Tegenover mij in de trein zit een man met een rugzak naast zich op de bank. Hij heeft zijn jas uitgespreid over de rugzak. De zomerjas van katoen oogt robuust en zomers. Bovenop de rugzak ligt zijn hoed, een model van leer dat cowboys dragen. De man eet een appel, zijn benen gekruisd. De ribbroek en het zonnig overhemd, tegen het kale hoofd en de bril maken hem tot een jeugdige senior.
Een volkskrantje ligt opengevouwen op zijn schoot. De rugzak stat hinderlijk op de bank. Het deel waar de heupen op rusten wijst eigenzinnig vooruit. De tas meet dezelfde houding aan als zijn eigenaar. Ik heb hier recht op, dus zit ik zo. Ik ben al een paar keer verstrikt geraakt met mijn voeten in het klikmechanisme van de tas.
Dan komt de conducteur langs om de plaatsbewijzen te controleren. Hij komt bij ons bankje, draait zich om het bankje aan de andere kant te controleren. Dan keert hij om en schiet de rugzak aan. ‘Ik dacht even dat daar iemand zat’, zegt hij glimlachend. De senior glimlacht terug en zegt: ‘Het is mijn hoed.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten