Het boek lag ergens bij de dagboeken en autobiografische geschriften in de bibliotheek. De val heette het. Voorop een foto van twee hoge torenflats en een breed fietspad loopt de bladzijde omhoog.
Onmiskenbaar zo’n nieuwbouwwijk in Amsterdam. Waarschijnlijk de Bijlmer. Op het fietspad rijden twee brommers. Iets verderop ligt een jas of plastic tas. De foto duidelijk genomen vanuit een andere torenflat. Het beeld deprimeert en dat intrigeert mij weer. Net als de twee olifantenpaadjes die mooi evenwijdig van onder de pagina naar omhoog komen.
En dan is er die eerste alinea, geschreven op 11 februari 1990 die je gelijk naar binnen trekt.
Ik zit hier bijna twee maanden. De heer Van M. probeert de hele dag uit zijn rolstoel te komen, waarin hij zit vastgebonden; de heer J. morst en kliedert, slaapt en rookt scheefgezakt in zijn rolstoel; de heer S. vertelt elke ochtend dat hij aan zijn heup geopereerd is (dat zijn we allemaal) en ouwehoert; de heer Sch. klaagt over pijn (die hebben we allemaal) en ouwehoert schreeuwend. En nu heb ik het nog niet eens over de heer G., die is weggelopen. Hoe ben ik hier verzeild geraakt. (5) |
Tegen zo’n begin is geen kruid opgewassen. Dat wil je verder lezen. Hier is een rasverteller aan het woord met een adembenemende stijl. Het is de beroemde vertaler van Portugese en Braziliaanse poëzie, Fernando Pessoa en Carlos Drumond de Andrade, namelijk August Willemsen. In het verhaal meneer Willemsen of meneer Willems.
Ik vond het boek in de bibliotheek las de eerste stukken, maar legde het weer terug. Nee, niet nu. Later. Het nam mij teveel mee en ik moest veel andere boeken lezen. Ik zette het boek terug. Het boek viel bijna uit elkaar van ellende en veelgelezen.
August Willemsen: De val. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeiderspers, 1991. Privé-domein nr. 177. ISBN: 90 295 5744 3. 178 pagina’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten