18 december 2012

De herberg met het hoefijzer

image
De herberg met het Hoefijzer heb ik eindelijk gelezen

Zeg De herberg met het hoefijzer en je zegt: A. den Doolaard. De helft van mijn Mavo-klas las dit boekje. Omdat het zo dun is, gaven ze als reden op. Voor mij was dat een reden het boek juist niet te lezen. Als 15-jarige jongen hield ik meer van andere verhalen.

De angst om veel te moeten lezen, was misschien de reden te kiezen voor dit boekje. Een dik boek kun je veel sneller uithebben dan een dun boekje, was voor mij de reden. Daarom las ik veel liever de historische verhalen van Thea Beckman, die je ook op je lijst mocht zetten.

Ander oordeel
Mijn oordeel over A. den Doolaard veranderde toen ik aan mijn studie Nederlands begon. Op het introductieweekend in Hoorn was een boekenmarkt. We kochten er allemaal boeken. Ik had weinig geld op zak en vond bij een kraam omnibussen van A. den Doolaard, Piet Bakker en Anton Coolen.

Dat moesten we gaan lezen, zei ik opstandig als ik was. ‘Niks Reve, Hermans en Mulisch. De echte grote drie liggen hier’, zei ik die avond. Op de achtergrond klonk de Walrus-men van The Beatles. ‘Piet Bakker, Den Doolaard en Anton Coolen.

Dat zijn de grote schrijvers van de Nederlandse letterkunde.’Bij terugkeer op de campus, had ik het imago een Piet Bakker-liefhebber te zijn. Gestimuleerd door die beeldvorming, gaf ik een Piet-Bakker-lezing – geen idee waar die over ging – en liep met de rode omnibus onder mijn oksels. De hoogleraren gniffelden bij deze verhalen.

Natuurlijk las ik niks van deze jongens. De omnibussen belandden na een paar jaar in een doos. Die doos heb ik later op de boekenmarkt in Almelo uitverkocht. Dezelfde boeken die ik verworven had in Hoorn gingen nu voor een euro per stuk van de hand. En ze kochten ze.

Zwerven
Bij het zwerven door al die kringloopwinkels stuit ik steevast op de boeken van A. den Doolaard. Hij vormt samen met namen als Jan den Hartog en Herman de Man de vergeten schrijvers van voor de oorlog. Ze zijn grif gelezen en het zijn echte verhalenvertellers. Zo vulde mijn bibliotheek zich langzaam weer met deze boeken. In de loop van de jaren heb ik een aardig oeuvre van de veelgelezen A. den Doolaard verworven.

Gestimuleerd door de biografie van Hans Odink besloot ik eens een boek van Den Doolaard in de hand te nemen. Het werd De herberg met het hoefijzer. Het boek dat iedereen op de Mavo las en niemand begreep. Want waar ging het boek over? Ik vroeg het aan de medescholieren. Ze zeiden alleen dat het helemaal niet over de herberg ging, maar over een jongen. Daarna mompelden ze vanalles over moord en doodslag.

Waar gaat het over?
Ik heb het boek nu zelf gelezen. Benieuwd naar waar het verhaal eigenlijk over gaat. In De herberg met het hoefijzer krijgt geoloog Erwin Raine de opdracht op zoek te gaan naar koperlagen in Albanie. Hij komt aan in de stad Scutari. Het grote hotel zit vol en hij komt terecht in het idyllische Grand Hotel London. Dit hotel heet ook wel ‘De herberg met het hoefijzer’. Aan de deurstijl hangt een hoefijzer. De beramers van een Albanese opstand hebben dat hier opgehangen, na het slagen van de aanslag.

Raine laat zich helpen door de jongen Leonard. Hij is nog maar net hulpje in het hotel. Ze raken aan de praat en Raine vraagt of hij mee wil de bergen intrekken. Dat vindt de jongen prima. Als Raine die avond terugkeert van een lange wandeling en een diepe dronk, is zijn pistool gestolen en de jongen verdwenen.

Daarna trekt Raine de bergen in op zoek naar de koperlagen. Onderweg hoort hij van zijn gids over de eerwraak. Een jongen heeft de minnaar van zijn schoonzus neergeschoten. Na wat doorvragen hoort hij dat het Leonard is. Als hij in het dorpje Teth arriveert raakt hij in gesprek met de pastoor. Dit is een saai gedeelte van de novelle.

Brug tussen westen en Malissoren
De pastoor is de brug tussen het westen en de ‘wilde’ Malissoren in Albanie. De afloop van het verhaal is voorspelbaar. De waarde van het boek ligt niet in het verhaal. Een film bereikt dezelfde graad van spanning. De kracht vormt de beschrijving van de Albanese natuur. Het ongerepte berglandschap dat ondanks het gewelddadige verhaal, paradijselijk aandoet.

Zij liepen kniediep door de halfgemaaide wei. Ondanks het vroege uur geurde de bodem zwaar. Uit het liggende gras kwam de heftige geur van vertrapte bloemen. Twee zwaluwen scheerden laag over het vlakke gedeelte van de beek. Kleine wolken balden zich samen boven de kartelingen van de bergrug. Zij waren vanuti de verte waar zij liepen niet groter dan een vuist. (56)

Dat maakt het verhaal zeker tot de moeite van het lezen waard. De moeizame dialogen en trage ontwikkelingen in het verhaal, neem je dan graag voor lief. Toch geloof ik niet dat je een zestienjarige niet-lezer op de Mavo een groot plezier doet met dit boek. Het is dun, maar de bloedwraak in combinatie met de indrukwekkende natuurbeschrijvingen maken het tot een boek voor volwassenen. Al weet ook ik wel dat op televisie heel wat heftigers te zien is.

Geen opmerkingen: