Het is de enige droge dag van deze week als we naar de Apenheul gaan. Hoe meer we naar het oosten rijden, hoe meer de mist het zicht opslokt. Was in Naarden de hemel nog mistig met een gouden randje, midden op de Veluwe is het gouden randje verdwenen en rijden we door een witte wereld. Alleen de boomkruinen langs de snelweg zijn nog te zien.
We hebben kaartjes gekregen voor de Apenheul van een facebook-vriendin. Ze zijn binnenkort verlopen. We hadden nog geen gelegenheid gehad te gaan. In deze eerste week van de twee weken herfstvakantie van Doris, grijpen we de gelegenheid aan. Het zal wel niet zo druk zijn. Het is te koud om apen te kijken en de echte vakantie is in ons deel nog niet van start.
Niemand is eerder bij de Apenheul geweest, behalve ik. Onderweg vertel ik Doris van mijn avontuur bij de Apenheul. Of eigenlijk is het een non-avontuur. Op schoolreisje. Ik weet niet meer in welke klas. Misschien was ik even oud als zij nu is. De verhalen van klasgenoten over apen die al geweest waren. De apen die op je schouder zouden zitten en het eten uit je tas stalen. Ik was vol verwachting gegaan, maar had alleen de apen heel ver van mij af gezien. Hoog in de bomen. Geen aap op de schouder.
In de Apenheul is het druk. Alle dagjesmensen uit het Zuiden (want die hebben herfstvakantie) zijn gekomen op de enige droge dag van de week. Ze lopen voor en achter ons. Alle ogen speuren naar aapjes. Bij de doodshoofdapen begint het avontuur gelijk al. Ze springen overal rond. Soms zie je er eentje op iemands schouder zitten. Of ze kruipen door naar het hoofd, waar ze dan parmantig rechtop rondkijken.
We krijgen een presentatie terwijl de gele aapjes met donkere koppies eten krijgen. Ze zijn de hele dag op zoek naar eten, vertelt de presentatrice. Ook als ze op je zitten, zijn ze op zoek naar eten. Ik zie een aapje een kinderwagen inspringen. Hij ziet daar kansen. Het kind in de wagen kraait doodsangsten en de moeder wappert angstig met haar handen. Ik ga naar de wagen toe, biedt het aapje mijn arm en het klimt zo op mijn schouder. Boven op mijn rug gaat het diertje zitten. Ik voel hem in mijn nek zitten en roep zachtjes naar Inge. Fototoestel in de aanslag.
Als ik hem Doris wil aanbieden, springt hij via haar regenjas naar een jongetje dat begeerlijk al een tijdje bij mij staat te kijken. De regenjas van Doris is te glad om comfortabel op te zitten. Bij het jongetje gaat het aapje even op de schouder zitten. Ik merk dat het loont om vooral rustig te blijven, want het diertje springt al snel van het kereltje af en rent weg de bosjes in. Te onrustig.
Ik verbaas mij vooral over de enorme massa mensen. Het moet voor al die apen een bijzonder leven zijn. De hele dag aangegaapt worden door mensenmassa die voetje voor voetje het park doorschuifelen. Op zoek naar de apen. Onderwijl stijgt de koude regendamp van de voorbije regenachtige dagen op uit het bos. Met een beetje fantasie zie je zo het dampende regenwoud in de vroege ochtend. Het enig verstorende element in dit tafereel zijn al die mensen.
Een kopje koffie, het lijkt net slootwater. Het bakje koffie dat ik voor mij heb is zo troebel. Thuis zou ik het onmiddelijk hebben weggegooid. Een troebel bakkie koffie betekent dat de koffiebonen in het reservoir moeten worden aangevuld. Hier verkopen ze zoiets voor twee euro.
Misschien wel leuk om een gratis foto te maken tussen de doodshoofdaapjes. We wachten netjes bij de cabine waar je de foto kunt maken. Een mevrouw wacht nog met een gehandicapte jongen. Ze maken deel uit van een groep, die gelijk met ons op loopt. Een mevrouw met haar kind schuift voor mij langs en wil het hokje in. Ze komt heel mooi van opzij. Ze dringt voor. Ik besluit er iets van te zeggen. ‘Volgens mij ben ik aan de beurt’, zeg ik tegen haar. Ze zegt dat het niet zo is. ‘Volgens mij ben ik’, antwoord ik. Inge valt mij bij. De vrouw ontkent weer. ‘Ach, gaat uw gang’, zeg ik. ‘Het is maar dat u het weet, dat het volgens mij mijn beurt is.’
De vrouw trekt haar zoontje weg bij de ingang. ‘Laat die meneer maar gaan. Hij zit te miezen dat hij aan de beurt is.’ Ik zeg nog een keer dat ze mag, maar dat weigert ze. Waarna wij snel het hokje ingaan. Dat gezeur. Voordringen en dan ook nog de zaken omkeren. Ik weet toch echt zeker dat ze voordrong. Ik kan het moeilijk van mij afzetten, maar weet een lach op te brengen voor de foto. Al hangend in de touwen.
Verder door de mensenmassa. Ik zie weinig apen. Alleen maar mensen. Het wordt teveel. Ik merk dat ik overprikkeld raak. Teveel al die mensen. Ze rennen, krijsen en springen in mijn gezichtsveld. Ik zie door de mensen de apen niet meer. Voor het eerst voel ik de overprikkeling bewust. Vroeger denderde ik dan door en dan barste de bom vroeg of laat. Nu besluit ik even rust te nemen. We gaan bij het buitenverblijf van de Orang-oetans zitten. Het eethoekje Sandy’s Corner is dicht. Het is heerlijk rustig onder de grote luifel. Het bankje is droog en ik geniet van het lege hok.
Ineens stapt een Orang-oetan naar buiten. Een kind op de rug. Gevolgd door een andere. Het is een heel intiem moment. Ik voel mij helemaal alleen met deze mensaap. Prachtig al die donkerrode haren. Ze lopen over het schuine bruggetje. Daar laat het kind zijn moeder los en kiest een eigen route. De apen hangen en slingeren in de touwen. De achterpoten grijpen het touw van onderen vast en van boven leidt het dier zich via een ander touw. Van tak naar tak gaat het. Ik geniet als het jong het bruggetje van onderen neemt, hangend aan het net van touwen. Hij laat zich helemaal naar beneden leunen en nipt van het water uit de sloot. Hij kan er net bij.
We gaan het rustiger aan doen. Doris mag wel even verderop spelen. Ze loopt van ons weg als het Orang-oetan-jong en hijst zich in de touwen van de speeltoestellen aan de andere kant van de kooi. Ik geniet en laat alles op mij inwerken. Dat een grote groep mensen de orang-oetans ook ziet en over en om ons heen buitelt, laat ik voor lief. Mijn moment kan niemand meer afnemen. Doris hangt in het speeltoestel als de kleine orang-oetan. ‘Kijk ik probeer te drinken’, zegt ze.
Dan de gorillashow. Een tribune bommetjevol. Twee verzorgers die hun verhaal over de 15 gorilla’s vertellen. Onderwijl slingeren ze stukjes appel en mandarijntjes naar de grote mensapen. Ik heb de indruk dat vrouwen altijd erg onder de indruk zijn van zo’n mannetje. Het verhaal van Bokito spreekt boekdelen. De verzorgers spreken met respect en bewondering over het mannetje. Als we na afloop van de show weer in de massa mensen opgaan, zie ik overal om mij heen de gorilla’s lopen.
Het is leuk geweest, vind ik. We lopen rustig door de rest van het park, langs de berberapen. Ik kan bij het lezen over de apenrots Gibraltar niet laten om aan die beroemde scène van Harrie Jekkers te denken: ‘iemand een toffee’. Het buitenverblijf van de gorilla’s oogt nu leeg. Alleen een paar van de andere apen die op dat apeneiland leven, scharrelen er rond. Ze schijnen goed met de gorilla’s te kunnen leven omdat ze veel sneller zijn.
Nog een rondje in de carrousel en we zijn bij de uitgang. We hebben ons een hele dag weten te vermaken tussen de apen. Dat de meeste apen gewoon vrij rondliepen – voor, achter en naast ons – en de brutaalste apen voordringen voor de foto en het mooiste plekje bij het raam zoeken. Dat is misschien nog het meest confronterende bij de Apenheul: al die mensen laten je zien hoe dicht de aap eigenlijk bij de mens staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten