10 februari 2015

Haiku

image

In het gedeelte over de poëzie als taalspel, haalt Johan Huizinga in Homo ludens de Japanse haiku aan. Hij noemt het hai-kai, maar de vorm van drie dichtregels met achtereenvolgens vijf, zeven en vijf lettergrepen komt helemaal overeen met wat nu de haiku heet.

Volgens Huizinga is de haiku ontstaan uit een spel met de taal. Dichters borduurden voort op het gedicht dat de voorganger had voorgedragen:

Oorspronkelijk moet ook hai-kai een spel zijn geweest van kettingrijmen, waarmee de een begon en de ander moest voortzetten. (162)

De haiku sluit goed aan bij andere Aziatische dichtvormen als de djawab in Java en de pantoen uit Maleisië. Beide vormen zouden terugvallen op de inga foeka uit Midden-Boeroe. Deze beurtzang is

een wisseling van strofe en tegenstrofe, zet en tegenzet, vraag en antwoord, uitdaging en betaaldzetting. (160)

Zoiets zie je ook terugkomen bij sommige psalmen in de bijbel, die duidelijk in beurtzang worden gezongen. Het geeft poëzie iets speels. De hedendaagse rappers spelen dit spel en de strijd van poëzie op een moderne wijze met hun voordracht.

Huizinga zou het spel ook in de hedendaagse cultuur nog overal terugvinden. Hij gebruikt een heel hoofdstuk om op de relatie tussen poëzie en spel te wijzen. Hij doet dit met veel overgave. Zo haalt hij Paul Valéry aan:

Wie met Paul Valéry de poëzie een spel, het spel met woord en taal noemt, bezigt niet een overdracht van betekenis, maar treft de diepste zin van het woord poëzie zelf. (172)

Om te besluiten met een vergelijking tussen het gedicht en de raadselwedstrijd, die hij eerder aanhaalt als illustratie bij de haiku.

Zoals de raadselwedstrijd wijsheid voortbrengt, zo baart het poëtisch spel het schone woord. (173)

Poëzie is een spel met beelden en geeft een taal die niet iedereen verstaat, maar die van een ongekende pracht is. Dat geldt eigenlijk voor alle dichtvormen, ook als de poëzie opzettelijk tegen andere poëzie is geschreven. Hiermee raakt Huizinga de kern van het dichterschap: de speler van het woord.

Johan Huizinga: Homo ludens, Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur. Pandora Pocket, 1997 [1938], naar de uitgave zoals die bij H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V. in 1951 is verschenen. 288 pagina’s.

Geen opmerkingen: