Ergens in de zomer begon het: bij een hoosbui overstroomde de dakgoot. Eerst dachten we nog dat het aan de hoosbui lag, maar later overstroomde hij ook als het een normale bui was. Dagen na de regenbui was de dakgoot gevuld met water.
Misschien zit het bovenin, dachten we. Uit het raam hangend, trok ik met een bezem langs het verbindingspunt tussen dakgoot en afvoer. Het water klotste over de rand van de goot heen. Er gebeurde weinig. Alleen stroomde het water royaal langs de afvoerpijp naar beneden. Aan het eind van de dag was de goot leeg.
Bij elke regenbui kletterde het water de 7 meter uit de dakgoot naar beneden. Op de hoek het ergste. Daar stroomde een heuse waterstraal naar beneden. Midden in de verse grond van het moestuintje in aanleg. De grond klonterde binnen een week samen tot een amorfe massa.
De kauwtjes lieten zich afschrikken door het kanaal voor hun huis. Ik zag ze met een plons het water induiken en in de holte onder het dak verdwijnen. Die kwamen vrijwel dagelijks met een nat pak thuis.
Misschien moet je het vuil er bovenin uithalen, zei Inge. Ik zette de trap dapper neer en zou die klus wel even klaren. De trap haalde de dakgoot niet. Ik probeerde een dappere poging maar ontdekte ergens halverwege dat de goot wel erg hoog was. Ik liep langs het raam van de eerste verdieping. Het was nog een hele weg. En hoe kon ik ooit in die dakgoot kijken als ik op de bovenste trede stond. Ik droop weer af naar beneden.
Nog een poging een dag en een regenbui later, kwam ik een paar tredes hoger. Maar het was nog altijd niet hoog genoeg. Het werd tijd voor rigide maatregelen. ‘Straks moet de hele boel uitgegraven worden’, zei ik. Ik zag de bui al hangen.
Een kennis zou wel even kijken en er iets opleggen zodat de bladeren niet meer in de afvoer zouden komen. Hij kwam niet, maar de overstromingen bleven en werden zelfs iedere keer sterker. Met een aardige bui, hoosde de goot over en viel een flinke plons water recht naar beneden. De verse grond van de moestuin spatte op. Zo sterk dat de muur onderop helemaal zwart zag.
Dat kon echt niet. We moesten maar een ander middel inzetten en op zoek naar een loodgieter die voor ons wilde kijken. Ik kreeg rode dollartekens in mijn ogen. Dat zou geld gaan kosten. Een eigen huis levert meer ellende op dan voordeel, dacht ik. De hypotheek drukt zwaar op de maandelijkse lasten. En het levert weinig op. Bovendien mag je bij elk wissewasje mannetjes bellen in de hoop dat zij het voor een acceptabel bedrag oplossen.
Inge ging aan de slag, belde het ene bedrijf na het andere. Niemand kon een prijsindicatie geven – we moeten het zien voor we iets kunnen zeggen –, tot iemand uit Amstelveen het wel voor 130 euro wilde doen. Na afloop contant betalen. Die middag was nog wel een gaatje.
Ze had het geld net gehaald en het busje stond al in de straat. Helemaal geen ladder of afvoerdekseltje. ‘Mevrouw het heeft helemaal geen zin om zo’n ding te installeren. Dan kunt u elk jaar bladeren uit de dakgoot scheppen.’ Hij keek met afgrijzen naar boven en pakte ee n boor. Hij draaide een gat in de afvoer, hengelde er wat troep uit. ‘Mevrouw pas op’, riep hij nog. Waarna het water uit het kleine gaatje spoot zoals bij een brandweerspuit. Het hele stukje stoep voor het huis lag onder water. Tot aan de drempel van de voordeur stond het.
Daarna wurmde de loodgieter een ontstopper door het gaatje in de afvoer. In de bocht van de afvoer had zich een enorme massa bladeren en ander vuil verzameld. Hij moest er flink voor duwen en trekken om het eruit te krijgen. ‘Ik denk dat ik erdoor ben’, zei hij. Daarna liet hij een gieter water leeglopen in het boorgaatje. Het liep weg.
Hij incasseerde de 130 euro en gaf zijn garantie. Als de goot nog steeds verstopt zit, komen ze terug. En verdween van het werkje. Een halfuurtje was hij bezig geweest. Ik had het er niet zelf voor kunnen doen. Hoeveel tijd zou ik er niet mee bezig zijn geweest? Daar wil ik even niet aan denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten