Alles is weer opgedroogd als we inpakken op boerencamping De IJsselhoeve in Hattem. Alleen de witte vlakken van de buitentent zijn nog niet gedroogd. De lichte kleur weerkaatst de warmte en voorkomt daarmee dat het vocht aan de binnenkant verdampt.
Daarom neem ik de witte vlakken af met een stukje toiletpapier voordat ik de buitentent afbreek. De binnentent ligt dan al lang en breed opgevouwen klaar. Je merkt aan het eind van zo’n weekje trekken en in totaal 5 keer opzetten en afbreken dat het proces steeds sneller en vloeiender verloopt.
Al vind ik de Coleman-tent niet echt een geweldige tent. De herinneringen aan de simpele iglo-tentjes van V&D zijn veel positiever, maar de Coleman staat snel en lijkt redelijk stevig te zijn. Wel is de gebruiksaanwijzing bij de tent summier. Misschien zet ik hem helemaal verkeerd op.
Voor vertrek nog een heerlijke kop koffie gemaakt op Indonesische wijze: een bakje tubruk. Je laat wat koffie op de bodem van je mok vallen, giet er kokend water op en laat de smurrie even trekken. Dan draai je een paar keer met de onderkant van een mes in de mok en is je heerlijk koffie klaar.
Let wel op wanneer je de laatste slok neemt. Hoe dichter je bij de prut komt, hoe intenser, maar als je te dicht op de prutlaag komt, willen de korrels in je mond komen. Niet lekker en dan is veel van het voorgaande plezier verdwenen. Ook hierin heb ik na een weekje fietsen weer behendigheid gekregen.
We stappen op de fiets en rijden naar het nabijgelegen Zalk. Ik ken het vooral van de beroemde inwoonster Klazien. Zij kon smakelijk op de televisie vertellen hoe je allerlei kwaaltjes kon verhelpen met producten uit de natuur.
De vorm van kerk en toren van Zalk lijken de inspiratie te zijn geweest voor het beroemde winterlandschap van Hendrick Avercamp dat in het Rijksmuseum hangt. Zo fietsend door het dorp valt weer op dat een kerk niet altijd omringd hoeft te zijn door huizen. De huizen staan een beetje versnipperd in het dorp. De landbouwactiviteiten worden ook midden in het dorp gepleegd.
We rijden rechtdoor naar het Zalker veer. Het is een kleine boot in de vorm van een flink vlot. Je kunt aan de bel klingelen als de veerman niet in de buurt is. Wij treffen het. De veerman zet juist 2 fietsers over van de overkant naar ons. De veerpont vaart niet rechtstreeks naar de andere kant zoals de grote veerponten dat wel doen.
We mogen aan boord. We stappen aan boord met 2 bijdehante fietsers. Eerder gooide de man een afvalzakje in de wagen van de vuilnisman die de prullenbakken in het buitengebied leegt. Hij zegt daarna tegen de vrouw dat hij per ongeluk de boterhammen heeft weggegooid. ‘Dat meen je niet’, zegt de vrouw geschrokken.
Aan boord van de veerpont merkt de man op dat dit de Gelderse IJssel is, want er zijn er meer. De vrouw giechelt als een verliefd meisje en kijkt ook zo naar de man. De veerman interesseert het verhaal van de 2 anderen niet. Hij vraagt waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan.
Tegelijk overhandigt hij ons de kaartjes. Hij gaat met ons van boord en wenst ons een goede reis en loopt mee omhoog. Als we boven staan, gaat de bel aan de andere kant van de rivier. Er staan weer mensen klaar die overgezet willen worden.
De route aan deze kant van de IJssel maakte ik zo’n 15 jaar geleden bij een rit van Dieren naar Giethoorn. De afstand viel mij toen vies tegen en helemaal afgemat arriveerde ik bij het vakantiehuis van een vriend zijn opa. Het is veranderd. De fietspaden zijn breder en de dijkhellingen staan vol met fraaie bloemen.
Het lijkt of het natuurbeleid zijn vruchten afwerpt. De bijnaramp in 1995 heeft het besef voor een goed dijk- en rivierbeheer goedgedaan. Het kost wel veel tijd om daar de eerste uitwerking van te zien. Nu zie ik hoe langs de rivier flinke uiterwaarden de rivier en natuur de ruimte geven. Tussen de wilgen zijn veel vogels te vinden. In de weilanden zie ik ooievaars.
Kampen zien we liggen als we door Wilsum fietsen. Voor een boerderij zitten 2 mannetjes aan een pilsje. Het is nog voor het middaguur. Wij rijden verder door in de richting van Kampen. De Bovenkerk rijst hoog boven de huizen uit. Het geeft de stad zijn bijzondere karakter. Al hebben ze geprobeerd het met de hoge brug en zijn pijlers teniet te doen. Dat is maar ten dele gelukt want als je goed kijkt zie je een bijzondere oude stad.
Doris vindt het geweldig om de stad vanaf de overkant binnen te rijden. Ze geniet als we over de Stadsbrug de binnenstad inrijden. Hoog in de Nieuwe Toren hangt een koe. Het refereert naar een Kamper ui, een volkslegende die vertelt hoe een koe werd opgetakeld om het gras op de omloop weg te grazen.
Wij sjezen met grote snelheid door de binnenstad. Bijna omvergereden door even haastige tegenliggers. Bij bakker Vermeij halen we broodjes en saucijzenbroodjes voor de lunch. Dan gaan we onder de iets verderop gelegen Cellebroederspoort door en zijn de binnenstad alweer uit.
Het is nog een aardig eindje fietsen om in Flevoland te komen. In tegenstelling tot wat mijn oude fietskaartatlas beweert, is hier nu ook een netwerk van fietsknooppunten aangelegd. Wij gaan het Revebos in en gaan op het eerste bankje dat we tegenkomen lunchen.
Iets voorbij het lunchbankje gaat de Hanzespoorlijn de grond in om aan de overkant van het Drontermeer weer omhoog te komen. De tunnel kwam al vrij snel na de bouw in opspraak. De hele Hanzespoorlijn is geschikt om met 200 kilometer per uur door te razen. Alleen de tunnel is te laag en smal geconstrueerd om met deze snelheid erdoorheen te rijden. Daarom remmen de treinen af tot 120 kilometer per uur om de ergste druk op de oren van de treinreizigers te beperken.
Wij rijden over het spiksplinternieuwe fietspad dat Prorail heeft laten aanleggen als doekje voor het bloeden. Het verbaast mij dat het fietspad helemaal omgeleid wordt als een weg de spoorbaan en het fietspad doorkruist. Zo fiets je bijna een halve kilometer extra. Waarom kon er niet een klein tunneltje worden aangelegd voor de fietsers. Het werkt frustrerend zeker met de harde polderwind die hier altijd waait.
Want dat ontdekken we al snel, zeker voorbij Dronten dat fietsen in de polder frustreert. De ellenlange wegen die kaarsrecht het polderlandschap kruisen. Weinig kruisingen, vrijwel geen slingerpaadjes en nergens bankjes. Het draagt niet bij aan een fietsvreugde. We merken aan de lange Rietweg dat de bomen weliswaar veel zon tegenhouden, maar de wind raast tegen ons in. Zo doen we bijna anderhalf uur over 10 kilometer.
Het grote voordeel is dat we onderweg vrijwel geen tegenliggers of inhalers tegenkomen. We kunnen zelfs zonder problemen naast elkaar rijden op het brede fietspad. Hooguit nadert een gehaaste wielrenner ons bellend van achteren. Het moet hier een goede plek zijn om te trainen voor de wielersport.
Verder bij het Larserbos leiden de bordjes ons keurig om het bos heen. Geen bankje te vinden. Daarom klappen we onze campingstoeltjes maar uit en houden daar even pauze. Op de Vogelweg zit het iets meer mee. De uitgestrekte korenvelden hebben hier zelfs iets van heidevelden. Dan ligt bruin niet zo ver van de paarse heidestruiken af.
Bij het Knarbos mogen we afslaan om over de Knardijk de rit naar huis te vervolgen. Het is 4 kilometer om zegt het bordje, maar om de rit door te rijden over de kilometerslange Vogelweg is het laatste waar we zin in hebben.
Een rit over en naast de Knardijk is een belevenis. We hebben de wind in de rug en zien aan de kanten mooie bloemen groeien. Grote combines halen het koren binnen en boven ons vliegt een deltavlieger op zijn motortje. Ik dacht eerst dat het een drone was.
Bij de Oostvaardersplassen fietsen we weer door wilgenbos. De storm van 2 weken geleden heeft hier flink huisgehouden. Wat een enorme hoeveelheid bomen zijn hier met kluit en al omver geworpen. Het geeft de waterkant langs de vaart iets tropisch. De hoge boomwortels lijken zo te verwijzen naar de weggespoelde aarde van een buiten de oevers getreden rivier in het regenwoud.
Hier rijden we op bekend terrein. 3 jaar geleden fietsten we vanuit de andere richting naar Lelystad. Nu rijden hier 2 volleerde fietsvakantiegangers op weg naar huis. Wat een genoegen om zo dicht bij huis te zijn.
Aan de waterkant van de vaart die ons nu al vergezeld sinds we de Knardijk hebben verlaten, genieten we onze laatste korte pauze. Even op adem komen, want vandaag hebben we veruit de langste afstand van de vakantie gereden. We voelen het in de benen en in de kont. De laatste lijkt wel van hout en stribbelt bij iedere trap tegen.
De hemel lijkt vandaag op zijn mooist. Ik geniet van de regenboog in de hemel en gespiegelde zon aan weerszijde van het hemellichaam. Het laat het einde van een mooie zomerdag zien. Bij het centrum piept de zon precies tussen de hoge gebouwen door.
Inge staat al klaar om onze binnenkomst te filmen. De bami is snel warm en de verhalen komen net zo snel los. Met een weekje fietsen maak je veel mee. Zoveel meer dan je in een blogje kunt opschrijven. Misschien is het daarom zo leuk om een weekje door Nederland te fietsen.
En zo pratend komen de ideeën los. Volgend jaar fietsen naar Twente. Misschien neem ik Wilmink mee onderweg. Een ander fietskarretje of andere fietsen? We hebben weer veel geleerd op de fiets door de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. Van elkaar en van het bijzondere Nederlandse landschap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten