Met een huis in een rustige buurt en een klein kind in de buurt kon het zomaar gebeuren: dan stond de poort open. Ook sloot de oude poort niet goed. De nieuwe bleef regelmatig openstaan. Vervelend, want de teckel wist dan te ontsnappen.
Meestal zagen we haar dan even later lopen op het veldje achter het huis. Ze struinde dan heerlijk rond. De neus over de grond, af en toe wat etened wat ze vond. Vanuit de tuin was ze al snuffelend de poort uitgelopen en liep in een rustig gangetje over het veldje. Als je haar riep, kwam ze. Soms deed ze net of ze niks hoorde en liep gewoon verder.
Serieus kwijt
Een paar keer waren we haar ook serieus kwijt. Ze was helemaal verdwenen. Ik vond het niet zo geruststellend aangezien er ook auto’s rijden achter. De weg liep weliswaar dood in de hofjes, maar ze konden er best hard rijden. Een buurjongen vond het heel leuk om met gierende banden aan te komen of weg te rijden. Dat ging niet met de subtiliteit gepaard waarmee je kinderlevens en dierenlevens behoudt.
De auto van de buurjongen stond er meertijds van het jaar met schrammen en deuken. De ergste keer was het voertuig zelfs de hele voorkant kwijtgeraakt. Het liet zich raden waar die zich zou bevinden. Een dag later was de auto verdwenen om nooit meer terug te keren. De auto had de strijd zichtbaar verloren. Gelukkig maar.
Als Sientje verdween, ging ik zoeken. Zo vond ik haar regelmatig tussen de garageboxen al snuffelend. Eigenlijk heb ik haar toen niet op een tuinbezoek kunnen betrappen. Al leek het mij heel logisch dat dit gebeurde. Ook haalde ik haar een keer van het andere pleintje, dat een meter of 200 van ons veldje verwijderd was, achter de huizenblokken die haaks op ons huis stond. Ook vond ik haar een keer aan het Haarlemplein. Daarvoor waren wat gevaarlijkere acties nodig geweest, zoals het oversteken van een druk fietspad.
Gewoon op ontdekkingsreis
Het was totaal onschuldig dat ze verdween. Gewoon lekker rondstruinen. Op ontdekkingsreis. Niet veel meer. Ze nam het op die ontdekkingsreizen wel van. Uitvoerig verdween alles wat etenswaardig was in de keel. Ze liep elke vierkante centimeter grond af. Op zoek naar vogeltjesvoer, nootjes die gevallen waren of ander lekkers. Aan hondenpoep gaf ze zich niet over, maar verder ging er alles in. Ook dingen waarvan wij dachten dat ze niet te eten waren.
Ik heb haar ook eens niet gevonden bij het zoeken. Dan was helemaal van de aardbodem weggevaagd. Ik fietste dan rond op zoek naar Sientje. De eerste keer was ik helemaal in paniek. ‘Ach, die komt zo wel weer’, zei Inge. ‘Maar de auto’s dan?’ vroeg ik. ‘Ach, dat merken we dan wel weer.’
Ze had ook gelijk. Het had weinig zin je druk te maken. Ze was weg en waarschijnlijk zou ze wel weer terugkomen. Dat gebeurde dan ook. Een klein uurtje later liep ze gewoon de tuin weer in. In het ergste geval bleef ze een uur of drie weg. We waren toen best wel in paniek. Tot mijn verbazing zag ik haar even later weer achter op het pleintje lopen. Ik riep haar en ze liep vrolijk naar me toe.
In het laatste levensjaar, de tijd dat het geheugen het een beetje liet afweten, verdween ze steeds vaker. We vonden haar dan altijd wel weer. Ze keek je dan verdwaasd aan en liep rustig met je mee. Het uitlaten was in het laatste jaar niet veel meer dan een gang naar het pleintje achter, behoefte doen en terug.
Steeds vaker weg
Je moest altijd wel opletten. Ze kon namelijk ineens in totale ontreddering wegrennen. Ik moest haar dan uit de tuin van de buurvrouw halen, waarin ze in paniek naartoe was gerend. Het was niet handig meer om haar los te laten. Het bracht haar alleen maar in verwarring.
Een avond. Een meisje belde aan. Inge was druk met eten koken. Het meisje bracht Sientje terug. Om het halsbandje stonden onze adresgegevens. ‘Nou bedankt hoor’, zei Inge. Druk met andere dingen. We hadden niet eens in de gaten gehad dat ons teckeltje hem gesmeerd was. Het meisje keek haar teleurgesteld aan in de hoop een klein fooitje als bedankje te krijgen. Het ontmoedigde haar niet, want ze heeft haar later nog eens bij ons thuisgebracht. Een dementerend hond gaat ook dwalen.
Op een rennen zetten
Eens bij een logeerpartijtje bij mijn ouders, liet ik haar even snel uit. Misschien handig om haar even los te laten, dacht ik. Ik had haar opgepakt en buiten de poort losgelaten. Ze liep eerst de brandgang in bij mijn ouders achter. Ik riep haar. Ze luisterde niet, maar zette het op een rennen.
In totale paniek holde ze langs mij heen en schoot over het voetpad langs de drukke weg. Het was al donker op die winteravond. Ik rende achter haar aan en riep haar. Het hielp niet, ze ging er juist harder van lopen. Ze kende de weg daar niet, dus ik vreesde dat als ze echt wist te ontkomen, ze zou verdwalen.
Even plotseling als ze was gaan rennen, stopte ze ook. Ze dook ineen. Totaal ontredderd. Ik kon haar makkelijk vastpakken en tilde haar op om haar in mijn armen weer terug naar huis te brengen. Ze rilde van angst en keek mij verbijsterd aan.
Het werkt niet meer, dacht ik. We kunnen niet meer logeren met haar. De onbekende omgeving maakt haar verward. Toch zou het nog een halfjaar duren voordat we de echte beslissing namen.
Lees het vervolg: Weer kamperen »
Abonneer je op de nieuwsbrief en lees elke week een nieuwe herinnering aan Sientje. De nieuwsbrief is geheel gratis en verplicht je tot niets.
[mc4wp_form id=”20905″]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten