Dan schijnt de zon heerlijk en trek je in de achtertuin. Ik haal de kussens uit de schuur en leg ze op het houten bankje helemaal achterin de tuin. Lekker in de zon ga ik zitten. Een kop koffie erbij. De merels fluiten het riedeltje van de buurt. Een paar tuinen verder zitten buren met elkaar te kletsen. Dat hij zoveel leest als ze op vakantie zijn. ‘Wat moet ik anders’, verzucht hij luid.
Voor de tweede keer heeft Saartje de drijvende kikker uit de kikkerpoel gehaald. Hij ligt demonstratief op de tegels. Ik pak hem op en laat hem in de poel drijven. Ik zie hoe het onkruid opnieuw opgekomen is na de regenachtige dagen van laatst. Goedmoedig trek ik het er weer uit. De wortels gaan dit keer erg makkelijk mee. Misschien gaan we het toch winnen.
De pioenroos heeft inderdaad knoppen. Zou het dit jaar eindelijk lukken? De geurende sering staat prachtig in bloei. En de achterliggende rododendron heeft volle knoppen die elk moment kunnen uitkomen. Het roosje dat ik vorig jaar plantte, komt nog niet echt los. De enorme bessenstruik tegen de poort aan, zit barstensvol bessen. De merels hebben een deel opgevreten, maar er lijkt genoeg over om te rijpen.
Het laatste straaltje middagzon beschijnt het achterste hoekje van de tuin. Precies op het bankje. En ik voel me even heel gelukkig. Hier heb ik op gewacht. En ik zie en voel het ook. Wat een rijkdom op die paar vierkante meter grond. Opgegroeid met de vreze Gods, weet ik dat alles van waarde weerloos is. Daarom probeer ik er nog ietsje genieten bij te doen. Alsof dit nog niet genoeg is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten