De beste wijzen zijn de wijsgeren die je een spiegel voorhouden. Zo lees ik geïnspireerd op het bijzondere concert in Naarden Het labyrint der wereld en het paradijs des harten van Jan Amos Comenius.
In het tiende hoofdstuk onderzoekt de verteller de stand van de geleerden. Hij ontdekt dat mensen hun getuigschriften niet met hun verstand, maar met hun portemonnee halen.
Na een beschrijving van de bibliotheek, waarbij de geleerden de boeken opeten. De boeken smaken zuur maar de bittere smaak gaat over in een zoete volgens de dikke geleerde die hij spreekt.
Ook treft de verteller geleerden aan die boeken meenemen om ze in de kast te zetten. Ze voorzien de boeken van mooi foedralen en beschilderen ze soms met zilver of goud.
Vervolgens plaatsen zij ze op rijen in de kast, namen ze er echter spoedig daarop weer uit om ze nog eens te bekijken en daarna wederom op hun plaats te zetten. Terwijl zij deze handeling meer dan eens herhaalden, gingen zij nu eens dichtbij, dan weer op een afstand staan en wezen elkaar vol trots hoe mooi die boeken er van buiten uitzagen. (72) |
De verteller vraagt aan zijn begeleider Verblinding met wat voor een ‘kinderachtige beuzelingen’ deze lieden zich bezighouden. Volgens Verblinding is het heerlijk een mooie bibliotheek te bezitten. Mensen die een bibliotheek bezitten, vallen volgens hem ook onder de geleerden.
Dan maakt de verteller een rake opmerking:
Evenals iemand die een groot aantal hamers en tangen heeft, maar niet weet hoe deze te hanteren tot de smeden wordt gerekend, dacht ik. (73) |
Misschien dat meespeelt dat de bibliotheek van Comenius inclusief manuscripten twee jaar eerder is verbrand. Aan de andere kant wijst hij wel met de vinger op de zere plek: het bezit van boeken zegt niet dat je wat erin staat bezit.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten