Het pluist weer buiten. Ik loop door het park en zie de pluisjes aan weerszijden van het pad. Opgewaaid tegen de grasrand. In het gras zelf liggen de pluisjes van de populieren als de blote billetjes van het bonengerecht.
In het water van de gracht drijven de pluisjes. Een eend doet zich tegoed aan de zaadjes die op het water drijven. Soms betrap ik ook een musje die knabbelt aan het kleine puntje dat ergens in het pluisje verborgen ligt.
Verder sneeuwt het pluisjes. Elke windvlaag is genoeg om een winterse bui te laten neerdwarrelen. Alleen zwieren de pluisjes veel luchtiger op dan de dikke hagelstenen of volle sneeuwvlokken van de winterse bui.
Wat verderop betrap ik een hele tak langs het pad. De pluizen zijn de boom teveel geworden. Samen met de harde windstoten van gisteren is de tak naar beneden gekomen. Aan de takken bengelen de boosdoeners: volle bollen waaruit de pluisjes groeien. In kleine porties laat de boom ze los. Op zoek naar verse grond voor het nageslacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten