13 oktober 2013

De eerste zin - #50books

wpid-2013-10-13-12.23.24.jpgMaar zelden grijpt de eerste zin van een roman of een verhaal je gelijk bij de kladden. Zelfs de beste schrijver slaagt er vaker niet dan wel in. Het merendeel van de eerste zinnen in de boeken die ik gelezen heb, zijn mij ontgaan. Een paar bleven hangen. Maar die zinnen zijn dan ook goed blijven hangen.

Eerste klap

Bij zijn improvisatie-cd op Gregoriaanse gezangen is een interview met organist Bert Matter opgenomen. Het gaat uiteraard over improviseren. De eerste klap is een daalder waard, zegt de vroegere organist van de Walburgiskerk in Zutphen. Het eerste idee trekt de aandacht en als het aanslaat, voert dit idee het publiek mee.

Een vaak aangehaald voorbeeld uit de muziek is Beethovens vijfde Symfonie. Die met weinig begint – vier tonen: lang – kort – kort – lang – en waarbij het idee het hele verdere eerste deel van deze symfonie wordt uitgewerkt. Overigens kennen maar weinig mensen hoe het verloop is na de eerste paar maten. Dus of die eerste maat nu alles bepaalt?

Eerste zin

De eerste zin in een roman is natuurlijk ook die eerste klap. Bij mijn studie werd tot tranens toe de eerste zin aangehaald van W.F. Hermans in Nooit meer slapen: ‘De portier is een invalide.’ Het zou allesbepalend zijn voor het hele verdere boek. Natuurlijk Nooit meer slapen is een prachtige roman. Maar of het ontbreken van deze eerste zin alle kracht uit het boek zou halen, is zwaar verdreven. Daarvoor zijn alle zinnen belangrijk.

Korte verhalenschrijvers zijn sterk in de eerste zin. Het verhaal ‘Happy days’ van F. Springer is zo’n verhaal. Al vanaf de eerste keer dat ik het las, greep de eerste zin mij aan. Het laat je niet los. De hele rest van het verhaal doet er bijna niet meer toe. Zo mooi… Ik haalde hem al eens eerder aan.

Op een avond in juni ’55 verliet onze jaargenoot Bert Kooistra, vierdejaars rechten, vroeger dan zijn gewoonte was de sociëteit, wandelde naar de Hooigracht, schreef in zijn kamer nog een briefje voor de hospita (‘mevrouw K, morgen geen melk’), schoof dit onder zijn deur de gang op, kleedde zich uit, slikte ongeveer twintig slaappillen (die hij in de loop van de voorgaande maanden op recept verzameld bleek te hebben), kroop onder de dekens, deed het licht uit en stierf nog voor het aanbreken van een mooie vrijdag, want juni was mooi dat jaar.

Kortere zinnen

Een andere verhalenschrijver F.B. Hotz bedient zich van kortere en minder complexe zinnen. Zijn novelle De voetnoot behoort in mijn ogen tot één van de mooiste verhalen uit de Nederlandse literatuur. De eerste zin(nen) van dit verhaal vat(ten) alles samen:

Het verleden is dood, zei mijn kapper. Ik wees hem maar niet op de duizenden tekens van het tegendeel. Zelfs de stemmen en geluiden van een eeuw geleden zijn nog hoorbaar sinds Edison de grammofoon uitvond.

Hotz verhaalt in De voetnoot over een vrouw die haar hele leven bezig is met een gebeurtenis – een treinongeluk – uit het verleden. Alles draait erom. Ze probeert haar gelijk te halen en een schadevergoeding in de wacht te slepen. De eerste zin zegt hiermee bijna alles. Het verleden is helemaal niet dood. Voor sommige mensen leeft ze meer dan het heden.

Of in het verhaal ‘ De gladiator’ uit zijn debuutbundel Dood weermiddel. In dit verhaal over de bezettingstijd en de periode erna, ontbreekt het de held aan heldendaden.

De enige heldendaad die ik in de bezettingstijd ooit verrichtte, was het horen lezen van een ‘illegaal’ blad. Als ik me goed herinner ben ik verder voornamelijk bang geweest of, wat erger is, ongeïnteresseerd.

De zin trekt je gelijk het verhaal in over de oorlogsjaren en de bijbehorende angst. Zo’n eerste zin is prachtig om te lezen, het helpt je het verhaal in. Maar het is zeker niet allesbepalend. Dat zijn bijna terloopse zinnetjes die betekenis krijgen door het omliggende verhaal. Een eerste zin is vaak betekenisloos. Ze krijgt pas kracht als je weet wat er komen gaat. Zonder die wetenschap is het een mooie zin en neuriet ze mee op de maat van het verhaal.

Gelijke zinnen

Iemand als Redmond O’Hanlon kan prachtig schrijven over zijn reizen door het oerwoud. Het begin van zijn eerste twee reisverhalen Naar het hart van Borneo en Tussen Orinoco en Amazone lijken sterk op elkaar. In allebei de gevallen staat de duur van het verblijf centraal.

Naar het hart van Borneo:

Als academicus en recensent van boeken over biologie stond ik versteld hoe snel iemand, onder bedreiging van twee maanden ballingschap in de oerwouden van Borneo, eigenlijk kan lezen.

In Tussen Orinoco en Amazone refereert hij met een dikke knipoog naar zijn vorige boek. Zelfs lezers die zijn eerste reisverhaal niet kennen, begrijpen de flinke dosis ironie:

Omdat ik twee maanden lang door de regenwouden van Borneo had gereisd, dacht ik dat een tocht van vier maanden door het gebied tussen de Orinoco en de Amazone geen bijzondere problemen met zich mee zou brengen.

Geen raadselachtige zinnen, geen diepgravende analyse van wat er komen gaat. Het begint gewoon met een zin die de sfeer van het komende verhaal uitdrukt en eigenlijk ook al verklapt dat er veel moois met zware ontberingen komen gaat.

Zona Verde

In zijn laatste reisverhaal Laatste trein naar Zona Verde, Mijn ultieme Afrikaanse safari drukt Paul Theroux zich juist in de raadselachtige eerste zin uit. Hier geen grootse profetie of voorzichtig openen van de gordijnen. Nee, Paul Theroux voert de metafoor van het ongelezen boek op. Het ongelezen boek dat op de schoot van de lezer ligt:

In de hete, vlakke bush in het hoge noordoosten van Nanibië liep ik over een bultige termietenheuvel van glad, door mieren fijngekauwd zand, en doordat ik nu net iets hoger stond, kon ik zien hoe het majestueuze landschap zich ontvouwde, als de warrelende bladzijden van een geheel ongelezen boek.

Paul Theroux begint zijn reisverhaal niet bij het begin, maar ergens in het midden, als hij de bosjesmannen ontmoet. Het typisch Afrikaanse landschap dat helemaal in de algemeen westerse beeldvorming valt. Geen beter begin van een reisverhaal dat worstelt met het Afrika zoals het in het hoofd zit en het Afrika zoals het zich toont aan de reiziger Paul Theroux. Binnenkort meer – veel meer – over dit laatste reisverhaal van deze Amerikaan.

Nee, dan de laatste zin die ik van Laatste trein naar Zona Verde niet zal verklappen. De laatste zin is de paukenslag waarmee de roman of het verhaal eindigt. Vaak een gedweëe afdruiper. Een zin die je zo weer vergeet. Maar soms een heel mooie samenvatting van het verhaal. Een einde waar alles op zijn plaats valt.

Verquizzen

Er zijn weleens quizzen waarbij je moet raden welke eerste zin van een roman bij welk boek hoort. Leuk om te doen. Ik ben er niet zo goed in. Bij het meelopen bij de opleiding Nederlands aan Nijmeegse universiteit, kregen we in de pauze zo’n soort quiz. Niet met de eerste zin, maar de laatste. Heel erg leuk. Ik had er 9 van de 10 goed.

Neem het einde van Gerard Reves De avonden die memorabel is in de Nederlandse letterkunde. Een einde die het verhaal wel en niet dekt. Als het aan mij ligt de mooiste zin waarmee een boek en deze blog kan eindigen:

Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. ‘Het is gezien’, mompelde hij, ‘ het is niet onopgemerkt gebleven.’ Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.

Dit is het antwoord op vraag 40 van het blogproject #50books van Petepel. Bekijk mijn andere bijdrages voor dit bijzondere boekenblogproject.

Geen opmerkingen: