Na het lezen van Redmond O’Hanlons Congo en Dark Star Safari van Paul Theroux pakte ik er Joseph Conrads Hart der duisternis weer bij. Ik las het tijdens mijn studie voor een college over koloniale literatuur. Het boek behoort tot de klassiekers van de Engelstalige literatuur.
Zoals vaker gebeurt levert de koloniale literatuur een klassieker op voor de hele literatuur. Hetzelfde is in Nederland het geval bij de Max Havelaar en Stille kracht. De confrontatie met de andere cultuur vraagt een nieuwe manier van kijken naar jezelf en de ander.
Veel Afrika-reizigers koesteren een grote liefde voor Conrads Hart der duisternis. Misschien dat de verwoording van de angsten hen aanspreekt. Mogelijk de verhaallijn van de observerende kapitein Marlow. Of de brute daden van meneer Kurtz, zodat je je afvraagt wie de wilde is. Zo wordt het boek meer dan een koloniaal boek. Het grijpt tot in de diepste zielenroerselen van de mens.
Ik heb de vertaling van Bas Heijne gelezen. Een boeiende vertaling die volgens de vertaler zelf het midden houdt tussen vrij en letterlijk. Een vertaling zoals het moet.
Het verhaal begint op een schip dat in de monding van de Theems ligt. Charlie Marlow zit daar met een groepje mannen op het dek. Ze wachten op een gunstige wind. De zee verbindt de heren. Terwijl ze zo de zon in de zee zien zakken, begint Marlow te praten over zijn ervaringen in Congo.
Hij krijgt een aanstelling als schipper op een rivierstomer, maar bij aankomst blijkt de stomer op de bodem van de rivier te liggen. Hij probeert hem weer te repareren, maar de noodzakelijke materialen – klinknagels – ontbreken. Terwijl hij eerder op zijn reis overal klinknagels zag liggen, zijn ze hier nergens te vinden. Hij legt zich erbij neer.
Verderop in het boek vaart hij op de rivierstomer. Hoe hij tot deze daad is gekomen, blijft achterwege. De vaartocht voert naar de buitenpost van meneer Kurtz. Overal heerst de dreiging. Zeker als ze vanaf de over worden aangevallen door wilden.
Dat eigenlijk Kurtz achter deze aanval zit en deze despoot een hele greep van die wilden in bedwang heeft, blijkt later pas. De schedels rond zijn verblijf getuigen van zijn daden:
Ze zouden nog meer indruk gemaakt hebben, deze hoofden op de staken, als ze niet met hun gezichten naar het huis toegekeerd hadden gestaan. Slechts één ervan, degene die me als eerste was opgevallen, keek mijn kant op. (102) |
Als hij tevergeefs de zieke Kurtz uit de rimboe haalt, bezoekt hij later Kurtz’ verloofde en verzint zijn laatste woorden omdat de waarheid te hard is. Dat terwijl het voor Marlow een raadsel is wat Kurtz nu eigenlijk precies van beroep was:
“Hij had het in zich om heel groot te worden,” zei de man, die geloof ik organist was, met sluik grijs haar dat over een vettige jaskraag viel. Er was voor mij geen reden om aan zijn woorden te twijfelen en tot op de dag van vandaag kan ik niet zeggen wat Kurtz’ van beroep was, of hij er ooit wel een had – en welk van zijn talenten het grootst was. (128) |
Het zo blijft het verdere leven van deze schurk een groot raadsel en lukt het de verteller Marlow niet om de schurk een menselijk gezicht te geven. En juist dat is de kracht van het verhaal, het ontbreken van een waardeoordeel van de verteller Marlow. Hij vertelt alleen maar het verhaal over zijn zoektocht naar Kurtz en daarbij verhaalt hij over de diepe, rauwe kant van de mens.
En dat verklaart de liefde voor het verhaal zoals reizigers als Redmond O’Hanlon en Paul Theroux dat hebben. Het lukt mij nog niet helemaal door te dringen in het verhaal. Waarschijnlijk is dat de kracht van Joseph Conrads roman.
Joseph Conrad: Hart der duisternis Oorspronkelijke tekst: Heart of Darkness. Vertaling en nawoord Bas Heijne. 2e druk. Uitgeverij Contact (Pandora Pocket), 1997. ISBN 90 254 5725 8. 144 pagina’s.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten