Hij wist niet zo goed waar de cadans van het leven viel. Go with the flow, noemden ze het. Gaan met het ritme dat anderen je opleggen. Elke ochtend op tijd uit bed, de trein in en op weg naar kantoor. De gang door. Hij kende het beeld uit zijn hoofd. Hoe de gang nog donker was. Hij het licht aandeed. Het knopje zat vlak achter de klapdeuren.
De deur openen. Hij graaide in zijn rugzak, het zijvak. De sleutel hing aan een keykoard. Het ging moeizaam. Daarvoor zat het slot te los in de deur. Hij leerde pas veel later het trucje. Je moest de vlakken rond de sleutel met de vingers aandrukken en dan draaien.
Dan het licht in de kamer aan. Hij liep naar het bureau, de computer aan, het raam wijd open. Hij had deze gewoonte overgehouden aan een collega die elke morgen het raam helemaal opende. Zij was allang vertrokken. Het contract was niet verlengd, zoals het hier de laatste jaren gewoonte was geworden. Niemand bleef langer dan de 3 contractperiodes van een jaar.
Hij blies het kantoor uit. De koude wind van de ochtend wuifde de bedorven kantoorlucht uit de kamer. De verwarming voelde warm. De laatste was hem gisteren vergeten dicht te doen. Het kwelde hem. Zonde van de energie, die onnodige hitte.
Hij vulde de waterkoker met water en draaide zich om naar zijn computerscherm. Het vroeg om zijn inlogcode. Hij tikte de onmogelijke codes op het scherm. Dat hij het wachtwoord onthield, zelfs na een vakantie van een paar weken, bleef hem verbazen. Er zat geen naam of ander ezelsbruggetje aan vast. Toch wist hij de onbeduidende tekens, compleet met dollarteken in de juiste volgorde in te tikken.
Het water in de waterkoker kookte. Hij goot het hete water in zijn mok. De aanslag van de thee zat aan de wanden vastgeklonken. Het liet een bruin spoor na dat in de loop van de tijd een steeds egalere kleur had. Het was de flow, waarin hij zat. Als hij het zou schoonmaken doorbrak hij zijn eigen ritme. Bovendien was het binnen een dag weer even bruin. Wat er zit, heb ik niet binnengekregen, dacht hij als troost.
Hij begon te werken. Het mailprogramma zat boordevol mailtjes die nog verstuurd waren na zijn vertrek gistermiddag. Hij kwam vroeg, zodat hij ook vroeg kon gaan. Daarna startte hij het statistiekenprogramma op. Even kijken wat er gisteren gebeurd was. Niet zoveel, zag hij snel.
Het werd koud, het raam moest dicht. Hij ging verder met werken. Aandachtig in de rust. Soms schreef hij een los woordje op in het schriftje dat hij links van zijn toetsenbord had neergelegd. Een gedicht kon zo geleidelijk ontstaan op de flow van het werk.
Hij wachtte tot de eerste zou komen. Tegen negenen. De stoel bleef leeg. De klok tikte verder. Het bleef leeg. Ook de tweede stoel bleef leeg. Nog een uur later tuurde hij naar de deur. Hij keek op de gang. Het was allemaal leeg. Zelfs de schoonmakers bleven weg, terwijl die elke morgen druk aan het werk waren. De enige deur die openstond, was de deur van zijn kamer.
Hij liep terug naar zijn computer en zag dat de halve werkdag voorbij was. Hij tuurde op het scherm, keek nog eens duidelijk: zaterdag stond er duidelijk in zijn agenda. Hij zat zo in de flow, dat het weekend zelfs opging in het ritme van de week.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten