De ochtend is eerder opgestaan dan ik. De klok is een uur verschoven. De mensen leeft weer bij de tijd, de tijd van de natuur. Het voelt wakker. De wereld is bevroren. Op de houten brug ligt een dikke laag rijp. Op de lopen plekken is het gras wit. De bladeren liggen stijf op de grond. Ze ritselen niet meer onder de hondenpootjes, maar kraken zachtjes.
De zon verovert trots het bevroren landschap. Mijn schoenen glijden lichtjes over het asfalt. Ik pak het volgende bruggetje. Dikke wolken dampen uit het water op. De zon schijnt op de reling. De rijp dampt omhoog. Het is een schouwspel van vervliegende waterdamp. De damp vermengt zich met de dikke wolken uit het water.
Ik loop het laantje in. De zon schijnt door de kale takken. De bomen hebben al het blad verloren. Dan duik ik de hoek om en tuur het andere park in.
De zon schijnt op het bevroren gras. Mist wolkt omhoog. De nieuwe dag wint terrein. Het licht kleurt alle toonaarden. In het park begint een kleurensymfonie te spelen. Daar zet ik mijn treden in het witte gras. Vooruit dwars door de nachtvorst. Op weg naar een mooie dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten