Het gebeurde in het holst van de nacht. Ik werd wakker en voelde een opgeblazen maag. Het deed pijn, maar ik voelde het niet goed genoeg. Ik sliep nog half en probeerde mijn lichaam weer in het gareel te krijgen. Het lukte niet.
Ik was misselijk, dat merkte ik wel toen ik naar het toilet liep. Daarna probeerde ik weer te gaan slapen. Het lukte niet. Ik bleef wakker en voelde hoe de omgeving rond mijn borstkas protesteerde. Als ik maar niet hoef te kotsen, dacht ik. Ik heb een hekel aan kotsen.
De poging om beneden te gaan zitten hielp weinig. Het slok water dat ik had opgedronken, klotste in mijn maag en maakte mij nog misselijker. Dan verheugde ik me stiekem op het moment dat het eruit zou komen. Dan was ik er vanaf. Ik proefde wel de zure smaak in mijn mond. Dat zou gaan gebeuren.
Het moment kwam er. Ik kon nauwelijks blijven staan, moest even van de inspanning op de rand van het bad gaan zitten. Het was vies. Ik hoopte dat het snel zou stoppen. Maar er komt altijd meer uit dan je denkt.
Opgelucht dutte ik wat later weer in. Wel proefde mijn mond heel zuur. Het leek of er nog wat achter de huig was blijven steken. Toch belette het mij niet om lichtjes in slaap te vallen. Tot ik wakker werd van rochelende geluiden in de kamer naast mij. Ik vloog uit bed, greep een emmer en wist op tijd de boel op te vangen.
Een opluchting na de opluchting.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten