Mijn schoonmoeder had een hekel aan lezen. Er stonden een paar boeken in een kastje, maar dat was meer voor de vorm. De exemplaren die er lagen, hadden allemaal dezelfde kleur en waren van ongeveer gelijke dikte.
Lezen vond ze zonde van de tijd. Eigenlijk was ze gek op lezen. Ze deed alsof ze een hekel had aan lezen. Dat zat zo: als ze aan een boek begon, dan kon ze dat niet wegleggen en moest het uitlezen. De spanning van het verhaal nam haar mee. Ze las net zo lang door tot het boek uit was.
Dan bleef de was onaangeroerd, kon ze geen eten koken of bleef het stof op de vensterbank liggen. Dat kon niet. Die dingen waar belangrijker dan zo’n rotboek. Daarom had ze een hekel aan lezen. Omdat het zo ontzettend leuk was.
In de laatste weken van haar leven las ze weer. Ze leende Dagboek van een herdershond van haar dochter en verslond het ene na het andere spannende boek. Toen mocht het weer. Het schoonmaken ging niet meer en het wachten was op de dood.
Ze wisselde het lezen af met een legpuzzel. Niet zo spannend, maar bijna net zo’n aantrekkelijk tijdverdrijf als je niet veel meer kunt. En natuurlijk schreef ze in het omaboek voor haar kleindochter. Zo liet ze een boek na voor haar kleindochter om te lezen.
#50books
Deze blog is mijn derde reactie op vraag 16 van Petepels #50books. Elke zondag lanceert Peter Pellenaars een vraag over boeken op zijn blog.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten