Bij het openslaan van het boek valt het mij direct op. Het zinnetje dat ik al een tijdje niet meer gezien heb. De zin waarmee schrijvers zich proberen te ontworstelen aan de werkelijkheid:
Alles in dit boek is verzonnen. Iedere gelijkenis of overeenkomst met bepaalde personen berust op louter toeval. En anders maar niet. |
De werkelijkheid die overal in de roman IJstijd van Maartje Wortel zit: de studentenflats op Uilenstede, Hotel Arena, de schrijver Chuck Palahniuk, restaurant Pompstation, Leonard Cohen en Bob Dylan. Allemaal referenties naar diezelfde werkelijkheid. De werkelijkheid waarbinnen het verzonnen verhaal zich afspeelt.
Het spel tussen verzonnen en niet verzonnen gaat het verhaal in. Nog voor ik een woord van het eigenlijke boek gelezen heb, ben ik al een bepaalde richting opgeduwd. Een richting die mij niet zint.
Alsof ze daarmee haar eigen verhaal wil bezweren. Aan het eind van het verhaal vertelt hoofdpersoon James Dillard wat volgens de redacteur van zijn uitgeverij Monica een goed verhaal is.
Ze heeft gezegd dat een schrijver niet moet opschrijven wat hij zelf wil, maar wat de mensen willen, en de mensen willen de waarheid. Met de waarheid bedoelt ze: waargebeurde verhalen. (234) |
Het benadrukken dat deze roman verzonnen is, moet het tot een ‘serieus’ verhaal maken. En zo vermengt de werkelijkheid zich weer heerlijk met de fictie.
Een perfecte dag voor literatuur
Dit is mijn bijdrage over Maartje Wortels roman IJstijd bij Een perfecte dag voor literatuur van notjustanybook.nl. Lees de bijdragen van anderen in de reacties.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten