De Chinees was zondag heerlijk geweest. De saté heerlijk mals. Al was het niet de kipsaté die we eigenlijk, wilden maar varkenssaté. We hadden de borden volgeschept en helemaal leeggegeten.
Meestal had je al spijt van de afhaalchinees als je de eerste hap naar binnen werkte. Nu smaakte het zelfs nadat het bord leeggeschraapt was, nog goed. Niet die overtollige ve-tsin, maar een heerlijke nasmaak. Wat was dat heerlijk geweest.
Die maandag zou het vervolgdeel komen. Deze Chinees stond er bij ons om bekend dat ze ook de dag na het afhalen nog heerlijk was. De witte bakjes gingen de magnetron in. ‘Kijk ze passen er allemaal tegelijk in’, zei ze nog trots. De boel draaide terwijl zij de tuin in gingen voor de sla.
Het apparaat piepte dat het klaar was. De deur van de magnetron ging open. Het bleef even stil. ‘We gaan vanavond geen Chinees eten.’ Ze deinsde naar achteren. ‘Wat is er dan?’ ‘Kom dan kijken. Dit wil jij niet eten.’
Hij liep naar het apparaat en keek in de bak. ‘Wormen‘, zei ze. ‘Er komen wormen uit de saté.’ Aandachtig keek hij in de bruine smurrie en zag hoe kleine beestjes eruit krioelden. ‘Dat hoef jij ook niet’, zei ze er overbodig bij.
Hij keek nog eens aandachtig naar de huidkleurige beestjes die door het bruine landschap kropen. Hadden ze dit gisteren gegeten, dacht hij. Hij voelde hoe bij zijn keel een luikje dichtging. De rest van de avond kreeg hij geen hap meer door zijn keel. Net als de rest van de familie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten