Het voorjaar begint eerder dan ooit. Ik heb de eerste merel al horen fluiten. Het was toen ik op de fiets reed naar mijn werk. Ik fietste - hoe toepasselijk ook - door Vogelhorst en hoorde duidelijk hoe de merel floot. Het voorjaar is begonnen.
Als ik gestorven ben
zal in de tuin van dit museum
boven het warrig bladerengedruis
een merel net zo helder zingen
op net zo'n late voorjaarsdag.En ik, ik zal er niet meer zijn
om door dit zingen te vergeten
dat ik moet sterven mettertijd.
Het vergankelijke leven kleeft aan deze woorden. Je voelt de weemoed van de verloren tijd en het gestorven zijn. Het grijpt je in het hart. Je hartspier trekt samen van het verdriet, hier straks niet meer te zijn. Het lyrisch ik gaat verder. Lees door, lees door.
Maar aan de andre kant zal ik
- je weet maar nooit -
veel langer leven dan die vogel.
En als ik toch onder de zoden lig
dan zal mijn zoon nog eens
een merel net zo horen klinken
op net zo'n late voorjaarsdag.
En hij zal weten wie ik was
en ach, een vogel weet van niets.
Dit kan niet meer mis gaan. Uit deze mystieke bubbel kun je nooit meer komen. Hier wellen en vallen tranen. Tot tuiten toe. Niks meer aan te redden. Je voelt je reddeloos verloren. Er is nog één couplet:
Maar aan de andre kant alweer:
als merels aan hun vaders konden denken,
wellicht dat ze dan krasten als een raaf.
Auw, wat doet dit pijn zeg. Je bent helemaal gewend aan het donker. Voelt hoe de melancholie om je heen geslagen is. Dan schijnt opeens het felle licht je in de ogen. Een zoekactie van de politie. Leg neer die tranen!
Kun je er nog wat aan doen? De dichter Jan Eijkelboom uitschelden. Hoe heb je dit kunnen maken! En al het mooi in 1 klap gebroken. Alsof je vindt dat je ook maar een mens bent en al het goddelijke dat je opriep, ter plekke moet verdelgen.
Het is gelukt. En je ziet hem lachen, besmuikt in zijn vuistje. Alsof een mooi gedicht eigenlijk verboden zou moeten zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten