‘Heb jij Sientje al eens horen blaffen?’ vroeg ik aan Inge. We hadden onze teckel Sientje nog maar een paar dagen. Ze sjokte al een aardig pootje door het huis. Het werd steeds meer haar domein, maar ze had nog nooit een blaf laten horen. Zou ze wel kunnen blaffen?
Nee, Inge had ook niks gehoord. Het dier was muisstil. Ze at keurig de brokken op. Van de ene op de andere dag waren we op ander voer overgegaan. Volgens de dierenwinkel was het prima voer voor die prijs. De stank van Fokker Plus konden we niet verdragen. Dit nieuwe – uiteraard duurdere – voer weerde meteen de ergste hondengeurtjes uit ons huis.
Kan ze wel blaffen
‘Zou ze wel blaffen?’ vroeg Inge. Ik had geen idee. We leefden alweer een tijdje met het dier en we vertelden langzaam iedereen over onze aankoop. We werden met grote ogen aangekeken. Het was een grote stap, vond iedereen. In het huwelijksbootje stappen was een kleinere. Een collega had mij met medelijden aangekeken. ‘Man’, had hij verbaasd uitgeroepen. ‘De volgende stap is een kind.’
Ik zag het niet zo. En als het wel zo was, vond ik het eigenlijk helemaal niet zo erg. Ik had alweer gewerkt en was naar Leiden vertrokken voor een paar dagen. Het ontbreken van de hond, vond ik meteen al een gemis. Sientje was ook van mij. Voor de helft. Ik had 100 euro van de 200 betaald. Het bezoek aan de dierenarts was ook keurig door de helft gegaan. We waren zelfs een kasboek gaan bijhouden.
Op woensdagmiddag was Inge met het dier naar het Nijreesbos gegaan. Ze was er een stukje het bos ingelopen. Sientje achter haar aan. Het dier was dit soort zware tochten helemaal niet gewend. Keurig volgde ze. Zwijgend en hijgend. Het dier liep netjes om de modderplas midden op het pad heen. Op de terugweg, kwamen een paar tegenliggers tegemoet. Sientje was bekaf en stapte zonder nadenken in de diepe modderpoel. De pootjes zogen zich vast en er klonk een zoenend geluid van een hond die zich losmaakte uit de modder.
Vieze teckel
Inge nam een heel vieze teckel mee naar huis. De hele kofferbak van de auto was een modderbende geworden. Thuisgekomen had ze de hond – tegen het advies van de dierenarts in – onder de douche gedaan. De douche zou veel te veel stress geven en die had Sientje nu even genoeg. Sientje had geschud en probeerde de warme straal te voorkomen. Geen grotere verandering dan van een hok in de schuur naar een mand in de warme huiskamer. De modderactie had ons wel vooruit geholpen: Van de muffe strolucht en vieze walm waren we vanaf dat moment verlost. Geholpen door het veel betere voer.
Ik begroette een paar dagen later weer helemaal blij mijn 2 dames. Sientje had ook gekwispeld, maar bleef verder muisstil. Een paar dagen later kwam de eerste visite langs. Een vriendin van Inge bracht even een bezoekje om het nieuwe hondje te zien. Ze had haar eigen hond maar even niet meegenomen.
Ze kwam binnen, hing haar jas op en kwam de kamer in. De hond rook onwennig aan haar. Sientje wist er zogezegd weinig raad mee. Totdat Ingeborg wilde vertrekken. Ze liep naar de gang om haar jas aan te trekken. Sientje stormde op haar af en begon te blaffen. Ze wilde het duidelijk niet. Wij riepen verbaasd en blij: ‘Ze blaft, ze blaft.’
Blaffen met de jas aan
Inderdaad blafte ze. Vanaf dat moment werd de jas voor Sien het signaal om te gaan blaffen. Iemand die binnenkwam met de jas aan, moest deze zo snel mogelijk uittrekken. Niet aanhouden. Mijn schoonmoeder moest er al snel aan geloven. Ze hield haar jas aan bij binnenkomst. Moeder wipte even langs en wilde dan ook weer zo gaan. Maar dat mocht niet. Jas uit, anders kalmeerde ze niet. Daarom kreeg ze een hap – per ongeluk – tussen het blaffen door. Sientje schrok er zelf ook van.
De blaf ontwikkelde zich tot een apparaat dat gelijk afging met de deurbel of het vertrek van bezoek. Blaffen was vooral uit angst. Angst voor het onbekende. Wat zou er ging gebeuren? Ze wist niet wat mens en dier gingen doen.
En op bezoek bij mijn ouders kon ze de bel van van de hangklok niet verdragen. Bij elke tingel om het halve uur en het aantal uren getingeld om het hele uur, blafte ze woest om zich heen. Die klok, dat mocht niet. Een bezoek aan mijn ouders werd zo elk halfuur opgeluisterd met een fraai staaltje blaffen.
Rothond
Zo kende mijn oma Sientje. Een keffertje noemde ze de hond. Ze kon het dier niet uitstaan. Totdat Sientje een keer bij wijze van hoge uitzondering bij mijn ouders op de bank mocht. Ze lag daar heerlijk te kroelen naast oma. Vanaf die dag veranderde de ‘rothond’ in een ‘lief beest’.
Lees het vervolg: Oorlog om de bank »
Lees elke week een nieuwe blog met een nieuwe herinnering aan Sientje.
[mc4wp_form id=”20905″]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten