Ik kijk uit het raam en zie tot mijn verbazing een kinderwagen bij het fietspad staan. Een vrij nieuw exemplaar. In elk geval hipper dan de kinderwagen waar ik achter liep als jonge vader.
Bovenop het liggedeelte ligt een plastic tas met een vage inhoud. Je kunt niet zo goed zien of er nog iets onder ligt. Een kind? Je moet er niet aan denken. Een passant loopt langs de kinderwagen maar kijkt er verder niet in. Het lijkt ook of er inderdaad geen leven in zit.
Maar je hoort van die rare verhalen. Van een kind dat ergens in een ondergrondse container wordt gevonden of andere eigenaardige manieren van jonge ouders om hun kroost aan de wereld toe te vertrouwen.
Mijn burgerplicht lokt mij naar buiten. Ik ga maar met de honden, loop langs de kinderwagen. Geen verdachte bewegingen, geen geluid. Onder de plastic tas zit niks en in de plastic tas zelf zie ik een snoer en ander afval zitten.
Geen kind. Gelukkig.
Ik vertel het aan Inge die begint te lachen. ‘Ik zag hem vanmiddag al staan en ben er even langsgelopen. Ook omdat ik een kind hoorde huilen. Ik keek, maar zag niks. Het gehuil kwam ergens anders vandaan.’
Zo zijn de hele dag al mensen wezen kijken in de kinderwagen. En allemaal dachten ze aan die vreselijke verhalen, keken in de wagen en vonden slechts een afvalzak.
Geen kind. Gelukkig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten