kom niet teveel in de buurt, want dan zijn ze uit de buurt.

image
Voor de klimgeiten

We komen dieper en dieper in het bastion. De kazematten als de ingegraven holen in de wallen. De lange gangen in het donker verbergen de expositieruimten. Pas op, staat er waarschuwend in een ruimte dat een oorlogssituatie uitbeeldt. De harde knallen kunnen een schrikreactie veroorzaken. Niet geschikt voor kleine kinderen dus. Als de eerste granaatinslag klinkt, schrikt ze op. Dat had ze niet verwacht. Een klein meisje gedragen door haar vader huilt.

Luistergang

Ik durf de 61 meter lange luistergang niet in. Aardedonker. Alleen de kleine blauwe lichtjes langs de zijde verraden waar de gang loopt. ‘Ik ga er niet in’, zeg ik. Maar als we weer buiten staan en boven op het bastion geklommen zijn, wil ze terug. ‘Ik ga erin’, zegt ze dapper. ‘Dan ga je maar alleen, ik ga er niet in.’ Ze daalt de hoge trap af en verdwijnt in de kazemat.

Ik kan het toch niet over mijn hart verkrijgen en volg haar wat later. Ze komt net uit de lange luistergang als ik bij de ingang van de deur sta. We gaan samen en lopen helemaal tot het einde. Het is nog steeds zo donker, maar niet meer zo eng. Ze houdt mijn hand stevig vast.

image
Plattegrond Vestingmuseum

Een heerlijk museum om onbevangen doorheen te lopen. Ik zie de naam Simon Stevin. De jaartallen komen voorbij. De tachtigjarige oorlog, 1672 en 1795. De latere vernieuwing voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De mobilisatie in 1914 en uiteindelijk de Tweede Wereldoorlog. Elk jaar heeft zijn eigen soldatenpak. Ook Nederlanders liepen met een Steek rond.

Elke kasemat heeft zijn eigen verhaal. Wat verderop krijg je een inkijkje in het leven in een garnizoen. Aan het einde van de gang staan de opgemaakte bedden. De installaties achter de smalle gangetjes verbeelden situaties waarbij het kruit gewogen wordt en een soldaat knikkebollend pauze heeft in zijn wacht.

Buitenwal

Voor ons de hoogste tijd verder te gaan. We stappen op de fiets en rijden de stad uit. Op de buitenwal genieten we van de lunch op een bankje. De wespen vliegen over de broodjes, maar worden niet vervelend. Een hond springt in de gracht in de hoop dat zijn vrouwtje het balletje in het water gooit.

image
Door de oude duinen in de richting van Huizen

We gaan weer verder over de oude zeedijk het bos in. Voorbij Oud-Valkenveen dat ze herkent en door in de richting van Huizen. Een prachtige route dwars door de oude duinen. Veel fietsers staan midden op het fietspad om uit te rusten of het verloop van de route te bepalen. Ik schreeuw aanwijzingen waardoor het lijkt of ik in paniek het kind door alle smalle wegen loods.

Geruststellend zeggen mensen die ons inhalen dat het zo knap is zoals zij fietst. Een afkeurende blik gaat uit naar de schreeuwende vader. Ik trek mij er niks van aan en schreeuw dat ze goed aan de kant moet blijven fietsen omdat er een lange stroom fietsers langs ons rijdt over het smalle paadje.

Huizen

De kalkovens en de Haven van Huizen doemen op. We rijden snel verder, langs het strand en de kade. Huizen weer uit. Iets verderop drinken we even wat water en stappen snel weer op de pedalen naar het hoogtepunt: De Stichtse Brug. Bij de klimtocht op de hoge brug halen traktoren met volle hooiladingen in de trailers. Ze rijden met hoge snelheid over de smalle weg. Ik roep weer de nodige aanwijzingen. Onder ons vaart een klein zeilbootje. Wat is het bootje toch klein en wat staan wij hoog.

image
Daar moeten we straks heen…

We verbazen ons over de hoogte van de brug als we op de andere kant op de dijk staan. We rijden weer de tegenwind in. In de polder moet het altijd waaien. We zijn blij dat we weer door het bos mogen rijden, langs de grootste populier van Almere. Verder het Waterlandse bos in. We kiezen de lange route langs de bruggetjes waar we vorig jaar aan het einde van de fietsvakantie zo van genoten. Maar het Vier bruggenpad is afgesloten vanwege de slechte conditie van de vier houten bruggen.

Dreigende luchten

Bij de Kemphaan hangen donkere luchten dreigend boven ons hoofd. De landgoedwinkel gaat net dicht, daarom snel even naar het toilet en dan snel verder naar huis. Wie weet halen we de eindbestemming droog. We rijden de bekende weg sneller dan we de eerdere route reden. Gedreven door de dreigende lucht en de donder die ik in de verte hoor rommelen.

image
Voor de Stichtse Brug

We naderen thuis en voelen ons trots. Voor de bui binnen en een heerlijk eindje gereden. Een mooie laatste vakantiedag. Tevreden en heel hongerig duiken we een uurtje later op de zelfgesneden en gebakken friet. Bij de natuurdocumentaire op televisie zitten we te dommelen. Bedtijd na een enerverend fietsritje.

image
Bijna thuis

15 augustus 2013

Vakantieverhaal of reisverhaal

image

Eigenlijk verschilt het reisverhaal niet veel van een gewoon verhaal, stelt uitgever Emile Brugman in Jan Donkers handleiding Reisverhalen schrijven. ‘Het is een misvatting dat hoe exotischer de reis is hoe interessanter het boek. Het gaat, bovenal, om de kwaliteit van schrijven, en dan doet het er helemaal niks toe waar ze heen gaan.’

De uitgever krijgt maandelijks vijftig manuscripten binnen, verluchtigd met foto’s en in een ringbandje. Zeker in de weken en maanden na de zomervakantie wordt de uitgeverij overspoelt met zendingen van manuscripten. Het merendeel gaat per kerende post terug. Brugmans leest er één pagina van voor de moeite, maar het overstijgt het vakantieverslag niet.

Daarom is zijn advies: ‘geniet van je vakantie en schrijf niks op’. De manuscriptenregen heeft wel iets van de dia-avondjes van weleer. Je ziet eindeloos veel foto’s van wat er allemaal zo mooi was, maar hoort en ziet het echte verhaal van de vakantie niet. Dat is ook onmogelijk want al die grote schrijvers zijn ze voorgegaan en er blijft niet veel meer over dan een droge toeristenmassa die met open ogen in Machu Picchu staat.

En dat maakt Paul Theroux zo mooi. Hij houdt die spiegel voor van fotograferende en schrijvende reizigers. Als hij naar Machu Picchu gaat, komt er geen woord over de oude stad. Hij vergaapt zich aan al die toeristen die in de trein op weg naar de trekpleister opmerkingen maken over hun bijzondere reizen. Ze kijken niet eens om zich heen, maar zijn alleen bezig waar ze allemaal geweest zijn. Of dat nu de ultieme manier van reizen is of een reisverhaal te schrijven, dat betwijfel ik.

14 augustus 2013

Ondergronds

image
Zoek het metrostel op de cover van Paul Theroux’ Ondergronds

Het heeft mij enige tijd gekost om de metro op de cover van de reisverhalenbundel Ondergronds te ontwaren. De graffiti op de voorkant van Paul Theroux‘ boek ontneemt de vorm en daarmee de betekenis van het voorwerp. Maar als je goed door de schildering heenkijkt zie je raampjes en de deuren van het metrotreinstel.

Het verhaal ‘Ondergronds spookhol’ is het langste en mooiste verhaal in de bundel Ondergronds van Paul Theroux. In dit verhaal beschrijft de schrijver van reisverhalen het verblijf van een week in de New Yorkse metro. Ondergrondse is niet de juiste benaming voor dit vervoersmiddel, want strikt genomen bevindt meer dan de helft van het metronet zich boven de aarde.

De ondergrondse in New York is een wereld op zich, met eigen regels en een eigen politie. Paul Theroux loopt met agenten mee en observeert deze ondergrondse wereld, het langste en grootste metronetwerk van de wereld. De metro is volgens de schrijver de ‘enige hoop voor New York City’. Met de auto is het vrijwel onmogelijk je door de stad te verplaatsen:

‘Het verbijsterende is dat al in 1904 een groepje zakenlieden de vervoersproblemen van New York voor de eerstvolgende eeuwen heeft opgelost. Wat een vooruitziende blik! Wat een ondernemersgeest! Wat een technisch wonder hebben ze geschapen in de vorm van deze ondergrondse spoorweg! En hoe verbijsterend zouden ze zijn als ze zagen wat ervan is geworden, wat een slechte naam hun spoorweg heeft gekregen bij het grote publiek.’ (138)

De metro van New York wordt door veel mensen als angstaanjagend beschouwd. Gesteund door hoge criminaliteitscijfers en aantallen moorden, wordt iedereen opgeschrikt. Zo sterk zelfs dat politiemensen zelfs dé regel voor de subway geeft: reis niet met de subway als het niet nodig is.

Een opvatting die Paul Theroux niet geloofd. Ook na een week reizen in alle metro’s van New York, over alle lijnen van de 350 kilometer die in de Amerikaanse stad te vinden is. Hij heeft alle 26 metrolijnen bezocht en bereist. Hij heeft veel mensen en politiemensen gesproken voor zijn portret en weet de charme van dit bijzondere vervoersmiddel prachtig te typeren. De reizigers die zwijgzaam hun rit uitzitten. De meeste van hen zitten te lezen.

Zo verandert een verhaal over een angstaanjagend monster in een liefdesverklaring voor een bijzonder vervoersmiddel. Ik merkte bij het lezen dat ik een liefde voor de metro kreeg. Zo sterk zelfs dat ik in de hoofdstad even in de metro stapte om het gevoel te krijgen dat Paul Theroux zo mooi beschrijft. Want in de 30 jaar dat tussen het schrijven van het artikel en mijn lezen zit, is er niet zoveel wezenlijk verandert. Alleen de destructieve graffiti is verdwenen. Zelfs in New York. Misschien heeft het pleidooi van Paul Theroux hieraan bijgedragen.

‘De subway ziet er ook verschrikkelijk uit. Het bejaarde gelaat is overdekt met verf en handtekeningen. Mensen die er nooit mee reizen, die nooit met de metro gaan en er niets van moeten hebben, zeggen dat die troepschilderijen volkskunst zijn, een protest tegen de grauwheid in de stad, en dat de kladderaars zo’n geweldig gevoel voor kleur hebben p wat volstrekte onzin is. De graffiti zijn lelijk, gewelddadig en desctructief, de mensen die ze prijzen zijn hetzij booswaardig, hetzij denklui.’ (134)

Het vrijwel totaal ontbreken van graffiti in het openbaar vervoer, zelfs in New York, bewijst dat Paul Theroux het bij het rechte eind had: het werkt destructief en voedt de criminaliteit in dit vervoersmiddel. Het helpt om een besmeurd treinstel vrijwel meteen te reinigen en ontdoen van de smerigheid. Geen wonder dat ik het beeld op de voorzijde niet meer herkende. De graffiti op treinen en metro’s behoort tot het verleden. Misschien dat het daarom ook zo’n mooi verhaal is van Paul Theroux. Het laat zien dat de tijden veranderd zijn. Gelukkig maar. Leve de ondergrondse!

Bekijk de video over de geschiedenis van de Metro in New York

13 augustus 2013

De teruggekeerden

wpid-2013-08-10-15.25.34.jpg
Nog nooit heb ik een boek van uitgeverij Harlequin gelezen. Deze week was de vuurdoop. Ik las De teruggekeerden in het kader van een actie van NotJustAnyBook rond de presentatie van dit boek wereldwijd. Het komt op 27 augustus uit en ik mocht het met een aantal andere bloggers al eerder lezen.

Stigma

Er ligt voor mij een stigma op Harlequin. Een boek van Harlequin dient een ander doel dan een literair doel, vind ik. Daarom lees ik ze uit principe niet. Bij het aanmelden voor de leesactie van NotJustAnyBook wist ik niet dat het een uitgave van Harlequin was. Anders had ik niet aangeboden het te lezen. Zo vooringenomen ben ik wel.

Nu las ik het wel, want ik had het boek gekregen en ik had beloofd het te lezen. Ik zou De teruggekeerden niet uit mijzelf hebben gelezen. Het onderwerp spreekt mij onvoldoende aan. Het zweeft ergens tussen fantasy, thriller en apocalyps-literatuur in. Daar zou ik al op afgeknapt zijn in boekwinkel of bibliotheek.

