Met een glimlach las ik laatst in Oliver Sacks' Companion de theorie dat de twaalfde eeuwse non aan migraine leed. Onzin van een hedendaagse wetenschapper die de geheimen van de mystici probeert op te lossen, dacht ik.
Toen ik de plaatjes uit een Middeleeuws manuscript van Hildegards Scivias (opgetekend in Bingen rond 1180) zag, was ik echter direct overtuigd. Gelukkig heb ik niet dagelijks migraine, hooguit één of twee keer per jaar, en ik herkende de plaatjes onmiddelijk. De trillende lijnen, de cirkels, de sterren en zelfs de engelen in het hemelse Jeruzalem, ik wist wie ze waren.

Direct na mijn ontdekking bladerde ik door de Visioenen van de Brabantse mystica en dichteres, de Brabantse Hadewijch. Al snel stuit ik ook hier op de 'oghen swerde al vol vieregher vlammen. Hare voeren uten monde blixenen ende dondere'. Niet veel anders dus.
Of Hadewijch in 1240, ruim zestig jaar na de dood van haar Bingense collega-non en -dichteres, zich liet inspireren door haar voorgangster of ook aan koppijn leed, is gelukkig een geheim. In het voorwoord van mijn uitgave gaat Frank Willaert helaas niet in op dergelijke theoriën. Dat is jammer, want hij laat een uitgelezen kans liggen tot een herinterpretatie van het werk van Hadewijch.
Tot slot, omdat ik geen afscheid kan nemen van Hildegard von Bingen, heeft ze prachtige liederen geschreven. Muziek en taal vloeien hier wonderlijk mooi in elkaar over. Ze zijn het mooiste om te horen op een koele nazomeravond in een heel grote kerk, waarbij dag en nacht elkaar zoenen in de schemering. De ervaring die ik jaren geleden had met Cercamon in de Leidse Pieterskerk behoort tot mijn mystieke ervaringen. Dan zwijg ik nog over de improvisaties van Bert Matter op sommige liederen op het Hagerbeerorgel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten