‘Papa moet nog even iets halen’, zegt de vader tegen zijn zoontje. Het kereltje draagt een baseball-petje. De pet staat dwars op zijn hoofd. Hij wacht in de rij bij de informatiebalie op zijn beurt. Het jochie trekt aan zijn shirt. ‘Nee, nu even niet.’ Het is zijn beurt.
‘Mag ik van u de Camera Obscura?’ vraagt hij aan de bibliotheekmedewerkster. Ze kijkt hem verbaasd aan. ‘De Camera Obscura?’ Ze spreekt het laatste woord uit alsof het iets obscuurs is. Het zoontje trekt weer aan het shirt. ‘Nu even niet’, herhaalt vader.
De medewerkster kijkt hem nog altijd verbaasd aan. ‘Ik bedoel dat gratis boekje dat je deze week kunt krijgen.’ ‘O, de Donkere kamer van Damokles’, zegt ze. ‘Ja, dat boek.’ ‘Dan moet u dit briefje even invullen.’ Hij vult het in. ‘Wilt u een groene of een rode?’ vraagt ze. Hij kiest de rode. ‘Wie dit leest is fout’, zegt de bladwijzer die uit het boek steekt.
‘U kunt ook een foto maken hier tegenover. Dat is zo’n ouderwetse fotokamer.’ Ze wijst naar de gordijnen die er hangen. Het vormt een heuse donkere kamer, een camera obscura. ‘Een donkere kamer’, zegt de man. ‘Inderdaad’, antwoordt de vrouw. Ze glimlacht.
Het jochie trekt alweer aan het shirt. ‘Kom’, zegt vader. Ze gaan de obscure kamer in. Een licht flitst op. Ze staan op de foto.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten