Buiten giert de wind. De regen slaat tegen het raam. Ik lees Jip en Janneke voor. We lezen over de vogeltrek. Jips moeder vertelt dat sommige vogels in de herfst naar het Zuiden vliegen, maar Afrika. Jip zou ook wel naar Afrika willen vliegen in de herfst. Lekker de zon achterna. Maar als hij zich dan realiseert dat hij als vogel ook wormen moet eten, dan ziet hij af van zijn wens.
Annie M.G. Schmidt was gek op vogels. Ze schrijft in Jip en Janneke heel vaak over vogels. Jip wil nog een keer vliegen en ze voeren een keer de boterham van Jip op aan de vogeltjes. Ook broeden Jip en Janneke een keer een ei uit. Uit het ei komt geen kuiken, want het ei is een zuurtje dat aan de Jannekes jurk blijft kleven.
In meer boeken van Annie M.G. Schmidt spelen vogels een rol. Haar bekendste vogelverhaal is natuurlijk Otje. Eigenlijk zijn de vogels in Otje de helden van het verhaal. Ik ben ook stinkend jaloers op Otje en haar vader Tos. Zij kunnen de vogels verstaan. En al probeer ik weleens in mijn beste merels met de vogels te fluiten, met ze praten is een onmogelijkheid.
Stiekem zou ik met ze meewillen, naar het Zuiden. De regen door. De zon tegemoet. Maar we kunnen niet vliegen. Al spreekt Jip dit in het verhaal tegen. ‘We kunnen met het vliegtuig’. Dat is te duur, vindt zijn moeder. Vogels vliegen gratis en voor niks. Ik verlang best naar de warme zon in deze herfst zonder zomer. Ik denk dat ik eens een wormpje ga proberen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten