De zon lokt ons naar buiten. We gaan even een rondje fietsen op deze heerlijke middag. Al fietsend merken we wel dat de wind wat tegen ons blaast, maar daar trappen we moedig tegenin. Niet elke tegenwind is een tegenslag.
Ik geniet van de mooie luchten, het spel van de wolken met de zon en de kale bomen waartussen het licht stroomt. De wind in de ogen maakt het beeld soms nog iets troebeler. En zo komen ze aan je voorbij: de konijntjes op het industrieterrein, de hoogspanningsmasten die overal opdoemen en het verkeer dat verderop raast.
We zwerven wat rond tot ik op het idee kom om even langs de schaapskooi te rijden. Misschien zijn er lammetjes, vertel ik Doris. Ze wordt enthousiast. Dat wil ze wel zien. We kruipen door het gangetje onder de snelweg. Nuon adverteert dat ze de donkere gang tot de lichtste onderdoorgang van Almere hebben gemaakt. De snoepkunstenaar heeft alles opgevrolijkt met snoeppapiertjes op de betonnen wanden.
De schapen in de schaapskooi hebben nog niet gelammerd. Het kan elk moment gebeuren. De drachtige schapen hebben dezelfde uitstraling als hoogzwangere vrouwen. Moe van het gewicht dat ze bij zich dragen. Ergens zijn ze het helemaal zat. Laat het maar komen, lijken ze te verzuchten.
Een heel breed schaap weet geen raad met haar poten. De achterpoten gaan de hele tijd op en neer. Een ander schaap dat een plekje heeft gevonden in het hooi, is rustig aan het herkauwen. Onderwijl zie je de lammetjes in haar buik bewegen. De bult verschuift iets naar voren.
Doris vindt de klimtoestellen buiten veel interessanter dan de herkauwende schapen. Een jongetje die overal commentaar op heeft, zit in de grote schommel en laat zich heerlijk heen en weer schommelen terwijl Doris het gevaarte steeds harder laat slingeren.
Als de schapen lammeren, mag je niet meer naar binnen. Dan moet je door het raam naar binnen kijken. We nemen ons voor volgende week zeker nog een keer een kijkje te nemen. Binnen breien vrijwilligers de wol op van de geschoren dames. Speciaal voor de hygiƫne zijn de schapen geschoren voordat ze gaan lammeren.
We rijden nog even naar de uitkijktoren van Utopia. Gewoon omdat we er nog even zin in hebben. Doris neemt niet de trap, stapt als een heuse spin tussen twee touwen door naar de overkant. Voorzichtig en behoedzaam. Alleen haar vader vreest het ergste. Zeker als in het midden de koude wind haar doet slingeren en ze elk moment in de sloot kan vallen.
Maar ze brengt het tot een goed einde. We lopen naar de uitkijktoren. Wat zou er met de toren gebeuren als hier straks de Floriade verrijst. Het terrein oogt verwaarloosd. We moeten over allemaal takken en stukken metaal stappen om in de toren te komen.
We klimmen omhoog en genieten boven weer van het uitzicht. In het Weerwater dobbert een koppeltje eenden en wat verderop krijst een meerkoet over het water. Verder spiegelen de wolken in het wateroppervlak. Wat verderop heeft de wind vat op het water en maakt ze golfjes.
Beneden valt de schaduw van de uitkijktoren over het gras en duikt daarna in het water. Een groepje mensen loopt langs de waterkant in de richting van een boodschappenwagentje dat in het water ligt. De waterkant oogt modderig en de eenden raken steeds verder van de kant, dieper het Weerwater op.
Als we weer naar beneden gaan, telt Doris de treden. We zijn er bijna en raken bijna de tel kwijt. Zeker ook omdat een groepje mensen zeer luidruchtig ons tegemoet klimt. We komen op 107 treden en stappen weer over de metalen plank en komen buiten.
Terug neemt Doris niet de touwbrug, maar stapt over het houten bruggetje naar de fietsen. We rijden even later weer lekker naar huis, halen een hond in en kijken vanaf de waterkant naar het stadshart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten