20 april 2010

Waggelen en dobberen

Ik zit in de lentezon te wachten op een stenen verhoging. Uit het water zwemmen 2 mannetjeseenden, woerden, mij tegemoet. De eerste stapt het water uit, de tweede volgt snel. Ze waggelen naar mij toe. De groene koppen draaien een oog in mijn richting en speuren naar iets te eten.

2 mannetjes

2 mannetjes midden in de lente. In de rest van de vijver is geen eend te bespeuren. Ze hebben elkaar opgezocht en vonden een steun en toeverlaat temidden van het broedseizoen. Het werk – de verwekking – gedaan of juist niet.

Conclusie trekken

De achterste woerd trekt snel de conclusie. Hier valt niks te halen, een dichter aan de waterkant levert prachtige beschrijvingen op en hoogdravende teksten, maar geen broodkorst of ander lekkers. Hij laat zich alweer zakken in het water. Zijn kameraad, want dat word je als je een tijdje zo bevriend met elkaar omgaat, merkt nu ook dat dit een vergeefse zaak is. Ook hij draait zich om en waggelt de meter naar het water terug.

Zeewaardige schepen

Ze hebben mij de rug toegekeerd. Het water accentueert de vorm van de dieren. Als 2 zeewaardige schepen dobberen ze op het water van de vijver. De staarten zwieberen even nerveus heen en weer. Om het water op de staart en de frustratie weg te slaan. Ze zwemmen rustig maar snel genoeg om in een korte tijd uit het zicht te verdwijnen. Achter hen vormt het water 2 golfjes die steeds verder uit elkaar gaan naarmate het tweetal verder van mij af zwemt.

Geen opmerkingen: