In de roman De bidsprinkhaan van André Brink speelt de bidsprinkhaan een hoofdrol. Het dier is voor de Khoikhoi de heraut van de voorspoed, vertelt de verteller in Brinks roman. Als na Kupido Kakkerlaks geboorte een bidsprinkhaan op het vormeloze pakketje zit te bidden, kan er niets anders dan een wonder gebeuren. Het kind is niet dood, het kind leeft!
Vanaf dat moment vergezelt de bidsprinkhaan hem. Telkens als het dier op het toneel verschijnt, gebeurt er iets bijzonders. Dat gebeurt het hele verhaal. Bijvoorbeeld als hij op de bok bij de verhalenverteller Servaas Ziervogel zit onderweg door Zuid-Afrika:
tussen hen in op de bok, precies in het midden, hoog op zijn voorpootjes biddend samengevouwen, oogverblindend groen en een bidsprinkhaan. Dat is het teken waarop hij heeft gehoopt. (59) |
In het tweede deel van De bidsprinkhaan is de zendeling James Read de verteller. Hij is zich zeker bewust van de betekenis van dit diertje voor de Khoikhoi, maar hij krijgt een wijze les van Kupido. Een bidsprinkhaan hoort wel buiten en niet binnen, hoort de Britse zendeling van Kupido:
‘Een bidsprinkhaan is net als een ster, zijn plek is buiten. Als hij naar binnen komt, gebeurt er allerlei slechts.’ (215) |
De bidsprinkhaan als troost en rots in de branding. Het hele boek door vergezeld dit heilige diertje Kupido Kakkerlak. De twijfel slaat dan ook bij Kupido toe als hij een ezelswagentje op hem af ziet komen vanuit de verte. Een zwarte man in witte kleren zit op de bok.
Naast hem op de bok zit rechtop en hooghartig een groene bidsprinkhaan. Zit hij daar echt of is het iets waarop je je in het felle licht kunt verkijken? (278) |
Het is voor Kupido een teken aan de wand. Dat de bidsprinkhaan er niet meer zit als hij meegaat, is niet erg. Ze hebben hem niet meer nodig, het teken is voldoende.
André Brink: De bidsprinkhaan. Oorspronkelijke titel: Praying Mantis. Vertaald door Rob van der Veer. Amsterdam: Meulenhoff, 2004. ISBN: 90 290 7760 3. 288 pagina’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten