30 september 2012

Tropenpak

Het hing om een paspop bij de kringloopwinkel: een tropenpak. Ik zag het hangen en twijfelde. Moest ik nou wel een tweedehands pak kopen? En zou het niet veel te groot zijn? Mijn postuur staat enkel strakgesneden pakken.

Ik vond het een prachtig pak. Niet alledaags. De lange rij knoopjes met de prachtige hals in het jasje, trokken mij. Het beeld liet mij niet meer los. De donkere stof met het pakkende model. Een ander pak dan je altijd ziet. Waarom zou ik het niet kopen?

Ik zag het vorige week al hangen en kreeg gisteren weer de kans naar de kringloopwinkel te fietsen. Toch gegaan, ondanks de twijfel. Het zal wel weg zijn, hoopte ik ergens. Maar het hing er nog.

Ik trok het aan. De broek zat als gegoten. Het jasje was een paar slagen te groot. Ik keek naar de herkomst. Aan de binnenkant stond dat het gemaakt was door Harylall’s confectie uit Paramaribo. Puur maatwerk dus.

Inge was erg enthousiast. Ze vond het jasje te groot, de stof te versleten. Maar het model prachtig. ‘Dat is wat we zoeken’, zei ze. Ze doelde op de speurtocht naar een model voor het huispak van afgelopen voorjaar. Dit pak vind ik prachtig. Het mag dan te groot zijn, ik heb er gisteren de hele dag in rondgelopen…

 

29 september 2012

Verstopte dakgoot

image

Ergens in de zomer begon het: bij een hoosbui overstroomde de dakgoot. Eerst dachten we nog dat het aan de hoosbui lag, maar later overstroomde hij ook als het een normale bui was. Dagen na de regenbui was de dakgoot gevuld met water.

Misschien zit het bovenin, dachten we. Uit het raam hangend, trok ik met een bezem langs het verbindingspunt tussen dakgoot en afvoer. Het water klotste over de rand van de goot heen. Er gebeurde weinig. Alleen stroomde het water royaal langs de afvoerpijp naar beneden. Aan het eind van de dag was de goot leeg.

Bij elke regenbui kletterde het water de 7 meter uit de dakgoot naar beneden. Op de hoek het ergste. Daar stroomde een heuse waterstraal naar beneden. Midden in de verse grond van het moestuintje in aanleg. De grond klonterde binnen een week samen tot een amorfe massa.

De kauwtjes lieten zich afschrikken door het kanaal voor hun huis. Ik zag ze met een plons het water induiken en in de holte onder het dak verdwijnen. Die kwamen vrijwel dagelijks met een nat pak thuis.

Misschien moet je het vuil er bovenin uithalen, zei Inge. Ik zette de trap dapper neer en zou die klus wel even klaren. De trap haalde de dakgoot niet. Ik probeerde een dappere poging maar ontdekte ergens halverwege dat de goot wel erg hoog was. Ik liep langs het raam van de eerste verdieping. Het was nog een hele weg. En hoe kon ik ooit in die dakgoot kijken als ik op de bovenste trede stond. Ik droop weer af naar beneden.

Nog een poging een dag en een regenbui later, kwam ik een paar tredes hoger. Maar het was nog altijd niet hoog genoeg. Het werd tijd voor rigide maatregelen. ‘Straks moet de hele boel uitgegraven worden’, zei ik. Ik zag de bui al hangen.

Een kennis zou wel even kijken en er iets opleggen zodat de bladeren niet meer in de afvoer zouden komen. Hij kwam niet, maar de overstromingen bleven en werden zelfs iedere keer sterker. Met een aardige bui, hoosde de goot over en viel een flinke plons water recht naar beneden. De verse grond van de moestuin spatte op. Zo sterk dat de muur onderop helemaal zwart zag.

Dat kon echt niet. We moesten maar een ander middel inzetten en op zoek naar een loodgieter die voor ons wilde kijken. Ik kreeg rode dollartekens in mijn ogen. Dat zou geld gaan kosten. Een eigen huis levert meer ellende op dan voordeel, dacht ik. De hypotheek drukt zwaar op de maandelijkse lasten. En het levert weinig op. Bovendien mag je bij elk wissewasje mannetjes bellen in de hoop dat zij het voor een acceptabel bedrag oplossen.

Inge ging aan de slag, belde het ene bedrijf na het andere. Niemand kon een prijsindicatie geven – we moeten het zien voor we iets kunnen zeggen –, tot iemand uit Amstelveen het wel voor 130 euro wilde doen. Na afloop contant betalen. Die middag was nog wel een gaatje.

Ze had het geld net gehaald en het busje stond al in de straat. Helemaal geen ladder of afvoerdekseltje. ‘Mevrouw het heeft helemaal geen zin om zo’n ding te installeren. Dan kunt u elk jaar bladeren uit de dakgoot scheppen.’ Hij keek met afgrijzen naar boven en pakte ee n boor. Hij draaide een gat in de afvoer, hengelde er wat troep uit. ‘Mevrouw pas op’, riep hij nog. Waarna het water uit het kleine gaatje spoot zoals bij een brandweerspuit. Het hele stukje stoep voor het huis lag onder water. Tot aan de drempel van de voordeur stond het.

Daarna wurmde de loodgieter een ontstopper door het gaatje in de afvoer. In de bocht van de afvoer had zich een enorme massa bladeren en ander vuil verzameld. Hij moest er flink voor duwen en trekken om het eruit te krijgen. ‘Ik denk dat ik erdoor ben’, zei hij. Daarna liet hij een gieter water leeglopen in het boorgaatje. Het liep weg.

Hij incasseerde de 130 euro en gaf zijn garantie. Als de goot nog steeds verstopt zit, komen ze terug. En verdween van het werkje. Een halfuurtje was hij bezig geweest. Ik had het er niet zelf voor kunnen doen. Hoeveel tijd zou ik er niet mee bezig zijn geweest? Daar wil ik even niet aan denken.

28 september 2012

Mijn leuk schooltje

image

Het tafeltje ligt vol met de lesmaterialen. Keurige stapeltjes boeken en schriften. De wereld in getallen, een werkboek waarin ze mag schrijven, een geschiedenisboek. De eerste lessen al gedaan. Het keurige handschrift, dat sprekend op de voorbeelden erboven lijkt. We zijn op school. Voorstellen in de klas, de juf een hand geven en horen over dit nieuwe schooljaar.

Ik denk terug aan de avonden thuis. Het eten gegeten. Het is donker. De ramen beslagen. Voor het slapen gaan. De eindeloze schrijfoefeningen. De letters kronkelig, niet dat mollige van de juf, maar hoekig en buiten de lijntjes in uitschieters omhoog en omlaag. Ik oefen mijn vingers stuk. De afdruk van de pen in mijn vingerkussentjes. Hard drukkend op het papier.

De lijnen buigen niet mee, maar blijven halsstarig liggen als strenge politieagenten. Het handschrift eronder als gevangenisbewaker: ‘slordig’. De sleutel draait het slot dicht. Volgende keer beter. Maar het werd alleen maar slechter.

De rekensommen, met het telraam. ‘Hoeveel is dit papa?’ vraagt ze. Ze schuift met de kleuren. Ik noem iets. ‘Juist’, zegt ze. Weer een ander getal schuift ze bij elkaar. Op het bord rekent een kind. Ze schrijft iets tussen de letters. Mooi zo’n digitaal bord. Ze stipt rechts onderin een ander kleurtje in. De cijfers die ze schrijft, veranderen van geel in paars.

In het hoekje van de klas, staat een bankje. ‘Daar mag je op zitten als je klassendienst hebt’, vertelt ze. Ik zeg dat ik jaloers ben. ‘Die heb ik niet op mijn werk hoor.’ ‘We mogen dan een boek van de bibliotheek lezen.’ Ik vind het geweldig. Ze heeft de klok erbij gehaald en laat zien hoe laat het nu is. De wijzers schuiven over de wijzerplaat. ‘Hoe laat is het papa?’

Een tekening van een bloem. ‘Ik heb het gezichtje getekend’. De vlinders fladderen om de bloem. Grote bladeren wijzen omhoog. Ze hebben samen gemaakt. Haar eigen stijl is al te herkennen. Terug naar het tafeltje. Ze laat een geplastificeerde leeswijzer zien. Haar naam heel groot. Een wolkenhemel. Ik zie een vliegtuig in de wolken. Achter het raampje zit iemand. Een wolk drijft weg. In de wolk is een hart getekend met een gezicht erin.

Het zit erop. Ik denk terug aan de klassenavond. M’n ouders spreken de juf. Ik krijg extra schrijfoefeningen mee. De volgende morgen ligt een koetjesreep in het laatje van mijn bureau. Naast het schrijfschriftje dat ik die avond mag meenemen om in het weekend te gaan oefenen.

27 september 2012

Levend gedicht

Muurgedicht op strandhuisje bij het Weerwater in Almere

Bij een strandje aan het Weerwater staat een gedicht op de muur van het strandhuisje. Er staat:

Zo wat zie jij er goed uit!
Als ik geen tekst
op een muur was
zou ik naar je fluiten!

Daaronder staat een jongen met een gitaar afgebeeld en in priegellettertjes onderin is het ondertekend met: ‘We need culture’.

Het is een vers dat pakt en je even stilzet. Als ik een rondje Weerwater hol, kijk ik altijd even naar de regels en denk er een stukje over. Heerlijk om zo je voeten achterna te rennen en de regels nog een paar keer over je tong te laten rollen.

Ik moest eraan denken bij het lezen van een gedicht van Leo Vroman. ‘Voor wie dit leest’ , heet het. Uit het gedicht spreekt een verlangen om uit het gedicht te komen. Het gedicht dat mens wordt en een dialoog aangaat met de lezer. De liefde die de dichter in het gedicht legt, leest de lezer weer wakker. Het verlangen dat dan spreekt, is het verlangen van de dichter.

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken in Uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Ik vond het zomaar in een boekje, een bundeling van 3 jaargangen Singel 262. Eigenlijk staat er hetzelfde als op het muurtje. Iets dieper uitgewerkt. Tussen een flirt en liefde vloeit er flink wat water door de Rijn. Het gedicht dat leeft en liefheeft.

26 september 2012

Een tablet en 2 mobieltjes

Haar vinger glijdt over het scherm. De vinger stopt en geeft een kort tikje op het glas. Het apparaat flikkert op in een andere kleur. Een linkje. Ze speurt verder. Haar ogen hollen de vinger achterna. Weer een tikje. Weer een andere kleur.

Op zijn kant staat de tablet op haar schoot. Er klinkt een piepje. Op het tafeltje flikkert een mobieltje op. Er liggen er twee. Ze kijkt van haar tablet weg. De vinger schiet naar het mobieltje en schuift daar over het glas. De tablet ligt op haar schoot. Haar vingers zoeken razendsnel contact met het scherm van haar smartphone. Een bericht.

Het bericht getypt, een blik op het andere mobieltje dat zwijgzaam en zwart op het tafeltje ligt. Geen bericht. De tablet gaat weer omhoog. De vinger glijdt weer over het scherm. De kleuren lichten weer op. De trein remt af. Dan gaan haar ogen naar het grote venster op de wereld. Ze nadert haar bestemming. Ze klikt op de zijkant van het scherm en doet de klep op het glas.

De tablet verdwijnt in de tas. Allebei haar handen grissen naar een mobieltje op het tafeltje. Het ene verdwijnt direct in een jaszak. Het andere krijgt nog een blik. De vingers strelen het glas. Een glimlach op haar gezicht. Een lief berichtje. Haar vingers schieten weer over het scherm terwijl ze opstaat en al berichtend over het gangpad loopt. De kleur van het scherm weerspiegelt in haar gezicht. Het lampje verdwijnt naar de uitgang.

25 september 2012

Een feestje

image

Ze mocht een feestje geven op haar zestiende verjaardag. Voor het eerst organiseerde ze het zelf. Haar ouders zouden bij een tante overnachten en haar broer en zus zouden gaan stappen in Groningen. Zo had ze het rijk alleen. Zij en haar vrienden.

Ze zou ook Tim uitnodigen. De leukste jongen van de klas. Volgens Marije vond hij haar ook leuk. Hij komt zeker, had Marije gezegd. Zeker als je Martijn erbij uitnodigt. Ze was geen vrienden op facebook met Martijn. Wel met Tim. Nog niet zo lang, maar dat gaf niet. Marije vond Martijn leuk. ‘Het komt allemaal goed’, zei haar beste vriendin.

Er was plaats voor 20 gasten. Ze kreeg wat geld van haar moeder, met haar broer zou ze boodschappen doen. Hij kon autorijden. Ze vroeg zich af wat ze aan zou trekken. ‘Vergeet je vrienden nou niet op tijd uit te nodigen’, had haar moeder gezegd. ‘Het is al over een maand en op vrijdagavond is iedereen erg druk. Dat weet je.’

Het was nog vakantie toen ze de uitnodiging verstuurde naar haar vrienden. Via facebook. Al haar vrienden deden het. Zo kon je snel en makkelijk iedereen op de hoogte stellen van je feestje. Ze wist niet beter. Alles keurig ingevuld. Adres, tijdstip – vanaf 22.00 uur – en de wensen voor het cadeautje.

De reacties druppelden binnen. Marije deelde de uitnodiging met haar vrienden, zodat Martijn zou komen. Als Martijn kwam, dan bleef Tim niet achter. Ze tuurde elk uur op het scherm. Geen Tim. Zijn reactie bleef weg. Ze herhaalde de oproep. Zou hij het gemist hebben. Misschien was hij met vakantie.

Nog steeds geen reactie. Al verbaasde het haar dat het aantal mensen dat zou komen, groeide en bleef groeien. Elk uur leken er 100 mensen te zijn toegevoegd. Het zal wel een foutje zijn van facebook, dacht ze. Maar 10.000 mensen was wel heel erg veel. Haar moeder had gezegd dat ze 20 vrienden mocht uitnodigen.

Tussen al die reacties zocht ze naar Tim. Haar feestje kreeg ineens de naam ‘Project X’. Ze zocht op internet wat het betekende. En zag de film van het feestje dat uit de hand liep. ‘Kom allemaal naar Merthe’, schreeuwden sites. De site volkomenkut.nl nodigde iedereen van harte uit op haar feestje. Haar naam stond erbij en hun adres.

Ze hadden het ook gezien, zei de politieman toen ze samen met haar vader zich bij het bureau meldde. ‘Als u niet bij ons gekomen was, waren wij bij u gekomen’, zei hij. Hij trok aan zijn snor, haalde er een collega bij. Het werden er steeds meer. ‘Dat zijn er heel wat, 20.000 mensen’, zei zijn collega. ‘Zouden ze allemaal komen?’ vroeg ze zenuwachtig. Dat waren evenveel vrienden die ze mocht uitnodigen, maal duizend.

Ze ging met haar ouders mee naar haar tante. ‘Weet niemand waar dat is?’ had ze nog gevraagd. ‘Ze hebben ons verzekerd dat er niks gebeurt.’ Voor de zekerheid stond er een politieauto voor het huis van haar tante. Daar zag ze hoe de duizenden jongeren door haar dorp liepen. De verkeersborden vlogen door de lucht. Een steen vloog door de ruit van de supermarkt. De dronken menigte stond buiten met de kratten bier. Een jongen liet een koud knakworstje in zijn mond glijden. ‘Waar is dat feestje’, schreeuwden ze. ‘Hier is dat feestje.’

Op de achtergrond zag ze hem. Hij was het. Ze wist het zeker. Het was in een flits, maar lang genoeg om hem te zien. Hij gooide een fiets in de richting van het ME-busje. Het metaal kletterde op het wegdek en gleed tegen een geparkeerde auto.

24 september 2012

Het beeld van de hand

image
Het nieuwe beeld aan het Weerwater in Almere

Bij het Weerwater staat sinds vrijdag een beeld van een hand. Het kunstwerk beantwoordt precies waaraan kunst moet voldoen: het verrast en voelt tegelijk vertrouwd aan. Dat geldt zeker voor kunst die je buiten aantreft. Ik was er eerder die dag langs gehold. Toen was er nog niks. Die avond zag ik een tweet voorbijkomen van Kanteldenker. Het kunstwerk bij avondlicht.

Een leuk beeld, vond ik. De grote hand hield iets vast in de vorm van een schip. De vormen zagen er enthousiasmerend uit. Er hing positiviteit rond het beeld. Zelfs op deze avondfoto kwam het beeld overtuigend op mij over. Dat wilde ik zelf gaan zien. Ik was bijna gelijk op de fiets gestapt, maar wachtte tot de volgende dag.

image
Detail van het beeld aan het Weerwater

Ik ben gek op beelden in de openbare ruimte. Elk beeld zou in de openbare ruimte moeten staan. Je kunt er eindeloos naar kijken, mag zelf het gezichtspunt bepalen en kan het aanraken. Kunst aanraken is de meest directe manier om in contact te treden met een kunstwerk. Je voelt de energie van de kunstenaar. Je voelt het materiaal.

Zodoende fietste ik zaterdagochtend gelijk van de markt door naar het kunstwerk. Het lag nauwelijks buiten mijn fietsroute. En ik wilde die nieuweigheid weleens zien. Ik zag het. Het zonlicht scheen er mooi op.

Ik was verrast, maar het kunstwerk voelde gelijk vertrouwd aan. Alsof het er altijd had gestaan. Een rustgevend element. Een anker. Ik fotografeerde het van alle kanten met mijn mobieltje. Liet het licht er mooi op schijnen en genoot van de wisselwerking tussen kunst en ruimte.

image
Wisselwerking tussen het beeld en de ruimte

Een paar fietsers reden langs en zagen het beeld staan. ‘Wat mooi’, verzuchtte een vrouw. Het brons lichtte mooi op in deze zon. De zon mocht misschien op de herfststand staan, het liet het beeld van zijn zonnigste kant zien. Ik keek nog eens goed naar de vingers, de nagels en de vingerkootjes.

De boot die de hand vasthield en de werking van de schaduw op het beeld. De wind ruisde zachtjes door de bladeren van de platanen. Het voelde vertrouwd aan. Zo moet kunst zijn, dacht ik. Verrast en vertrouwd tegelijk.

23 september 2012

Terug van de kringloopwinkel

Best leuk om te doen, die unboxing video van het boekenpakket van Komrij. Daarom heb ik gisteren na thuiskomst van de kringloopwinkel weer een video geschoten. Dit keer over de boeken die ik ‘gescoord’ had.

Een paar leuke aanwinsten voor mijn bibliotheek, waaronder het boek Naakte lunch van William Burroughs en Portugal van Rentes de Carvalho wel de leukste waren. En verder boeken van Büch, Brusselmans, Greshof, Mortier en Nooteboom.

Leuk genoeg voor een ‘unboxing video’ in een zonovergoten bibliotheek. Na de opname gingen de gordijnen weer toe.

22 september 2012

Kritiek van de koude grond


Altijd heb ik het voornemen gehad het werk van Gerrit Komrij (1944-2012) integraal door te nemen. Zijn dood heeft dit voornemen bespoedigd. Nu trakteer ik mij dagelijks op een paar stukjes Komrij. Ik ben begonnen met Daar is het gat van de deur. De eerste bundeling met kritieken en essays van Gerrit Komrij uit 1974.

Het boek laat duidelijk zien dat Komrij nog op zoek is naar de juiste toon en aanpak in zijn
kritieken. De aanpak is sterk wisselend. Het venijn tiert welig en de kritiek slaat naar alle kanten. Kritiek om de kritiek en vooral kritiek van de koude grond. Maar ondanks dat een genot om te lezen. Je kunt al lezend wel begrijpen waarom zijn boekbesprekingen in Vrij Nederland zo razend populair waren.

Je kunt er nu niet meer mee wegkomen, terwijl het destijds zeer vermakelijk op de lezers moet zijn overgekomen, sprekend over ‘het knollen- en bietenproza van Henk van der Meyden’. Of een volstrekt nietszeggend citaat van Dirk Ayelt Kooiman opvoerend zeggen: ‘Dit zijn volstrekt juweeltjes van vertelkunst.’ Hij vervolgt:

‘Overweldigend en grandioos weet Kooiman dus onze aandacht gevangen te houden, ondanks de welhaast volkomen tuttigheid en kleurloosheid van zijn figuren. Zijn ongemeen talent als schrijver is hiermee genoegzaam bewezen.’ (46)

Komrij schuwt niet de groten der aarde aan te vallen. Hermans, Reve en zelfs Claus moeten eraan geloven. Of over Maarten Biesheuvel waarbij hij stelt dat de verhalen wel sterk op elkaar lijken:

‘Veel verhalen uit de ‘beide’ bundels van Biesheuvel kruisen elkaar: in het ene verhaal uit de ene bundel verneem je wat er zoal in het andere verhaal uit de andere bundel vertelt, uiteindelijk, wat het doel van die reis is geweest.’

Het gevaar van dergelijk herhalingen levert een leesmoeheid op die de lezer Komrij duidelijk getroffen heeft bij het recenseren.

Daarmee is Daar is het gat van de deur vooral een kijkje in de vroege literaire kritieken van Komrij geworden. Een stijl die geleidelijk aan kracht wint. Van het vrolijke geknetter van een batterij windjes verandert zijn schrijfstijl steeds meer in de harde paukenslag van de knalscheet. De grap wordt goed voorbereid en met een harde knal afgerond.

Wat vooral verrast, zijn de bijdrages die Komrij achterin het boek heeft opgenomen. Het zijn een bijdrage over een boek rond de laatste eer in Nederland, dat wat hem betreft ‘Een Vademecum van de dood’ mag heten. Of een verslag over de Jugendstil-tentoonstelling in het Rijksmuseum (1972). Om te zwijgen over de prachtige verhandelingen bij de bespreking over een boekje rond Watertorens in Nederland:

‘Watertorens, daar ben ik altijd van geschrokken en daar schrik ik nog steeds van, wanneer ik er een zie. Ik weet er nu, […], weer wat meer van. […]. De watertoren van Zaltbommel komt, sedert ik dit boekje in handen kreeg, elke nacht in mijn dromen voor: ik bedoel maar – al die goedkope onzin over fallus-symboliek – laat maar zitten.’

In Daar is het gat van de deur bewaart Komrij het lekkerste voor het laatste. Het zijn 5 essays bij boeken die hij vertaald heeft van Emmanuel Rhoïdis, Alfred Jarry, Poggio de Florentijn, Rodolphe Töpffer en Oscar Wilde. Essays die Komrij zelf in zijn Vooraf bescheiden schrijft: ‘ Ze getuigen meer van nijverheid dan van briljante vergezichten’.

Met die beschrijving ben ik het totaal oneens. Het zijn stuk voor stuk prachtige essays die onbekende schrijvers en feiten aan de vergetelheid ontrukken. Komrij doet dit met een journalistieke gedrevenheid en oog voor detail die bewonderingswaardig zijn.

Zoals de anekdote rond Jarry die in zijn achtertuin aan het schieten is met een geweer. De buurvrouw komt ontzet binnenstormen en vraagt waar hij mee bezig is. Zijn schieten brengt de spelende kinderen in de naastgelegen tuin in gevaar. ‘Jarry antwoordt, met zijn heel eigen staccato-stem: ‘Mocht zulks ooit gebeuren, ma-da-me, dan maken we toch zeker nieuwe?’ (206).

Een stem, volgens Komrij scherp articulerend, hortend en zonder enige intonatie. Komrij verduidelijkt dit met een citaat van André Gide: ‘Wanneer een notekraker kon praten zou hij het precies zo doen’. Een stijl van praten die ten tijde dat het stuk geschreven werd nog ‘le parler Ubu’ genoemd werd in Parijs. Een manier van praten die sterk met de krakende stem van Komrij zelf overeenkomt. Het verklaart misschien zijn voorliefde voor Jarry.

Het (opnieuw) lezen van dergelijke boeken levert veel plezier en nog meer bewondering voor Komrij op. Zelfs de vroege Komrij herbergt onmiskenbaar de meester in zich die ik later leerde kennen. De meester die met liefde over poëzie schreef, maar de schatjes van de letterkunde even genadeloos met dezelfde pen kon neersabelen. Een schrijver die ik bij elk artikel dat ik van hem lees, meer mis.

21 september 2012

Unboxing boekenpakket Gerrit Komrij

Op internet worden we doodgegooid met zogenaamde Unboxing video’s. Het begon met het uitpakken van hightech gadgets voor de camera. Het filmpje kwam dan terecht op youtube waarna alle geeks het konden bekijken.

Daarna ontstond snel een devaluatie van dit soort video’s. Iedereen doet het. Het is tegenwoordig erg populair bij de beautybloggers die een pakketje bestellen – al dan niet uit Amerika – en voor de webcam uitpakken.

Ik kreeg deze week een indrukwekkend pakket boeken van Robert de Swaan Arons uit Frankrijk. Daarom heb ik een unboxing video gemaakt, waarbij ik de tas met bibliofiele boeken uitpak voor de camera.

Ik ben helemaal gelukkig met de prachtige boeken en ben nog herstellend van de verbazing. Nu nog alles gaan lezen, wat weer een nieuwe verbazing zal opleveren. Ik overweeg om de boeken afzonderlijk te gaan bespreken. Dus wie weet, komt er nog meer.

20 september 2012

Brutale ekster pikt verlegen veulen #wot

Het verlegen ponyveulen lag in de wei. Om hem heen sprongen brutale eksters. De sprong van de zwart-witte vogels leek op de sprong van een astronaut op de maan. Ze gaven zich een zetje met de poten en landden een halve meter verderop zachtjes in het gras.

Soms landden ze op de rug van het veulentje. Dan verdween de puntige snavel in de vacht van het dier. Het veulen lag er. Het leeg zich te schamen voor de brutale eksters. Soms trilde zijn huid van de kriebel. De ekster hielp hem van die vervelende beestjes in zijn vacht af. Maar hij vroeg zich af of deze vogels dit wel mochten doen van hem.

Er vormde zich een zwerm van die zwart-witte vogels rond het veulen. Ze sprongen afwisselend op het dier. De nek was erg favoriet, net als de liezen. Daar wisten de vogels die niet op het dier stonden gretig gebruik van te maken. Ze pikten gretig in de vacht van het dier.

Toen was het ponyveulen over zijn verlegenheid heen. Genoeg, basta. Het jonge dier hees zich overeind. Ze schaamde zich bijna van deze daad. Een ekster die net op de rug stond wankelde en viel naar beneden. Zijn vleugels fladderden op nog voor hij de grond raakte.

De anderen schrokken en alles verdween in de boom naast de wei. Genoeg brutaliteit. Het veulen liep naar zijn ouders wat verderop. Verlost van die ellendige vlooien en zijn verlegenheid overwonnen.

19 september 2012

De vieze man

‘De vieze man.’Ik wees naar het scherm waar Kees van Kooten op stond in de bekende vermomming van de vieze man. ‘Ronselaar studentes weer actief’ stond bij de foto. Het was de kop van een artikel in Ad Valvas. In de damestoiletten van de universiteit hingen briefjes waarin een man gratis inwoning aanbood. Het moesten wel mooie meisjes zijn die reageerden. Over eventuele tegenprestaties zweeg het briefje. Misschien was kijken genoeg.

Ik deed de vieze man na. ‘Ken je dat gevoel’, zei ik met een Haags accent op fluistertoon. ‘Dat je met je benen zo van een paal afglijdt?’ Hij keek me verbaasd aan. ‘Dat gevoel van ballen in de buik.’ De fluisterstem kwam nu vanachter mijn huig. Mijn collega keek mij nog verbaasder aan. Dergelijke taal was hij niet van mij gewend.

‘Dat is Kees van Kooten, van Van Kooten en De Bie.’ Daar had hij inderdaad weleens van gehoord maar in de eerste helft van de jaren ’90 was hij te jong geweest. Zodoende kreeg het duo niet de kans te beklijven bij hem. Ik zocht het fimpje van de lantaarnpaal op. Zondagavond. Mijn ouders gingen om 8 uur naar bijbelkring. Broertje en zusje op bed. De televisie stiekem aan en de twee namen met mij de week even door.

Ik besefte dat ik nog even mocht genieten van het toetje uit een gouden televisietijdperk. Zo’n tweetal als Kees van Kooten en Wim de Bie is er niet meer geweest. Wat zij deden, was revolutionaire televisie in alle eenvoud. Bij het ondergaan van die zon, mocht ik nog even aan het strand meekijken. Al was het stiekem. Vieze mannen loerden overal. Dan moest hij ineens uit omdat mijn moeder haar bijbeltje vergeten was of de concordantie.

Ik dacht terug aan de uitzending van Van Kooten en De Bie dit voorjaar. Een terugblik. De Bie vertelde hoe hij in een winkel stond en een vader met zijn dochter trof. Het kind was een jaar of 20. ‘Dat is De Bie van Van Kooten en De Bie’, zei de vader. Het meisje keek hem aan met een verbaasde blik. Net zo’n verbaasde blik als mijn collega. ‘Dat is goed’, zei De Bie. ‘Straks weet niemand meer wie we waren. Zo hoort het ook bij televisie’.

De foto van de Vieze man bij het bericht in Ad Valvas was duidelijk van iemand die geen binding had met het lezerspubliek van Ad Valvas. Het merendeel is namelijk student, onder de 20 jaar en weet helemaal niks van Van Kooten en De Bie. Ze zullen even glazig kijken naar de man met het vette haar als de rest van hun generatiegenoten.

Deze week vond ik bij de uitverkoop van de bibliotheek een dvd met fragmenten van Van Kooten en De Bie. Van geilneef tot naaimachine, heet het. Dat verwijst naar een ouder deel van hun oeuvre. Een deel dat ik ook nog niet ken. Hier zag ik beelden die ik niet eerder zag. De regelneef, een man die de toeziet op de naleving van regels. De geilneef die de hele dag geil is en een knoop in zijn geslachtsdeel krijgt. Bij elke vrouw die hij ziet, krimpt hij ineen.

Misschien was de geilneef nog een leukere foto geweest bij het bericht. Een afbeelding van de geilneef. Het tongetje dat snel naar buiten gaat bij het zien van een vrouw, als een adder. Elk moment kan hij toeslaan. Maar dan praat ik ook over iets dat voor mijn tijd is.

18 september 2012

Tomatenplant

tomatenplant

Ineens groeide er een tomatenplant in de achtertuin. Tegenover de vuilnisbakken begon het met een onbeduidend plantje. We herkenden de blaadjes. Na het ruiken aan de blaadjes was het ons duidelijk: hier openbaarde zich een tomatenplant.

Hoe het ding daar gekomen is? Geen idee. Op de rug van een vogel. Meegenomen door een hond en bij nader inzien niet opgegeten. Of gewoon gezaaid door Doris. We weten het niet. Doris zaait alle pitjes die ze tegenkomt in de grond in afwachting tot ontkieming.

punttomaatjes

De plant groeide als kool. In de 3 weken dat de plant staat is hij van een onbeduidend scheutje in een heuse struik veranderd. Nu zitten er 2 trossen tomaten aan, punttomaten zo lijkt het op het eerste gezicht. Ze monden uit in een heuse druppel.

Alleen zijn ze zo groen als gras en de warmte laat te wensen over. Zo vragen we ons hardop af of er wel iets zal rijpen. De herfst nadert met rasse schreden en de mooiste dagen lijken voorbij. Wie weet komen er nog een paar mooie dagen.

In het andere geval laten we ze in huis rijpen. Dat kan ook. Alleen is het resultaat wel afwachten. Hopelijk smaken ze beter dan het late tomaatje dat we vorig jaar binnen lieten rijpen.

17 september 2012

Kalkoenbout

We gaven de honden gisteravond een flinke kalkoenbout in de vorm van kalkoenvleugels te eten. Het zijn enorme stukken vlees, met grote botten erin. Al direct verschenen er bezorgde reacties van volgers op facebook. Kijk uit, het bot splintert met alle gevaren van dien.

Zeker, kalkoenbot splintert net zo als kippenbotjes. Het splijt dan in grove stukken bot met vlijmscherpe punten. Dat is niet zonder gevaar. Zeker als je hond het niet gewend is. In mijn onbevangenheid was ik ervan uitgegaan dat een stuk kalkoenvleugel wel kon. Binnen de Barf-groep is niet iedereen enthousiast. De botten van een volgroeide kalkoen zijn veel dikker waardoor de splinters een groter gevaar kunnen vormen.

Ik vond het een genot om naar te kijken. Elke hond gaat zo’n stuk vlees op een andere manier te lijf. Saartje kloof de hele kluif af en begon toen aan het bot. Teuntje werkte gewoon van boven naar beneden, dwars door het merg heen.

Het merg zag er indrukwekkend uit. Het had een donkere kleur en kwam vrij bij het opensplijten van het bot. Dit is het voedingsrijke deel voor de hond. Ze wisten de hele kluif naar binnen te werken. Al leverde het gelijk wat moeite voor ze op. Ze hadden er letterlijk een flinke kluif aan.

We hielden het goed in de gaten, maar hebben geen moeilijkheden gemerkt. Ze moeten wel ervaring hebben met het eten van rauw vlees. Beide dames waren bekaf na het verorberen van de buit. De rest van de avond hadden we geen kind meer aan ze.

16 september 2012

Kalkoenvleugels

image
Kalkoenvleugels op maat

Heb je misschien ook kalkoennekken? vroeg ik aan de kippenboer die op de markt staat. ‘Vandaag niet, maar ik heb wel wat kalkoenvleugels voor je’, zei hij. ‘Dat vinden je honden ook heel lekker.’ Voor ik er goed erg in had, liep ik met 6 grote vleugels van de markt af. Goed voor ruim 4 kilo vlees.

De honden verorberen zonder veel moeite een stuk kip met bot en al. Om ze af en toe wat uitdaging te geven, voer ik ze regelmatig een zalmkop. Met kalkoen hebben we nog geen ervaring. Ik verbaasde me over de enorme stukken kalkoen. Ze lijken wel 5 keer groter dan de vleugels van een kip.

Het verwerken om ze in de diepvries te kunnen bewaren, kostte dan wat meer tijd dan het verdelen van de kippenbotjes. We besloten elke vleugel in tweeën te breken. We proberen zo of ze zo’n halve vleugel de baas kunnen. Het is een experiment. Maar de honden waren bij het verdelen van de buit al zo enthousiast dat ik het vol vertrouwen tegemoet zie.

Vanavond krijgen ze de eerste vleugelhelften voorgeschoteld.

15 september 2012

Bladeren

Ineens sta je met je voeten in de bladeren. Het pad ligt bezaaid met de versgevallen bladeren van de populierenbomen die hoog boven je ruisen. De wind door de bladeren klinkt anders. Het ritselt sterker alsof je hand een stuk papier tot een prop drukt.

Je kijkt omhoog en ziet gaten tussen de takken verschijnen. De hemel. De bladeren dwarrelen naar beneden. Ze vallen nog midden tussen het groen dat wat hardnekkiger is dan het blad van de populier. De eik ziet er donkergroen uit. Nog lang niet klaar om het blad te laten vallen.

Andere bomen verschieten al langzaam van kleur. De Esdoorn verschiet al in een mooie gele tint. Net als de Tulpenboom waarvan de eerste bladeren al vergelen om straks een intense kleur te krijgen. De Ginkgo laat het er nog niet bij zitten. De bladeren kijken nog groen naar de hemel.

Terwijl je de jas dichtknoop merk je het: de zomer is voorbij. Tijd voor de herfst. Voor sommige mensen de mooiste tijd van het jaar. Wel de mooie tijd van de wolkenhemel. Prachtige wolken drijven over je heen. En je droomt je op een wolk terwijl je meer en meer te zien krijg van alles wat zich beneden afspeelt. De vermomming van de bomen dwarrelt langzaam op de grond.

14 september 2012

Bezet bankje

Het bankje stond verstopt tussen de bomen, achter het hoge riet en langs het kruimelpad met de houtsnippers. Ze liep er even voorbij in haar pauze om de Ginkgo gedag te zeggen en de Tulpenboom om raad te vragen. Misschien kon ze even op het bankje zitten.

Vanaf het pad zag je pas heel laat of er niemand zat. Zo verscholen tussen de bomen, kreeg het plekje iets intiems. Als er iemand zat, ging je er niet zomaar naast zitten. Ze liep langs de hoge sttruiken. De hoge hortensia’s hingen half over het pad. Ze zette haar voeten zoveel mogelijk voor en achter de bollen.

Ze had hier met hem gezeten. Door de haartjes op zijn blote armen gekroeld en zachtjes gezoend. Dat bankje was hun plekje. Ze staarde door de hoge gewassen. Grote bladeren uit verre landen voorbij. De geur van beits vermengde zich met houtsnippers en fris groen. Ze liep verder over het kronkelpad in de richting van hun bankje.

Daar ging haar telefoon. Ze keek op het scherm. Een vriendin. Zij wist het nog niet. Nog een keer ging de telefoon over. Ze schoof de groene hoorn over het scherm van haar mobieltje. Daarna klonk de enthousiaste stem van haar vriendin.

Ze plofte op het bankje. Haar stem voelde zwaar aan. Elk woord nam een traan mee. Als ze het iemand vertelde, moest ze huilen. Ze was boos op hem en misschien ook wel op zichzelf. De dunne plankjes van het bankje bewogen als zij zich verroerde op het bankje. Het metalen onderstel wiebelde mee op de losse ondergrond.

Haar vriendin troostte haar. Ze voelde de warmte en oprechtheid. Vlakbij haar kraakte het. De houtsnippers bewogen. Een man kwam het hoekje om. Hij keek haar even aan. Ze schrok. De man keek snel weg. Ze zat op hun plekje. Hij verdween tussen de hoge struiken. Op weg om de Ginkgo en Tulpenboom om raad te vragen.

13 september 2012

Jip en Janneke 60 jaar

Jip en Janneke bestaan vandaag precies 60 jaar. Op 13 september 1952 verscheen het allereerste verhaaltje van de 2 kleuters in het Parool. Daarna hielden de 2 buurkinderen het 5 jaar en 8 boekjes (of 5 deeltjes) uit. Ze zijn in het geheugen van de Nederlanders gegrift. Verhalen die ondanks hun leeftijd nog helemaal in de beleveniswereld van kleuters spelen.

Helaas was er geen mooie Doodle van Jip en Janneke te zien bij een zoekopdracht in Google. Daarom trakteert Doris vandaag op het allereerste verhaal van Jip en Janneke: ‘Jip en Janneke spelen samen’. Ze leest voor het beroemde verhaal van de heg waar Jip een klein neusje, mondje en 2 blauwe ogen ziet. De geboorte van 2 onafscheidelijke vriendjes.

12 september 2012

Dictatuur van het stemmen: het potlood

Ik wil mijn stemcomputer terug!

Ik ben het beu om te moeten stemmen met een potlood, geef mij mijn stemcomputer terug. Het stemmen met het potlood, ik kan er maar niet aan wennen. En waarom moet het eigenlijk? Niemand weet het. Het is beter, denkt iedereen. Maar is het echt beter? Ik vind de stemcomputer veel beter. Alsof je met papier niet kunt frauderen.

De eerste kamerverkiezingen waarbij ik mocht stemmen – in 1994, Wim Kok won en het eerste Paarse kabinet werd gevormd – stemde ik op een apparaat. Het was in Veenendaal. We vonden het indrukwekkend om op een knop te drukken, waarna je stem telde.

In plaatsen waar ik na Veenendaal terechtkwam, was de stemcomputer altijd net ingevoerd. Onwennig stonden de oude van dagen te tobben bij de nieuwe computer in Leiden en in Almelo legde ik een man uit hoe het werkte.

Ik had nooit een bezwaar in het stemmen met een stemcomputer. Dat ermee gefraudeerd kon worden, geloofde ik niet. Zeker ook niet omdat de computer langzaam in elke plaats werd ingevoerd en heel Nederland stemde met de computer. Binnen een uur na sluiting van het laatste stembureau was de uitslag bekend. Zeker toen de gemeente Amsterdam als een van de laatste overstapte op de computer.

Ineens trad een actiegroep in de openbaarheid die bepleitte dat het stemmen weer met de hand moest. De stemcomputers van de meeste gemeentes zou af te luisteren zijn. Met een radiofrequentiemeter konden de ‘hackers’ horen welke partij iemand stemde. Het verschil tussen links en rechts zou klinken als het verschil tussen een vioolconcert van Bach of een mix van D.J. Tiësto.

Het sneed niet genoeg hout. Daarna kwam de groep ‘Wij vertrouwen stemcomputers niet‘ met een zwaarder argument: de stemcomputer zou niet te controleren zijn. Mocht de uitslag van een verkiezing worden betwist, dan kon de computer niet een uitdraai maken. Hier had de actiegroep een argument in troef waar weinig tegenin te brengen was. Fraude zou niet te controleren zijn via de stemcomputer. Een papieren stem daarentegen zou beter te controleren zijn.

Politici zijn huiverig voor het in twijfel trekken van verkiezingen. In een democratie zijn verkiezingen gebaseerd op vertrouwen. Het vertrouwen van de kiezer om een anonieme stem te mogen doen op de partij van zijn voorkeur. Hij kan dit doen in volledige vrijheid. Wanneer een uitslag betwijfeld wordt, moet deze altijd na te tellen zijn. Zo stelt de actiegroep die niet genoeg vertrouwen had in de knop.

De stemcomputer verdween op last van toenmalig staatssecretaris Ank Bijleveld in de in de magazijnen van de gemeenten. De laatste stembussen waren de deur uitgegaan en in allerijl moesten voor de aanstaande verkiezingen in 2009 stembussen geregeld worden.

Een maatregel die ons vandaag bij de verkiezingen ook nog in de greep hield. De controle is flink versterkt. Je mag niet meer met je kind in het kieshokje. Je moet het papier op de juiste wijze dubbelvouwen en het kruisje op de juiste wijze inkleuren. Het ouderwetse stemmen is weer helemaal terug om ons vertrouwen vast te houden.

Het heilig geloof dat papier betrouwbaarder is dan de digitale wereld. Het stuit mij tegen de borst. We halen veel meer werk op de hals, controleren ons suf en hebben meerdere check-ups gemaakt. Elke stembureau-medewerker zit met een potlood iets te turven. ‘We tellen alles mevrouw’, hoorde ik een medewerkster zeggen.

Is een tot in de puntjes geregelde controle echt eerlijk? Het lijkt of in iedere stemmer een potentiële fraudeur schuilt. De te ver doorgevoerde controle voelt aan alsof ieder moment iemand losbreekt die even zal rommelen met de stemmen. De zorgvuldig opgestapelde stembiljetten en de vastgeklemde officiële potloden met stompe punten. Eenzaam in een hokje. Alsof mijn stem daardoor niet beïnvloed wordt.

Kun je met een stempapier niet frauderen? En wie zegt dat de tellers niet een keer mistellen? Ik vind het vooral hinderlijk en geloof niet dat stemmen op papier beter controleerbaar is dan stemmen met een computer. Het is anders en zal ook anders gecontroleerd moeten worden.

Geef mij alsjeblieft mijn stemcomputer terug! Ik stem nu onder de dictatuur van de stemcontrole en het papier.

11 september 2012

Keus genoeg

stemlokaal op stationsplein Almere

Hij vouwde het grote papier uit elkaar. Alles gebeurde op de computer en mobiel, maar dit ging met het dikke rode potlood. Toen hij voor het eerst stemde, was er een hypermoderne computer. Daarna drukte hij altijd de knop in en verdween de stem in een apparaat. Sinds tegenstanders van de modernisering ontdekten dat je uit het apparaat een stem bij een naam kon lezen, koos de politiek voor het ouderwetse potlood.

Waarom het argument nooit op tafel kwam dat een potlood veel onveiliger was, wist hij niet. Zo werkte de politiek. Je volgt de massa en zodra een tegengeluid aan kracht wint, volg je dat. Op die manier kies je altijd voor de massa. Op kritiek reageer je nooit direct, maar pas op het moment dat het verstandig is om te reageren.

Hij miste de stemcomputer. Kon niet wennen aan dat potlood. De onmogelijkheid met een stompe punt een rondje in te kleuren. Hij zocht namen. Elke naam leek op de andere. De mannen bovenaan, de vrouwen wat lager. Wie kon zijn gunst verdragen?

In de buurt van de vouw keek hij, de mannen waren oververtegenwoordigd. Geen man, dat nooit, dacht hij. Verder keek hij de rij af. Namen die kansloos waren vanwege hun plek op de lijst of vanwege de onbekendheid met de partij. Namen die de al zouden ze gekozen worden, de komende jaren onbekend zouden blijven.

Als er zoveel te kiezen is, is het ook moeilijk om te kiezen. Zeker als je in een snoepwinkel met honderden vieze snoepjes om je heen. Je moet er eentje nemen. Maar welke? Hij keek nog eens goed, voelde wat zijn hart hem ingaf en kleurde toch het andere vakje in. Ach, dacht hij. Ze smeken om je stem, waarna ze met jouw tegenstem het bed in duiken. Dan krakelen ze zo dat er weer verkiezingen zijn. Nog voor de ochtend gloort.

10 september 2012

Losse hoektand

image

De hoektand zat al los voor de grote vakantie. Hij wiebelde eerst nog zachtjes. We gingen op fietsvakantie. De hoektand wiebelde iets fanatieker. ‘Ik denk dat hij er deze week wel uit gaat’, zei ze bij een pauze onderweg. Hij bleef lekker eigenwijs zitten.

Hij bewoog steeds sterker. Ze drukte hem bijna tegen haar gehemelte aan. Het wiebelde en bewoog dat het een lieve lust was. Het tandvlees zag er vurig rood uit. Maar de tand bleef zitten. Hij had er nog geen genoeg van. Het plekje in de mond was hem te heilig.

De vader wilde het proces versnellen. ‘Kom, dan trek ik hem er wel even uit’, zei hij in de week na de vakantie. Ze lag ’s morgens bij hen in bed. Gezellig kletsen. En ze liet zien hoe los de hoektand zat. ‘Nee’, gilde ze. Ze vertelde dat oma een vorige tand lostrok met een tang. De tang was een pincet. Het had pijn gedaan. ‘Hij bleef aan een velletje hangen.’ Ik haalde de waterpomptang en riep: ‘Kom maar op met die tand.’

Ik merkte dat het erfelijk was. De losse tand kon ik er ook best uithalen. Waarom zou ze er zo lang mee moeten zitten? Ze at een appel. Haar tand zou er dan wel in blijven hangen. Bij de boterhammen ontweek ze de hoektand. Het deed pijn bij het kauwen. De tand werd traag verstoten door zijn opvolger. Ik voelde het ongeduld van mijn moeder.

Bij het tandenpoetsen gilde ze. Ik mocht niet in de buurt van de tand komen. Dat ik het flink poetste was wel nodig merkte ik. Ik hielp gelijk de tand een beetje bij het loskomen. Net zoals een paar tanden terug. Daar viel de tand eruit bij het poetsen. ‘Zo op mijn tong’, vertelde ze erbij. Nu hing hij trots en zeker. Ik ga hier nooit meer weg, lachtte hij.

De volgende morgen vroeg werd ik gewekt. ‘Hij is eruit’, vertelde ze. Ik schoot overeind. De losse hoektand had zich eindelijk gewonnen gegeven. Op een hoekje zat het geronnen bloed. Binnenin zag ik de aanhechting nog zitten. De melktand had losgelaten. Ze was trots: ‘Ik wiebelde een paar keer en toen was hij ineens los.’ ‘En deed het pijn?’ vroeg ik. ‘Een beetje’, zei ze.

09 september 2012

Vijftig tinten

Vijftig tinten

Ze zit bij het raam. Achter haar springen de kinderen in het water. Een grote mok met warme chocolademelk staat voor haar neus. Bovenop drijft een dikke wolk slagroom. Het schoteltje onder de mok vangt de trage stroom gesmolten slagroom op dat druipt over de gele rand van de mok. Ze kijkt af en toe over het water. Ginds zwemt hij. Dan gaat haar blik weer terug naar het mobieltje in haar hand. Vliegensvlug schieten de vingers over het scherm. Ze scrolt.

Naast de mok en schotel ligt een boek. Het is dicht. Ik probeer de titel te lezen. Onbestemde tekens op de cover. Het is duidelijk in een andere kleur. Het steekt af tegen de donkere kaft. Vijftig tinten staat langs de rug van het boek met de plechtige naam E.L. James.

Vijftig tinten is de hype onder vrouwen op dit moment. Een trilogie waarvan menig vrouw het eerst verschenen deel Grijs met rode oortjes leest. Ik heb de indruk dat het boek veel mensen weer aan het lezen zet. Vrouwen maken elkaar gek op facebook. Een erotische thriller. De ultieme combinatie: seks en moord.

Deze vrouw durft er nog niet aan te geloven. Bang gegrepen te worden door het verhaal. Ze kijkt naar haar mobieltje. Dan nipt ze van de chocolademelk en slaat het boek open. Het kaft vouwt ze krachtig langs de rug van het boek. ‘Een’, in dikke letters boven het eerste hoofdstuk. Ze nipt weer van de chocomel. Een heimelijk genoegen. Haar ogen gaan even dicht en ze droomt weg.

De ogen gaan weer open en kijken naar het zwemwater. Ze glimlacht. Het mobieltje ligt op het boek. Het jongetje staat op de waterkant en duikt. Het scherm flikkert op. Haar ogen gaan weer terug naar het mobieltje. Weer snelle vingers over het scherm. Ze stopt even. Opent het zakje met de gevulde koek erin. Breekt de koek en stopt het stuk in haar mond.

Nog even kijkt ze snel over het water. Hij springt er net in. Dan keert haar gezicht naar het boek en leest. De ogen rollen over de letters. Een grote geeuw. Maar ze gaat door. Haar vingers houden het boek open. De mobiel naast het boek. Het scherm flikkert weer op. Ze reageert niet, slaat een bladzijde om en gaat verder.

Haar hoofd rust op haar handpalm. Dan kijkt ze op, ziet mij en glimlacht.

08 september 2012

Donkere plas

Het najaar grijpt donker om zich heen. Het licht trekt zich terug uit het park. Ik loop met de honden. De schemer is al gevallen en ik wandel over het pad. De honden struinen in het gemaaide gras. De boeren halen er dit jaar flink wat vanaf. De tweede ronde is het. De vorige keer leverde flink wat schoven op.

In de bosjes naast het weiland met de lakenvelders klinkt geritsel. Wat ruist er door het struikgewas? De honden kijken op in de richting van het bosje. Het kalfje kijkt op. De moeder die naast hem staat loeit zacht. De honden kwispelen. Een gestalte komt uit de bosjes. Hij loopt wat voorover gebogen en friemelt in de omgeving zijn kruis. Klaar van de plas.

Hij zwenkt het pad op en slaat direct bij het kruispunt af. Weg van ons. Hij geeft niet de kans hem te betrappen. De honden kwispelen steeds langzamer. Hun aandacht verzwakt. Ze duiken weer met hun neuzen in het gras. Genoeg gezien. Weer verder met het echte werk. De koeien staan stil en turen de verte in. De man achterna. De avond in.

07 september 2012

De dood is overal

De dood is overal. Ook op twitter of facebook. Magere Hein heeft misschien niet een eigen account, hij is wel te vinden op social media. Soms komt hij wel heel dichtbij. Dat ontdekte ik deze week. Ik kwam via twitter terecht bij een blog met een heftige titel.

Het is het intieme verhaal van een twitteraar die ernstig ziek is en een zelfverkozen dood kiest. Zijn volgers maken zijn dood van heel dichtbij mee. De verwoording is ontzettend heftig. Het zet je aan het denken over het leven en over de dood.

Hans Groeneweg stierf op 25 juni. Meer dan 2 maanden geleden, maar de woorden zijn niet minder heftig. Het verdriet je geliefde alleen achter te moeten laten. De intieme momenten worden gedeeld. Is dat erg? Nee, het is ontzettend mooi. Het gebeurt zo oprecht. Een oprechtere tweet kan ik niet bedenken. Het is de laatste.

Voor 42bis.nl schreef ik een blog hierover: Doodgaan op twitter

06 september 2012

Moeder met kind

image

Moeder met kind. Ze zitten in de vroege ochtendtrein naar Schiphol. Het kind snottert. Moeder neemt een hap van de boterham. ‘Ik ook’, jengelt het kind. ‘Wil je een boterham met pindakaas?’ vraagt moeder. ‘Nee, met jam’, antwoordt het meisje. De rode haren steken af tegen het vormeloze shirtje dat ze draagt.

De lengte van de forensentrein is nog afgestemd op de vakantie. Het veel te korte treinstel dwingt de forensen bij elkaar. Geen zitplaats blijft leeg. Een enkeling staat in het gangpad. De knieën tikken tegen elkaar. Mijn tas staat tussen mijn voeten geklemd. Ik probeer te nippen van de verse koffie uit de nieuwe mok. De meneer aan de andere kant van het gangpad kucht als het meisje weer begint te praten. Zij hoest ergens midden in woord. ‘Je moet wel de hand voor de mond doen’, zegt de moeder streng.

Het kind heeft een eigen plaats in de drukken trein. Moeder ontfermt zich over haar. Na het broodje jam geeft moeder een pakje kleurpotloden. Ze wijs naar het gratis krantje dat op het tafeltje bij het raam ligt. ‘Hier, ga daar maar kleuren.’ Dochter hoest naar het papier, trekt een potlood uit het pakje en drukt de stompe punt midden op de foto van een lijsttrekker in debat.

De man aan de andere kant van het gangpad, kijkt geïrriteerd op uit zijn halfslaap. Hij schikt de rugzak op zijn schoot en drukt zijn ogen weer dicht. ‘Papa’, roept het kind. ‘Kijk eens wat ik getekend heb?’ Dwars over het hoofd van de politicus trekt de rode potloodlijn. De man aan de andere kant van het gangpad kijkt op en mompelt wat. De moeder sust haar dochter. Ik hoor niet wat ze zegt.

‘Ik wil spray’, zegt ze. Ze haalt haar neus op. ‘Nee, dat kan niet’, antwoordt moeder streng. ‘Je mag niet de hele tijd neusspray.’ ‘Ik wil’, jengelt het kind. Ze ademt zwaar door de mond. Uit haar neus vormt zich een grote snottebel. De bel trekt een lijn naar haar mondhoek. Moeder wrijft met een papieren zakdoekje over het gezicht. Het kind wendt haar hoofd af. Aan mijn neus geen polonaise. Het zakdoekje is al eerder die ochtend gebruikt. Het papier neemt niet veel vocht meer op. Dochter jengelt over de spray. ‘Je mag vanmiddag weer’, zegt moeder. Het kind begint te schreeuwen. De man aan de andere kant van het gangpad kijkt geërgerd op.

Moeder rommelt wat in haar tas. ‘Dan doen we nu nep.’ Ze zet het flesje spray aan de neus van het kind en doet net of ze spuit. ‘Lekker he? Net echt.’ ‘Nee’, gilt het kind. ‘Ze is echt verkouden’, zegt de vrouw. Ze geeft het vieze zakdoekje aan de man aan de andere kant van het gangpad. De man aan de andere kant van het gangpad kucht en haalt zijn neus op. ‘Zou het straks in Italië over zijn?’ Hij buigt in de richting van de vuilnisbak en propt het propje erin. Hij zwijgt, sluit zijn ogen en slaapt weer.

05 september 2012

Knokige knieën

image
De Telegraaf ligt op haar knokige knieën. Haar lippen zijn opgestift met een dieprode laag. Dikke vlokken make-up bepoederen haar gezicht. Haar voorhoofd, neus en wangen glanzen ervan. Ze draagt gouden oorbellen, heeft haar haren in een snit. De ogen geaccentueerd met een volle potloodstreep. En de wimpers wat donkerder en voller gemaakt.

Ze draagt een kort rokje. Een kort rokje kan mooi staan. Bij haar staat het verschrikkelijk. Ze heeft knokige knieën. Het accent valt zo op haar knieën en niet op haar benen. Misschien komt het omdat ze zit. Het staat niet.

Met opgetrokken en knokige knieën bladert ze in De Telegraaf. Haar neus grist de letters voor haar ogen weg. Haar neusgaten bewegen met de letters mee. De berichten trekken voorbij terwijl ze bladzijdes omslaat. Ze leest ook niet, ze bladert. Kijkt plaatjes en snelt een kop. Ik tuur naar de omgekeerde letters. Geen woord dringt tot mij door. Dat ligt niet aan haar. Dat ligt aan mij en een beetje aan De Telegraaf.

Bij Duivendrecht slaat ze De Telegraaf dicht, vouwt hem dubbel en propt hem in haarhandtasje. Dan gaat ze staan. Wankelend loopt ze weg op de hoge hakken. Ze zoekt vaste grond op de zwevende treinvloer. Een wissel haalt haar even uit balans. Ze leunt tegen een stoel. Hervindt het evenwicht en beent trefzeker weg.

Het rokje heeft een paar lelijke vouwen. Net als het blauwe jasje dat ze draagt. De knokige knieën worden iets minder knokig, maar het rokje staat nog steeds niet. Dan verdwijnt ze door de deur. Alsof zij, haar knokige knieën en De Telegraaf er nooit geweest zijn.

04 september 2012

Cadeautje van Marion Bloem

Marion Bloem vierde vorige week haar 60e verjaardag. Ze trakteerde op 60 matchboox’s via haar facebook-pagina. Ik behoorde tot 1 van die 60 gelukkigen. De brief met het boekje ter grootte van een lucifersdoosje viel in de bus. Het is het mini-verhaal Slapeloos geworden van Elle van Rijn. De tekeningen zijn van Marion.

Marion Bloem is naast schrijfster ook actief als beeldend kunstenaar en dat kun je wel zien. Prachtige illustraties naast een tikkeltje mysterieus verhaal. Over een man die de slaap niet kan vatten naast zijn slapende vrouw. Elle van Rijn is actrice en schrijfster. Daarnaast was ze getrouwd met de zoon van Marion Bloem, Kaja Wolffers. Zo is dit een beetje een familieproduct geworden.

Ik ben heel blij met dit presentje. Het heeft een leuk plekje in mijn bibliotheek gekregen.

03 september 2012

Kennis en waarnemen

image

Vandaag keek ik af en toe naar de vele tweets van het #kennisdebat. Een mooi initiatief, praten over kennis. Iemand meende dat kennis vooral uit debatteren en praten ontstaat. Een leuke gedachte, maar hij vergeet wel een belangrijk aspect van wetenschap: het waarnemen.

Kijken vormt een minstens zo groot bestanddeel in het verwerven van kennis als praten. De neiging van veel mensen is om over iets te gaan praten, maar het kan veel leerzamer zijn om het te ondervinden en te zien.

Kennis verwerf je niet alleen in gesprekken met anderen, maar ook door zelf te kijken. Je leert verschrikkelijk veel van de natuur. Het gedrag van dieren, de kleur van de hemel, de geur van gemaaid gras of het voelen van een kruidje roer me niet. Dan kun je er nog zoveel over praten, het zelf ondervinden levert een grote meerwaarde op.

Daarom probeer ik mensen te leren vooral om zich heen te kijken. De waarneming vormt het begin van de les. En de hele dag zijn er nieuwe dingen te zien om je kennis te vergroten. Daar kan een goed gesprek maar moeilijk van winnen.

02 september 2012

Vuurwerk

image

Er klinkt een knal en nog eentje. De honden in de buurt slaan aan. Nog een knal. Na de knal klinkt het zilveren geritsel van vuurwerk. Er ploffen nog veel meer kruidjes daar hoog in de lucht. Ik tuur uit het raam.

De duisternis grijpt om zich heen. Het donkert steeds eerder in deze tijd. De zon keert terug naar het punt waar hij bij het begin van de lente stond: de evenaar. Na de opmars van weleer is er de aftocht. Alleen de vuurpijlen geven flinterdunne sterretjes af in het donker.

Ik zie de aanstichter van dit alles weglopen. De pijl is leeg. Hij gooit het zand uit de fles waarin de pijl stond en zet hem naast de voordeur. ‘Gefeliciteerd buurman’, wil ik roepen. Maar het moment is te kostbaar om te onderbreken. Ik weet ook niet of hij of zijn vrouw 65 is geworden. Ik denk de laatste. Hij is al een aantal jaar thuis en bij hem kwam een paar jaar terug de fanfare langs.

De hele buurt hangt vol met ballonnetjes waar ’65’ op geschreven is. Langs zijn schutting trekt een band waarop verbodsborden staan afgebeeld met hetzelfde getal. De poort in zijn schutting bevat een dikke pijl. ‘Hier 65′ staat erop. Er klonk vanmiddag feestmuziek. Maar de pijl wordt afgevuurd in stilte. Als afsluiting. Bewaard van Oud en nieuw.

Als ik ’s morgens door de buurt loop, zijn de ballonnetjes van gisteren verschrompeld. De cijfers zijn meegekrompen. Soms lijkt het of er ’59’ staat. De ballon op zijn kop. Leeggelopen adem van gisteren. Bij de einde lijken de ballonnen op bejaarde pruilmondjes. De huid om de lippen is gerimpeld van de ouderdom. De feestneuzen zijn oud geworden binnen een nacht. Het feest is voorbij.

01 september 2012

De wees van Da Costa

In mijn boekenkast verbleef een eenzaam exemplaar van Da Costa’s Kompleete dichtwerken. Het exemplaar – achtste druk, een volksuitgave – kocht ik 3 jaar terug op een julidag in het antiquariaat van Jan Knigge in Hengelo. Ik kwam er later achter dat het deel uitmaakte van een 3-delige uitgave. Zodoende verbleef het boekje van Bilderdijks leerling als wees in mijn boekenkast.

Een vervelend fenomeen, een boek dat deel uitmaakt van meerdere banden. Los, zonder zijn andere deeltjes in de buurt. Ik tref het vaak aan bij kringloopwinkels. De boeken van Dickens hebben er bijvoorbeeld een handje van om als I of II alleen door het leven te gaan. Vaak tref je de II of I die erbij hoort een boekenplank verder. Of ergens aan de andere kant van het gangpad. Ik breng de wezen die ik aantref altijd bij elkaar. Gewoon omdat ik het niet kan aanzien dat boeken die bij elkaar horen alleen door het leven moeten gaan.

Dat het met Da Costa gebeurd is, kon ik mijzelf niet vergeven. Het boek heeft recht op de rest. Anders kan het beter van de aardbodem verdwijnen. De wezen van Da Costa – deel 2 en 3 – trof ik beide aan in de kringloopwinkel van Weesp. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen de delen alleen te laten, terwijl er thuis bij mij het eerste lag.

Zodoende zijn de wezen verenigd en liggen ze innig tevreden met de kaften tegen elkaar. De rug van de eerste Da Costa is iets lichter dan de ruggen van de andere 2. Maar het zijn allemaal achtste drukken. Uitgegeven door dominee Hasebroek. Een zorgzamer vader kun je niet wensen.