De jonge merel kreeg van Doris de naam Pieppiep. ‘Dat zegt hij steeds’, was het argument voor deze keuze. Het diertje voelde zich snel thuis in de boodschappenkrat die we voor hem hadden gemaakt. Het kleedje dat ik erin had gelegd vulde zich al snel met poep. Het bakje water gebruikte Pieppiep niet om te drinken. Hij wachtte rustig met zijn kont in het nat tot de volgende maaltijd.
Elk halfuur krijste hij door het huis en eiste een nieuwe maaltijd op. Een hap was genoeg om hem stil te krijgen, waarna hij de snavel stijf dichthield voor de volgende hap. De uitstraling leek elke voedingronde eigenwijzer te worden. Een mereljong trekt al zo’n verwend smoel, wachtend op een nieuwe maaltijd kijkt hij in de wereld of deze om hem draait. En dat was ook een beetje het geval.
Het grootbrengen van een merel vraagt een huishouden waarbij de hele dag iemand voor hem beschikbaar is. In onze praktijk is dat wat lastig. Daarom hebben we het diertje naar de vogelopvang gebracht. Deze zit een paar straten verder. De vrouw die deze dieren houdt en verzorgt heeft het hele huis volstaan met jonge vogels.
Zeker in het voorjaar is het een komen en gaan van vogelkuikens. Gevallen uit het nest, verstoten door de ouders of opgejaagd door kat en ekster. Pieppiep kreeg een plekje en zal met een week groot genoeg zijn om het zelf te redden in deze grote boze wereld. Of hij dan wat minder eigenwijs de wereld inkijkt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten