Wie bedriegt wie en ben je eigenlijk medeplichtig als je iemands alibi verzorgt? Het zijn de vragen die Henk Hofland in zijn roman De Alibicentrale behandelt. Het boek verscheen in 1990. Een jaar eerder publiceerde Hofland het onder zijn pseudoniem S. Montag in NRC Handelsblad als feuilleton.
Het verhaal bevat zeker die spanning zoals een feuilleton bezit. De spanningsboog strekt zich binnen één hoofdstuk over naar de volgende om de lezer warm te houden om verder te lezen. Dat gebeurt zeker ook in De Alibicentrale. Al vermeldt de verantwoording dat de roman een grondig herschreven variant is van het eerder verschenen boek.
In De Alibicentrale bedenkt de hoofdpersoon Kapee een nieuwe vorm van dienstverlening: een alibi verzorgen voor mensen. Het gebeurt als hij gezellig met vrienden op het terras zit op één van de laatste warme dagen van het jaar. Zijn vriend heeft een verplichting die avond en wil er niet heen. Daarom regelt Kapee wel even zijn handtekening bij de vergadering.
Al zittend op het terras krijgt De Alibicentrale vorm en Kapee voegt de daad bij het woord en plaatst een advertentie in de krant. Wonderwel komt er een reactie op en hij verzint voor een dame op stand een alibi. Zij is voor een paar dagen in Brussel terwijl hij een verblijf in Zutphen voor haar verzint.
De lezer voelt feilloos aan dat het ergens moet mislopen. Alleen is het de vraag waar en hoe. Dat zijn vooral de redenen om verder te lezen. Je ziet hoe Kapee langzaam wegzakt in zijn eigen idee. Hij zou er verstandig aan doen om een alibi voor zichzelf te regelen in plaats voor anderen. Dat uiteindelijk zijn eigen alibi ontdekt wordt, betekent zijn ondergang.
S. Montag (pseudoniem van Henk Hofland): De Alibicentrale, Een sprookje voor bedriegers. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker, 1990. ISBN 90 351 0795 0. 200 pagina’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten