Zo snel als de wereld wit werd, wordt de wereld weer groen en kaal. De grond komt weer in zicht, net als de plassen water. Het park verandert in een grote modderpoel. De paadjes zijn weer zichtbaar en bestaan niet meer uit het spoor voetstappen in de sneeuw.
Op het ijs in de grachten drijft een laagje water. De hemel spiegelt op het natte ijs. Op sommige plekken ligt nog een dun laagje sneeuw dat zich nog niet gewonnen wil geven. Een slee staat op het ijs. De zitting is kapot en een deel van de ijzers is in elkaar gezakt.
De zon schijnt haastig door het wolkendek heen. Soms is een glimp van de lichtbol op te vangen. Maar dan is hij weer snel achter het pak wolken verdwenen. Een echtpaar voert de grote zwanen in het park. Een zwerm meeuwen is niet van het lekkere maaltje weg te houden. Ze schreeuwen in duikvlucht neer op de hompen brood die het echtpaar in de lucht gooit.
Het sprookje is voorbij. Ik weet weer hoe regen voelt en modder dat tegen je broekspijpen opspat. De winter maakt plaats voor een voorjaar waarvan de knop nog zoek is. De nachtvorst loert nog. Net als de regen die genoegzaam valt alsof er niks anders geweest is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten