Een slungelige jongen komt de bestelling halen voor de familie. Hij noemt de familienaam. ‘Drie keer een tijger’, zegt hij erbij. Het winkelmeisje dat hem helpt, kijkt naar haar oudere collega. ‘Is het voor Debora?’ vraagt ze tegn de donkere zonnebrilglazen. De jongen knikt. ‘Mijn moeder heet Debora’, antwoordt hij. ‘Kijk, dat weet ik dan weer, maar die achternaam ken ik niet onthouden.’
Het meisje snijdt het brood en de oudere winkeldame helpt afrekenen. ‘Heb je er misschien een stuiver bij?’ vraagt de winkeldame. Ze kijkt over haar leesbril naar de jongen. Hij kijkt haar verbaasd aan. ‘Een wat?’ ‘Een stuiver’, herhaalt ze en kijkt hem nog eens goed aan. ‘Dat is 5 cent, maar jullie kennen de stuiver zeker niet.’ ‘Nee’, reageert het winkelmeisje. ‘Wij zijn van de euro en niet van die andere munt.’
‘Sorry’, zegt de oudere winkeldame. ‘Ik word ouder, dan reken je nog in guldens en vraag je om een stuiver of een dubbeltje. Of een kwartje.’ De jongen kijkt nog altijd verbaasd naar de benamingen. ‘Maar zo lang is het toch niet geleden? Wacht eens.’ Ze slaat aan het rekenen. ‘Het was 2002 toen de euro kregen. Maar jij bent toch veel ouder?’ ‘Ik ben 16’, zegt de jongen.
Ze vertelt verder over de gulden. Mijn brood wordt gesneden. ‘Ook had je vroeger een munt voor 2,50 gulden. Tjonge, hoe heet dat ding ook alweer.’ ‘Rijksdaalder’, zeg ik. ‘Ja, een rijksdaalder’, bevestigt ze. Ze knikt en kijkt me snel aan. Even denken we aan die grote munt van 2,50 gulden. De munt die er al bijna 12,5 jaar niet meer is. ‘Dat wordt dan 7 euro 55’, zegt ze. Ik geef haar er keurig een stuiver bij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten