Het essay is voor mij altijd overgekomen als een manifest en veel minder als een analyse. Toch heeft het stuk veel van een romananalyse in zich. Anbeek heeft een tijdje in Amerika lesgegeven op de Universiteit van Californië in Los Angeles. Hij vraagt zich af waarom de studenten met zoveel tegenzin Nederlandse romans lezen. Dat begint met het verdiepen in enkele Amerikaanse romans uit die periode.
Daarom vergelijkt hij de recente Amerikaanse romans The World According to Garp (1978) van John Irving, Good as Gold (1979) van Joseph Heller en Jailbird (1979) van Kurt Vonnegut met Een vlucht regenwulpen (1978) van Maarten 't Hart en Opwaaiende zomerjurken (1979) van Oek de Jong uit Nederland. Boeken die in de ontstaanstijd van het essay erg werden gewaardeerd in Nederland. Beide boeken verkochten erg goed en werden door het Nederlandse publiek zeer gewaardeerd.
Zo erg als het Nederlandse publiek de Nederlands schrijvers waardeerde, zo weinig enthousiast waren de Amerikaanse studenten. Als ambassadeur van de Nederlandse literatuur, was het een beetje beschamend voor Anbeek. Maar hij concludeert dat de studenten eigenlijk gelijk hebben. In de Nederlandse boeken heerst weinig maatschappelijk engagement en veel navelstaarderij.
Het polderlandschap vervult een belangrijke rol, maar dit staat allemaal ten dienste van de persoonlijk besognes van de hoofdpersonen. 't Hart is erg bezig met het feit dat de hoofdpersoon pas een meisje mee uit durft te vragen na zijn 30e. Oek de Jong verdwaalt onder de opwaaiende jurken van zijn moeder. Of zoals Anbeek het noemt: 'een romanfiguur probeert een persoonlijke ordening te scheppen buiten de actualiteit om.' Beide romanfiguren staan volgens Anbeek 'welbewust in de marge van de maatschappij, of liever: het leven'. De romanfiguren willen niet gestoord worden door het rumoer van de actualiteit.
Nee, dan Amerika. Daar is het een en al actueel rumoer. Daar komen maatschappelijke onderwerpen aan de orde als geweld, onrechtvaardigheid en incompetente machthebbbers. Stevige onderwerpen die in een absurde sfeer worden gezet en daarmee des te aangrijpender op de lezer overkomen. Anbeek verbaast zich erover dat er zo weinig van de actualiteit in de Nederlandse roman terechtkomt. Het is 1981 als hij dit schrijft:
[T]och kan een kind nu zien dat Nederland moeilijke tijden tegemoet gaat: de komst van de Turkse gastarbeiders en de Surinaamse rijksgenoten heeft ons nu wel voorgoed de illusie ontnomen dat wij een volk zijn zonder rascistische vooroordelen of vreemdelingenhaat [...]. Maar het lijkt of van al die spanningen niets in de Nederlandse roman terechtkomt. |
Na de publicatie van dit essay is er veel veranderd in de Nederlandse letterkunde. Het rumoer is gekomen met nieuwe auteurs als Joost Zwagerman, Ronald Giphart en Arnon Grunberg. Marokkaanse schrijvers als Abdelkader Benali en Hafid Bouazza. Maar misschien is het accepteren van het rumoer door critici nog van veel grotere waarde geweest. Al blijf ik van mening dat de Amerikaanse literatuur een veel absurdere weg is ingeslagen met boeken als American Psycho ((1991) van Bret Easton Ellis. Daar steken boeken als Tirza of Onze oom van Arnon Grunberg toch wat magertjes tegen af.
Het integreren van internet, moderne media in romans, blijft naar mijn oordeel nog flink achter in Nederlandse romans. Mobieltjes spelen dan bijvoorbeeld wel een rol in Christiaan Weijts Art. 285b, een heuse chatsessie of flinke twitterdiscussie blijft nog achterwege in de Nederlandse letteren. Ook hier lopen de Amerikanen vooraan, al heb ik de echte online vervanging van de roman of het gedicht nog niet gevonden. Zelfs niet in Amerika.
Misschien is het tijd voor een nieuw manifest voor meer actualiteit in romans?
1 opmerking:
Hé, maar een heuse chatsessie tref je bij mijn debuut al aan, daarvoor hoef je niet naar Amerika. Kijk maar eens op pagina 141 en verder.
Groeten, Chrisiaan
Een reactie posten