Als ik er dan aan zou zijn begonnen, zou ik het boek snel ter zijde hebben gelegd. Ik vond dat het een zwaar religieus stempel drukte, maar waarbij het onderwerp ook weer niet voldoende werd uitgewerkt. De uitwerking van het verhaal over de teruggekeerde doden is weer te langdradig. Het zou allemaal reden zijn het boek niet uit te lezen.

De teruggekeerden vertelt het verhaal van Harold en Lucille in het dorpje Arcadia, in het Zuiden van de Verenigde Staten. Hun zoon Jacob is op achtjarige leeftijd verdronken. Hij komt weer terug net als velen anderen die uit de dood terugkeren. De autoriteiten weten geen raad met deze teruggekeerde overledenen en stopt ze in een kamp.

Uitgelezen

Ik heb het gelezen. Helemaal uitgelezen. Waarom? De stijl nam mij mee. Jason Mott schrijft mooi, pakkend en beeldend. Al schieten de vergelijkingen soms mis. Zo spreekt hij over het typen van de dominee: ‘De dominee typte met twee vingers, als een onhandige bidsprinkhaan.’ Ook heeft Jason Mott veel tekst nodig om iets te vertellen. Het verhaal zou in afgeslankte vorm slechts een kwart van het aantal pagina’s hoeven te beslaan en dan een sterker effect teweeg brengen bij de lezer.

Want is De teruggekeerden een sterk verhaal? Ja en nee. Het idee is best mooi, maar dan meer voor een kort verhaal. De teruggekeerden bevat nu teveel personages en complexiteit. Alles hangt aan dat idee vast en pas aan het einde komt de beweging in het verhaal. Met de brief van Lucille valt het idee op zijn plek en krijgt het verhaal betekenis.

Opgesloten

Het grootste deel van de roman gaat over het kamp waarin de teruggekeerden worden opgesloten. Omdat de ‘mensen’ geen raad weten met hun overledenen die terug zijn gekomen. Ze kunnen niet omgaan met hun verleden. De doden zijn dood en kunnen daarom niet zomaar terugkomen. De nabestaanden kunnen niet omgaan met het idee dat hun overledene terug is. Het vraagt om een nieuwe verwerking en uiteindelijk slagen alleen Lucille en ook Harold erin.

Het draait in De teruggekeerden om het schuldgevoel ten opzichte van de overledenen. Mensen weten daar geen raad mee als ze met de overledenen worden geconfronteerd. Harold heeft een schuldgevoel tegenover zijn zoon Jacob. De jongen verdronk in de rivier. Het kind zocht naar iets nadat hij eerder samen met zijn vader een zilveren kruisje gevonden had bij diezelfde rivier. ‘Hij stierf tijdens het spelen van een spelletje dat zijn vader hem had geleerd, en dat kun je jezelf niet vergeven.’

Schuldgevoel

Dat schuldgevoel staat symbool voor het schuldgevoel dat vrijwel alle andere personages in De teruggekeerden hebben. Ze voelen de schuld van de dood en worden ermee geconfronteerd als ze de overledene weer terugzien. De overledenen worden daarmee duivels die uit de weg geruimd moeten worden. Ze krijgen niet de eervolle plek die bijvoorbeeld de overledenen krijgen in de herdenkingen van allerzielen of andere (religieuze) rituelen.

Die confrontatie hebben alle personages. De dominee is op zoek naar zijn eerste liefde. De politieagent vindt zijn dementerende moeder terug. En de moordenaar stuit op het gezin dat hij doodde. Al deze mensen worstelen met hun onverwerkte verleden. En in plaats van de dialoog aan te gaan met de overledene, willen ze het verleden wegstoppen en uit de weg gaan. Het geeft het verhaal iets eenzijdigs. Elk personage gaat op dezelfde manier te werk en niemand komt in het reine met een teruggekeerde. Zelfs de dominee beseft als hij danst met zijn eerste liefde dat dit de laatste dans is. Of zoals de verteller het verwoordt:

‘Zoveel van haar oude karakter bezat dit Teruggekeerde meisje nog wel – net genoeg om Robert te herinneren aan alles wat geweldig en verschrikkelijk was aan hemzelf. Genoeg om hem de waarheid te doen inzien: dat hun romance nooit tot een succes zou zijn geworden, hoeveel hij ook van haar had gehouden en hoe hevig hij ook naar haar had verlangd. En zelfs als hij al die jaren geleden bij haar was gebleven, als hij samen met haar was weggelopen en, wellicht, haar dood had kunnen voorkomen, zou er niets zijn veranderd. Datgene waar hij van hield, zou geleidelijk aan zijn afgestorven totdat er niets meer van over zou zijn geweest.’ (295)

Een beetje een eenzijdig beeld. Mensen veranderen en de confrontatie met een dode bij wie de tijd heeft stilgestaan, is een oneerlijke confrontatie. De overlevende heeft de bagage van jaren bij zich. De jaren die de overledene mist. En die jaren van overleven hebben ook wel wat meer dan schuldgevoel en berusting. Dat de dominee dit ontdekt als hij met zijn eerste liefde danst, is mooi in een boek en past in dit verhaal, maar oneerlijk tegenover de dode.

Verhaal over de liefde

Uiteindelijk mondt De teruggekeerden in een verhaal over de liefde. Zoals alle verhalen misschien. Maar de confrontatie met hun overleden zoon roept ook de confrontatie met zichzelf op. De dood van hun zoon heeft ook sporen nagelaten in hun relatie. Harold loopt rond met het schuldgevoel dat hij verantwoordelijk is voor de dood van hun zoon. Lucille mist niet alleen haar zoon, maar ook de man die ze had voor Jacob doodging. Het roept een wrang beeld op van een verleden dat nooit meer terugkomt, zelfs al komt hun zoon terug.

Dat Jason Mott veel andere thema’s probeert aan te roeren, zoals de angst voor de doden. Een bijna holocaust-waanzin drijft de autoriteiten. Alle teruggekeerden worden geïsoleerd in kampen, zoals in het schoolgebouw in het dorp Arcadia, waar Lucille en Harold wonen. Elke dag komen er meer. Ze worden aangevoerd met busladingen tegelijk. Het neemt de vormen aan van een heuse invasie, zoals in apocalyps-films waarbij ruimtewezens het bestuur van het land overnemen.

Eindeloze stroom personages

Het levert een eindeloze stroom personages op. Jason Mott verwerkt ze in intermezzo’s tussen de hoofdstukken waarin een teruggekeerde spreekt. Het zorgt voor een ingewikkelde verhaallijn, maar het helpt niet om het verhaal beter of mooier te maken. Het leidt eerder af en levert verwarring op. De overdaad maakt het verhaal niet helderder. Net zoals de religieuze problematiek niet helpt het verhaal sterker neer te zetten. Ook omdat dit niet rechtlijnig genoeg wordt uitgewerkt om een spannende bijdrage te leveren aan het verhaal. Het is ballast, wat het verhaal niet ten goede komt.

Dat is jammer want het onderwerp leent zich goed voor een verhaal. De basis van het verhaal is treffend neergezet. Voor een novelle was dit een prachtig verhaal geweest. Het had de hoofdpersonages krachtiger en menselijker neergezet. Nu blijven ze beperkt tot poppen die zich een beetje houterig door het verhaal voortbewegen. Aan de stijl van Jason Mott zal het niet liggen om een verhaal spannend neer te zetten. Want behoudens het langdradige middendeel heeft hij een meeslepend en bewogen verhaal geschreven.

Intentie

Ligt hier een verantwoordelijkheid voor de uitgever? De intentie van Harlequin verschilt van de intentie van veel literaire uitgeverijen. Al wordt die scheidslijn steeds dunner – ten nadele van de literaire uitgeverijen. Het literaire gehalte van de trilogie Vijftig tinten bijvoorbeeld uitgegeven door een gerenommeerde uitgever als Prometheus is eveneens ver te zoeken. Het financiële effect des te groter. Zo groeien uitgeverijen als Harlequin en zogeheten literaire uitgeverijen steeds meer naar elkaar.

De aandacht voor het literaire en voor het verhaal zelf, valt weg in De teruggekeerden. Het is alleen uit op effect en daar slaagt Jason Mott in. Dat is heel jammer. Met een paar anders ingeslagen wegen, zou het verhaal een heel ander verhaal zijn geworden. Een heel goed verhaal. Daar ben ik zeker van, want ik lees tussen al de ballast een intense liefdesgeschiedenis. Gespleten door verdriet en het verlies van een zoon. In de angst voor de dood en het verdriet van het sterven. Dat verdriet is zo groot dat als de dode terugkeert er geen oog meer voor hem is.

Dat is het verhaal, maar het kost veel moeite dat eruit te halen.

Overzicht recensies De teruggekeerden

Lees ook de recensies van andere deelnemers:

12 augustus 2013

Emotiedichter

image

Zo lang ik gedichten schrijf, schrijf ik die gedichten vanuit de emotie. Een gebeurtenis, een gevoel dat ik op dat moment niet de baas kan. Ik schrijf het op. Het levert vaak rauwe en sombere gedich-ten op. Soms blinkt een pareltje op uit de amorfe massa van mijn gedichten. Dan raak ik precies wat ik eigenlijk wil zeggen. Maar vaak begrijpen mensen de rauwe emotie niet.

Ik kijk naar Achter de voordeur een programma waarbij buren achter de voordeur van hun onbekende buurman of buurvrouw een kijkje nemen. Ze mogen raden wat voor iemand het is en kijgen daarna een dvd van deze persoon te zien waarin hij zijn verhaal vertelt. Iedereen heeft zijn eigen verhaal. Dit keer een man uit Enschede, hij vertelt zijn twee buurvrouwen het verhaal van zijn jeugd. Hij werd veel gepest en had het moeilijk. Hij vertelt het volgende:

‘Ik schreef vooral gedichtjes. Die gedichten werden de emoties. Emoties die ik niet kon uiten en wat ik ook heel moeilijk vond om ze te plaatsen. Ik schreef een gedicht als: ‘morgen ga ik springen voor de trein, wedden dat jullie allemaal zingen van plezier, papa mama broertje en ook jij, want wie is er nou blij met mij.’
Voor mij was dat de manier om het onbehagen van dat moment te uiten. En voor anderen, voor met name mijn ouders en omgeving werd dat op dat moment een heel erg dramatische uiting. Er werd bijna gedacht dat ik mijzelf van het leven wilde beroven. Terwijl ik alleen heel duidelijk wilde neerzetten: ik ga een heel moeilijke periode door. Ik heb het gevoel dat niemand mij begrijpt.’

Ik herken mij in het verhaal. Ik schrijf ook gedichten waarin ik de emotie van dat moment probeer te verwoorden. Niet altijd begrijpen anderen die emotie. Zo verwoordde ik in mijn studententijd een gevoel dat mijn huisgenotes opriepen in een gedicht. Ik schreef het gedicht vanuit die emotie en was het na afloop kwijt. Maanden later ontdekten zij het gedicht in een publicatie en vroegen mij ver-baasd waarom ik het ze niet verteld had. Ik voelde mij alleen maar bedreigd. De emotie was al geweest waarom moesten we het daar over hebben?

Ook nu schrijf ik emoties die ik heb op een dag in een gedicht. Ik publiceer het. Soms wil ik er iets mee zeggen aan iemand. Meestal niet, dan is het een uiting wat ik voel op dat moment. Als ik op de ‘publiceren’-knop klik is het weg. Dat mensen daarop reageren, spreekt voor zich. Alleen weet ik daar dan geen raad mee. Het is de emotie die weg is, maar het gedicht dat blijft staan.

Wel vind ik dat het gedicht mijn emotie verwoordt en niet op anderen slaat. Ik kan niet andermans emoties verwoorden. Het staat er en ik sta er ook achter. Het is van mij, maar dat ik soms de plank missla, neem ik maar voor lief. Daar is het gedicht vaak te mooi voor.

Get Adobe Flash

11 augustus 2013

Boekenruil - #50books

image
De boeken waar ik deze week mee bezig ben.

Aan boekenruil doe ik niet. Ik ben er ook niet zo bekend mee. Vorig jaar op de camping zag ik dat de bibliotheek gevuld was met ruilboeken. Boeken die campinggasten inruilden voor een ander boek. Zo beperkte je de bagage tot enkele boeken.

Ik hecht mij teveel aan boeken om ze zomaar te ruilen. Al zijn er heel veel boeken die ik na het lezen niet meer zal lezen. Zoals De teruggekeerden die ik voor Not Just Any Book las (binnenkort vind je hier de bespreking van dat boek) of De kinderjaren van Jezus van J.M. Coetzee dat ik voor litnet las (binnenkort is de bespreking van dat boek te vinden op litnet.co.za).

Maar of ik die boeken daarom wil ruilen? Ik vind een boek een te kostbaar bezit om zomaar te ruilen. Gelezen betekent niet dat het van je is. Vaak denk ik nog lang na over een boek, wil toch nog een passage opzoeken of het boek over een tijdje nog een keer lezen.

In de tijd dat ik worstelde met ruimte, ging ik door de boekenkast met de gedachte of ik dat boek ooit nog zou (her)lezen. Een gelezen boek dat je niet meer zal lezen is in die zin ook overbodig. Ik kan het niet. Zelfs niet met boeken waarvan ik weet dat ik ze niet meer zal lezen. Al heb ik toen veel boeken weggedaan en heb ik van een fractie van de boeken die ik wegdeed, achteraf spijt.

Ik las in het boek Mijn leven met tikker van Jan Siebelink de volgende passage waarin ik mijzelf herkende.

Voor het eerst las ik een roman van Mishima: Een zeeman door de zee verstoten. En voor de laatste keer. De wreedheid was ondraaglijk. Er stond, zoals gebruikelijk in Japanse romans, geen oneindige tederheid tegenover. Een jeugdbende vilde levend een hond. Ik heb het boek niet uitgelezen en diep weggeborgen in mijn boekenkast. (107)

Een boek dat je niet meer wilt lezen, maar dat je toch niet kunt wegdoen. Daarom berg je het maar diep weg in de boekenkast. Omdat een boek meer is dan het papier en de letters. Omdat een boek nooit echt helemaal van je is. Het blijft een geleend eigendom en misschien dat ik het daarom ook niet durf weg te doen. Dus het ruilen van een boek zal niet snel gebeuren.

10 augustus 2013

Duffill

image

In De grote spoorwegcarrousel stapt meneer Duffill in Domodossala uit de Oriënt-expres. Hij wil op het station een broodje kopen. Hij is nog maar net weg of de trein rijdt met zijn bagage weg. Zijn bagage – ‘pakken in bruin papier’ – laat Paul Theroux in Venetië achter bij de ‘controllare’.

Vanaf dat moment is ‘ik wil niet ge-duffill-d worden’ een uitdrukking geworden om aan te geven dat je uit moet kijken de trein te verlaten. Soms lijkt het of de trein aan het rangeren is, maar dan vertrekt hij. Zonder jou en je bagage. Het is een grappig draadje in het eerste treinboek van Paul Theroux. Hij herhaalt het regelmatig. Soms meer dan lief is.

In Het drijvende koninkrijk gaat Paul Theroux op zoek naar zijn oude reismaat. Als hij in Barrow-upon-Humber aankomt, gaat hij op zoek naar zijn oude reisgenoot. Hij wil graag weten wat er van de man is terechtgekomen. En vooral: of hij zijn bagage weer gekregen heeft. De treinstakingen kwellen hem bij het deel van de reis langs de oostkust van Engeland. Meer dan een week staakt het treinpersoneel. Van de vermeende tien procent van de treinen die zouden rijden volgens de kranten, ziet Paul Theroux er niet één rijden.

Hij komt na slingerende busreizen terecht in Barrow. Op de winkel met ijzerwaren prijkt een bord met de naam van Duffill. Daar hangt op de deur een briefje dat de eigenaar met vakantie is. Paul Theroux slaat flink wat verwensingen uit. Een voorbijgangster hoort het en vraagt wat er aan de hand is. Hij zoekt Duffill. ‘Waar is hij deze keer naar toe?’ vraagt hij de vrouw. ‘Niet naar Istanboel, hoop ik.’ Hij zoekt Richard Duffill, ontdekt de vrouw. ‘Ze bracht haar hand naar haar gezicht, en voordat ze iets zei, wist ik dat hij dood was.’ (337)

Dan volgt de biografie van de man die even oud was geweest als de eeuw ‘drieënzeventig in het jaar dat hij in Domodossola uit de Oriënt-Expres was gestapt.’ De Brit had een avontuurlijk leven geleid, waarin een aantal raadselachtige hiaten vielen. Zoals in de Tweede Wereldoorlog. Niemand wist waar hij gedurende deze periode had uitgehangen. Volgens een vriend was Duffill de ideale geheime agent.

Uiteindelijk had Duffill Istanboel bereikt. Zijn bagage bereikte hem al eerder onderweg in Venetië. De bruine pakken die Paul Theroux had ingeleverd waren weer goed terechtgekomen. Duffill’s hele familie had het boek gelezen waarin hun familielid voorkwam, maar de oude heer zelf was er niet aan toegekomen. Op Paul Theroux had de reiziger een fragiele indruk gemaakt, maar nu ontdekte hij met wat voor een ongewone man hij in de trein had gezeten.

‘Ik had hem niet gekend, maar hoe meer ik over hem ontdekte, des te meer miste ik hem. Het zou een voorrecht zijn geweest hem persoonlijk te kenne, maar zelfs als we vrienden waren geworden, zou hij nooit hebben bevestigd wat mijn sterke vermoeden was – dat hij vrijwel zeker een spion was geweest.’ (340)

Meer lezen

Dit is het vierde en laatste deel in een reeks blogs over Het drijvende koninkrijk van Paul Theroux. Lees ook de andere bijdragen:

09 augustus 2013

Dingetje - #WOT

image

Ik leerde een meisje kennen via een datingsite. Het was in de tijd dat je je schaamde om via internet met iemand van het andere geslacht in contact te komen. Het eerste contact verliep via de site, maar daarna ging het verder via de e-mail. Het meisje in kwestie had een rare naam in haar e-mailadres en eigenlijk vertrouwde ik het niet zo: 02dingetje.

Ik vroeg haar naar het verhaal achter het e-mailadres. Want ik dacht: of dit is een goed verhaal of ik word besodemieterd. Als je iemands naam niet weet, dan heb je het over ‘Dingetje’. Als mijn moeder niet op de naam van iemand komt, heeft ze het over Dingetje van Hoe-heet-het. Maar in je mailadres?

Ze begon het tweede mailtje gelijk met het antwoord: ‘Het e-mailadres heb ik ontleend aan mijn eerste naam, Dingena en mijn geboortedag, 2 januari. En ik vond het wel grappig klinken.’

Het was haar naam. Nee, ze hield me niet voor de gek, ze heette Dingena en dat had ze vergemakkelijkt tot Dingetje. De 02 had te maken met haar geboortedatum. Ik hoefde nergens bang voor te zijn.

Ik werd al heel snel gek op die naam en op het meisje van die naam. Zo gek dat ik daarmee getrouwd ben en samen een kind heb. En je raad het al: Doris heeft ook in haar doopnaam die mooie naam meegekregen: Dingena. Het staat achter de namen van twee andere vrouwen die belangrijk in ons leven zijn: mijn moeder en haar moeder.

Lees ook de andere #WOT over Dingus

08 augustus 2013

Dingus – #WOT

image
Een geheugen als een…

Ik heb het nooit over Dingus. Ik kan altijd overal opkomen en als ik ergens niet op kan komen, heb ik het over ‘hoe-heet-het’. Meestal kom ik er dan wel op. En als ik er niet op kom, is het pech hebben. Dingus is meer voor mij een ding waarvan ik de naam niet wil weten.

Herman Finkers heeft een geweldige act in zijn show De zon gaat zinloos onder, want morgen moet ze toch weer op over een slecht geheugen. ‘Ik heb een geheugen als een, ik heb een geheugen als een…’ ‘Zo’n ding met gaatjes.’

Ik maakte het grapje vaak bij mensen, maar niemand begreep hem. Dan zei ik ‘Ik heb een geheugen als.’ En dan herhaalde ik het en gingen anderen het voor mij invullen. Bij mijn eerste date met mijn Dingetje, maakte ik het grapje van Finkers. En Inge zei heel mooi. ‘Zo’n ding met gaatjes.’

En toen wist ik het: deze vrouw hoort bij mij.