Hij komt eraan fietsen en rijdt over het voetpad. Het grind knarst onder zijn wielen. Het zonnetje schijnt flauwtjes door het wolkendek. Aan zijn fietsstuur bengelt een wit plastic tasje. De bocht om, over het evenwijdige paadje.
Bij het bankje stopt hij, stapt af, zet zijn fiets vast op de standaard en hengselt het tasje los van zijn stuur. Hij gaat zitten, opent het zakje en haalt er een zilverkleurig bakje uit. Het is een bakje van aluminiumfolie.
Een kartonnetje sluit het bakje van boven af. De jongen opent het bakje, haalt een vork uit het zakje en zet het vol in het eten. Het is een heuse kapsalon zie ik. Hij mengt de smurrie met shoarma en sla tot een heuse stamppot.
De vork gaat erin en verdwijnt in zijn mond. Het zonnetje schijnt zachtjes en hij zit daar alleen op het bankje te genieten van zijn kapsalon. De fiets staat naast hem, haaks op het bankje. De wandelaar loopt voorbij met zijn honden en ziet hoe de kapsalon in de mond van de puber verdwijnt. Zo verdwijnt de kapsalon in het park hap voor hap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten