Bij het koffiedrinken vanmorgen ontdekte ik ineens een eksternest in aanbouw. Ik zag een ekster aanvliegen met een lange, dunne tak in zijn bek. De vogel kon zich nauwelijks in balans houden. De wind dwong hem tot allerlei capriolen waarbij de ranke tak in zijn bek van bijna een halve meter horizontaal bleef. Het dier leek meer op een koorddanser dan op een serieuze vogel.
De ekster vloog in de boom die aan de andere kant van de gracht staat. Ik tuurde en zag hoe hij de dunne tak reeg in een web van takken. Hier werd een nest gebouwd. Toen even later een andere acrobaat aanvloog met een even dunne en lange tak in de bek, was ik overtuigd: het werd een nest gebouwd. Een eksternest.
Ik heb een hekel aan eksters. Ze doden moedwillig jonge vogels. Ze benutten elke mogelijkheid aan om een jonge merel, een musje dat net uit het ei gekropen is of eendenkuikentje bij de kladden te grijpen. Overlevingsdrift, het hoort bij de natuur. Een moordende ekster is zeker natuurlijker dan een dikke huiskat die een koolmeesje grijpt. Maar toch de jonge dood is nooit leuk.
Tegelijkertijd wordt ik gegrepen door de energie van het eksterkoppel dat nu op een meter of 15 van mijn huis een nest aan het bouwen is. De bladerloze bomen zorgen ervoor dat ik vooraan zit en het nest elk moment kan volgen. Dan borrelt elke keer weer dat mooie en eerste zinnetje van de Nederlandse literatuur omhoog in mijn gedachten. Een beter uitzicht kun je niet wensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten